Overeenkomst betreffende het douane- en belastingregime voor gasolie, die in de Rijnvaart als boordvoorraad wordt verbruikt
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 28-01-1954
- Bronpublicatie:
16-05-1952, Trb. 1954, 7 (uitgifte: 26-01-1954, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
28-01-1954
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-05-1952, Trb. 1954, 7 (uitgifte: 26-01-1954, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
De Rijnoeverstaten en België zullen geen douanerechten noch andere belastingen heffen op gasolie, welke op normale wijze wordt verbruikt aan boord van vaartuigen, die de Rijn en zijn nevenrivieren of de wateren, welke bedoeld zijn in artikel 2 van de Akte van Mannheim, bevaren.
Deze vrijstelling is van toepassing:
- a)
op gasolie, welke als boordvoorraad aan boord van deze schepen lang de Rijn wordt ingevoerd;
- b)
op gasolie, betrokken uit goedgekeurde opslagplaatsen, welke door invoer uit het buitenland onder douaneverband zijn bevoorraad;
- c)
op gasolie, afkomstig van binnenlandse raffinaderijen en betrokken uit goedgekeurde opslagplaatsen, met dien verstande, dat in dat geval de overeenkomstsluitende Staten zich niet verbinden de gasolie vrij te stellen van de belastingen, waaraan in beginsel alle goederen en diensten in het binnenland onderworpen zijn.
België zal door deze overeenkomst gebonden zijn voor wat betreft de Schelde tot Antwerpen en het Kanaal Terneuzen tot Gent.
De wijze waarop de controle op het verbruik van gasolie aan boord van de vaartuigen wordt uitgeoefend en de voorwaarden voor het betrekken van die gasolie uit goedgekeurde opslagplaatsen, zijn onderworpen aan de in elke Staat geldende voorschriften, zonder onderscheid van vlag.