Einde inhoudsopgave
Wijzigingswet Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (invoering aftrekverbod aankoopkosten deelneming)
Artikel II
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2005
- Bronpublicatie:
04-11-2004, Stb. 2004, 581 (uitgifte: 18-11-2004, kamerstukken: 29381)
- Inwerkingtreding
01-02-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-11-2004, Stb. 2004, 581 (uitgifte: 18-11-2004, kamerstukken: 29381)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting (V)
1.
Indien een belastingplichtige vóór 1 januari 2000 een deelneming heeft verworven en de aanslag vennootschapsbelasting of de beschikking bedoeld in artikel 20b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 over het jaar van de verwerving van de deelneming bij de inwerkingtreding van deze wet nog niet onherroepelijk vaststaat, komen de kosten ter zake van de verwerving van die deelneming in dat jaar en de daaropvolgende jaren bij de bepaling van de winst niet in aftrek, behoudens voor zover de aftrek voortvloeit uit de toepassing van artikel 13ca of 13d van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. De eerste volzin is niet van toepassing voor zover de belastingplichtige op of vóór 13 december 2002 in de aangifte over het jaar van de verwerving of in een bezwaar- of beroepschrift met betrekking tot dat jaar al aanspraak had gemaakt op aftrek van die kosten; alsdan komen de kosten slechts in aftrek in het jaar waarin de deelneming wordt vervreemd aan een niet met hem verbonden lichaam of een niet met hem verbonden natuurlijk persoon, een en ander als bedoeld in artikel 10a, vierde lid of vijfde lid, onderdeel a, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, behoudens voor zover de aftrek voortvloeit uit de toepassing van artikel 13ca of 13d van die wet.
2.
Ingeval kosten ter zake van de verwerving van een deelneming, gemaakt na 13 december 2002 bij de bepaling van de winst in aftrek zijn gebracht en de aanslag vennootschapsbelasting of de beschikking bedoeld in artikel 20b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 over het jaar waarin dit is gebeurd bij de inwerkingtreding van deze wet reeds onherroepelijk vaststaat, wordt de winst van het eerstvolgende jaar waarover die aanslag of beschikking nog niet onherroepelijk vaststaat, verhoogd met de in aftrek gebrachte kosten.
3.
Indien een belastingplichtige kosten ter zake van de verwerving van een deelneming in enig jaar heeft geactiveerd als onderdeel van de kostprijs van die deelneming, terwijl de aanslag of de beschikking bedoeld in artikel 20b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 over dat jaar reeds onherroepelijk vaststaat, komen deze kosten niet bij de bepaling van de winst in een later jaar alsnog in aftrek, behoudens voor zover de aftrek voortvloeit uit de toepassing van artikel 13ca of 13d van die wet.
4.
Het voor een in het eerste lid of tweede lid bedoelde deelneming opgeofferde bedrag wordt verhoogd met het bedrag dat op grond van het tweede lid tot de winst wordt gerekend.