Einde inhoudsopgave
Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen
Artikel 3b [Particuliere inrichtingen]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
05-11-2014, Stb. 2014, 442 (uitgifte: 21-11-2014, kamerstukken: 33983)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-11-2014, Stb. 2014, 443 (uitgifte: 21-11-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Penitentiair recht / Justitiële jeugdinrichtingen
1.
Particuliere inrichtingen zijn in de Europese Economische Ruimte gevestigde rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid tot wierdoelstelling opvang en behandeling van jeugdigen als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, behoren en die daartoe door Onze Minister zijn aangewezen.
2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de aanwijzing als particuliere inrichting en de daaraan te verbinden voorwaarden, alsmede omtrent het verstrekken van subsidie. Hetgeen bij en krachtens de artikelen 4.1.1, tweede lid, eerste volzin, juncto 4.1.5, eerste lid, van de Jeugdwet is bepaald ten aanzien van jeugdhulpaanbieders, is voor wat betreft de verantwoordelijkheidstoedeling van overeenkomstige toepassing op particuliere inrichtingen.
3.
Het beheer van een particuliere inrichting berust bij de directeur, die door het bestuur benoemd wordt. De directeur van een particuliere inrichting wijst met machtiging van het bestuur een of meer personen als zijn vervanger aan.