Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen
Artikel 8 [Verwijzen naar andere Verdragsluitende Staat]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2002
- Bronpublicatie:
19-10-1996, Trb. 1997, 299 (uitgifte: 01-12-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-03-2003, Trb. 2003, 35 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
1.
Bij wijze van uitzondering kan de autoriteit van een Verdragsluitende Staat die ingevolge artikel 5 of 6 bevoegd is, indien zij van oordeel is dat de autoriteit van een andere Verdragsluitende Staat in een bepaald geval beter in staat is het belang van het kind te beoordelen,
- —
hetzij die andere autoriteit, rechtstreeks of door tussenkomst van de Centrale Autoriteit van die Staat, verzoeken de bevoegdheid te aanvaarden om de door haar noodzakelijk geachte beschermende maatregelen te nemen,
- —
hetzij de zaak aanhouden en de partijen uitnodigen een daartoe strekkend verzoek te richten aan de autoriteit van die andere Staat.
2.
De Verdragsluitende Staten wier autoriteiten kunnen worden aangezocht of geadieerd op de in het vorige lid bedoelde wijze, zijn:
- a.
een Staat waarvan het kind de nationaliteit bezit;
- b.
een Staat waar vermogen van het kind is gelegen;
- c.
een Staat bij welks autoriteiten een verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed van de ouders van het kind of tot nietigverklaring van hun huwelijk aanhangig is;
- d.
een Staat waarmee het kind een nauwe band heeft.
3.
De betrokken autoriteiten kunnen met elkaar in overleg treden.