Einde inhoudsopgave
Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies
Artikel 4.5.2 Subsidieaanvraag
Geldend
Geldend van 17-02-2021 tot 31-12-2024
- Redactionele toelichting
Dit artikel is opnieuw ingevoegd. Art. 4.5.2 (oud) vervallen.
- Bronpublicatie:
12-02-2021, Stcrt. 2021, 7759 (uitgifte: 16-02-2021, regelingnummer: WJZ/20162286,)
- Inwerkingtreding
17-02-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-02-2021, Stcrt. 2021, 7759 (uitgifte: 16-02-2021, regelingnummer: WJZ/20162286,)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
De minister verstrekt op aanvraag subsidie voor het uitvoeren van een project dat bestaat uit:
- a.
het formuleren van een plan voor het bereiken van toekomstbestendige landbouw overeenkomstig de in artikel 4.5.9, eerste lid, gestelde voorschriften;
- b.
de uitvoering van proefprojecten ter uitvoering van het plan;
- c.
monitoring van en gegevensverzameling over de uitvoering en opbrengsten van de proefprojecten.
2.
Het proefproject bestaat uit het uitproberen van nieuwe maatregelen, en het onderzoeken van de effecten van die maatregelen:
- a.
gericht op het nieuwe GLB, waarbij in regionaal of sectoraal verband ten minste een agrarisch collectief betrokken is en waarbij het project bijdraagt aan:
- 1°
het streven dat de GLB-steun eenvoudiger wordt en prestaties levert;
- 2°
het vergroten van draagvlak in het gebied of de sector waar het project op is gericht; of
- 3°
het uitproberen van nieuwe samenwerkingsvormen tussen de partijen die betrokken zijn bij de uitvoering van het project.
- b.
gericht op reductie van CO2-emissie in veenweidegebieden; of
- c.
gericht op het nieuwe GLB en het sluiten van kringlopen, in het bijzonder maatregelen waarbij het project bijdraagt aan:
- 1°
meer duurzaam beheer van de landbouwbodems en koolstofvastlegging in de landbouwbodems;
- 2°
geen of minder intensieve vruchtwisseling per perceel (inclusief mengteelt, opvolging van uitspoelingsgevoelige gewassen door diepwortelende of niet-uitspoelingsgevoelige gewassen en strokenteelt), bij voorkeur plaatsvindend op zand- of lössgrond;
- 3°
grondwaterbeschermingsgebieden waar vergoedingen gelden voor gebiedsspecifieke nadelen als gevolg van bepaalde vereisten voortvloeiend uit de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water;
- 4°
het sluiten van kringlopen in samenwerkingsverbanden tussen veehouder en akkerbouwer op niveau van percelen, bedrijven en regio’s binnen en buiten deze samenwerking; of
- 5°
het uitproberen van nieuwe beloningsvormen door samenwerking tussen overheden, marktpartijen of maatschappelijke groepering.
3.
Onverminderd artikel 2.9, vierde lid, bevat het projectplan een omschrijving van:
- a.
de beoogde producten en activiteiten, bedoeld in bijlage 4, onderdeel A, kolom 1, overeenkomstig de in kolom 2 opgenomen beschrijving;
- b.
de mogelijke risico’s en randvoorwaarden;
- c.
de mogelijke negatieve omgevingseffecten.