Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2013/36/EU betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG
Artikel 160 Overgangsbepalingen voor kapitaalbuffers
Geldend
Geldend vanaf 17-07-2013
- Bronpublicatie:
26-06-2013, PbEU 2013, L 176 (uitgifte: 27-06-2013, regelingnummer: 2013/36/EU)
- Inwerkingtreding
17-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-06-2013, PbEU 2013, L 176 (uitgifte: 27-06-2013, regelingnummer: 2013/36/EU)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Dit artikel wijzigt de vereisten van de artikelen 129 en 130 gedurende een overgangsperiode die loopt van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2018.
2.
Voor de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016:
- a)
is de kapitaalconserveringsbuffer samengesteld uit tier 1-kernkapitaal gelijk aan 0,625 % van het totaal van de risicogewogen posten van de instelling berekend overeenkomstig artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013;
- b)
bedraagt de instellingsspecifieke contracyclische kapitaalbuffer niet meer dan 0,625 % van dat totaal, met als gevolg dat het gecombineerde buffervereiste ligt tussen 0,625 % en 1,25 % van het totaal van de risicogewogen posten van de instelling.
3.
Voor de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017:
- a)
is de kapitaalconserveringsbuffer samengesteld uit tier 1-kernkapitaal gelijk aan 1,25 % van het totaal van de risicogewogen posten van de instelling berekend overeenkomstig artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013;
- b)
bedraagt de instellingsspecifieke contracyclische kapitaalbuffer niet meer dan 1,25 % van het totaal van de risicogewogen posten van de instelling berekend overeenkomstig artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013.
4.
Voor de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018:
- a)
is de kapitaalconserveringsbuffer samengesteld uit tier 1-kernkapitaal gelijk aan 1,875 % van het totaal van de risicogewogen posten van de instelling berekend overeenkomstig artikel 87, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013;
- b)
bedraagt de instellingsspecifieke contracyclische kapitaalbuffer niet meer dan 1,875 % van het totaal van de risicogewogen posten van de instelling berekend overeenkomstig artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013.
5.
Het vereiste dat een kapitaalconserveringsplan wordt opgesteld en de in artikelen 141 en 142 bedoelde beperkingen op uitkeringen zijn van toepassing tijdens de overgangsperiode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2018 ingeval instellingen niet voldoen aan het gecombineerde buffervereiste, met inachtneming van de in de leden 2, 3 en 4 van dit artikel vastgestelde vereisten.
6.
De lidstaten kunnen een kortere overgangsperiode opleggen dan die welke in de leden 1 tot en met 4 is gespecificeerd, en zodoende de kapitaalconserveringsbuffer en de contracyclische kapitaalbuffer toepassen vanaf 31 december 2013. Indien een lidstaat een kortere overgangsperiode oplegt, brengt hij dienovereenkomstig zijn besluit ter kennis van de relevante partijen, met inbegrip van de Commissie, het ESRB, de EBA en het relevante college van toezichthouders. Die kortere overgangsperiode kan door andere lidstaten worden erkend. Indien een andere lidstaat deze kortere overgangsperiode erkent, stelt hij de Commissie, het ESRB, de EBA en het relevante college van toezichthouders daarvan in kennis.
7.
Indien een lidstaat een kortere overgangsperiode voor de contracyclische kapitaalbuffer oplegt, geldt de kortere periode alleen voor de berekening van de instellingsspecifieke contracyclische kapitaalbuffer door instellingen waaraan vergunning is verleend in de lidstaat waarvoor de aangewezen autoriteit verantwoordelijk is.