Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1042/2013 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 (plaats van een dienst)
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 15-11-2013
- Bronpublicatie:
07-10-2013, PbEU 2013, L 284 (uitgifte: 26-10-2013, regelingnummer: 1042/2013)
- Inwerkingtreding
15-11-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-10-2013, PbEU 2013, L 284 (uitgifte: 26-10-2013, regelingnummer: 1042/2013)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Omzetbelasting / Plaats van levering en dienst
Europees belastingrecht (V)
Verordening van de Raad van 7 oktober 2013 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de plaats van een dienst
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 1., en met name artikel 397,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Krachtens Richtlijn 2006/112/EG moeten vanaf 1 januari 2015 alle telecommunicatiediensten, radio- en televisie-omroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten die voor een niet-belastingplichtige worden verricht, worden belast in de lidstaat waar de afnemer gevestigd is of waar hij zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, ongeacht de plaats waar de belastingplichtige die deze diensten verricht, is gevestigd. De meeste andere diensten die voor een niet-belastingplichtige worden verricht, blijven nog altijd belast in de lidstaat waar de dienstverrichter gevestigd is.
- (2)
Teneinde te bepalen welke diensten moeten worden belast in de lidstaat van de afnemer, is het van wezenlijk belang telecommunicatiediensten, radio- en televisie- omroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten te definieren. Meer bepaald dient het begrip radio- en televisieomroepdiensten (hierna `omroepdiensten?) te worden verduidelijkt aan de hand van de definities die zijn vastgesteld in Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad (2).
- (3)
Ter verduidelijking is in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad (3) een lijst van verrichtingen opgenomen die als langs elektronische weg verrichte diensten zijn aan te merken; deze lijst is evenwel niet volledig. De lijst dient te worden bijgewerkt en voor telecommunicatiediensten en omroepdiensten dienen soortgelijke lijsten te worden opgesteld.
- (4)
Er dient te worden gespecificeerd wie de dienstverrichter voor doeleinden van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) is, wanneer langs elektronische weg verrichte diensten of telefoondiensten via het internet worden aangeboden, en voor een afnemer worden verricht via een telecommunicatienetwerk of via een interface of een portaal.
- (5)
Teneinde te garanderen dat de regels betreffende de plaats van verhuur van vervoermiddelen en de plaats van telecommunicatiediensten, omroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten op uniforme wijze worden toegepast, dient te worden gespecificeerd waar een niet-belastingplichtige rechtspersoon moet worden geacht te zijn gevestigd.
- (6)
Teneinde te bepalen wie tot voldoening van de btw op telecommunicatiediensten, omroepdiensten of langs elektronische weg verrichte diensten gehouden is, en ermee rekening houdende dat de plaats van heffing dezelfde is ongeacht of de afnemer al dan niet belastingplichtig is, moet de dienstverrichter de status van een afnemer kunnen vaststellen uitsluitend op basis van de omstandigheid of de afnemer hem zijn btw-identificatienummer meedeelt. Deze status moet overeenkomstig de algemene re- gels worden aangepast als de afnemer zijn nummer naderhand meedeelt. Indien een dergelijke mededeling niet wordt gedaan, moet de dienstverrichter tot voldoening van de btw gehouden blijven.
- (7)
Wanneer een niet-belastingplichtige in meer dan een land gevestigd is of zijn woonplaats in het ene land maar zijn gebruikelijke verblijfplaats in het andere land heeft, moet voorrang worden gegeven aan de plaats die het beste garandeert dat de heffing geschiedt op de plaats van het werkelijke verbruik. Teneinde conflicten tussen de lidstaten over de heffingsbevoegdheid te vermijden, dient de plaats van het werkelijke verbruik te worden gespecificeerd.
- (8)
Er dienen regels te worden vastgesteld om de fiscale behandeling te verduidelijken van de verhuur van vervoer- middelen en van telecommunicatiediensten, omroepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten die worden verricht voor een niet-belastingplichtige wiens plaats van vestiging, woonplaats of gebruikelijke verblijf- plaats in de praktijk niet of niet met zekerheid kan worden vastgesteld. Het is zinvol die regels op vermoedens te baseren.
- (9)
Wanneer er informatie voorhanden is ter bepaling van de feitelijke plaats waar de afnemer is gevestigd of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, moet worden bepaald dat dergelijke informatie het vermoeden kan weerleggen.
- (10)
In bepaalde gevallen waarin de dienst incidenteel is, normaliter voor geringe bedragen wordt verricht en de fysieke aanwezigheid van de afnemer vereist is, zoals het verrichten van telecommunicatiediensten, omroepdiensten of langs elektronische weg verrichte diensten op een wifi-hotspot of in een internetcafe, of normaliter geen aanleiding geeft tot betalingsbewijzen of andere bewijzen van de verrichte dienst, zoals in het geval van telefooncellen, zou het verstrekken en verifieren van bewijsstukken met betrekking tot de plaats van vestiging van de afnemer of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats een onevenredige last meebrengen of tot problemen in verband met gegevensbescherming kunnen leiden.
- (11)
Aangezien de fiscale behandeling van de verhuur van vervoermiddelen en van telecommunicatiediensten, om- roepdiensten en langs elektronische weg verrichte diensten die voor een niet-belastingplichtige worden verricht, afhankelijk is van de plaats waar de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, dient te worden verduidelijkt welk bewijs de dienstverrichter moet hebben voor het bepalen van de plaats van de afnemer, in gevallen waarvoor geen specifieke vermoedens gelden of voor het weerleggen van vermoedens. Daartoe dient een indicatieve, niet-limitatieve lijst van bewijsstukken te worden opgesteld.
- (12)
Teneinde te garanderen dat diensten met betrekking tot onroerende goederen fiscaal op uniforme wijze worden behandeld, moet het begrip onroerend goed worden gedefinieerd. Het rechtstreekse verband dat is vereist opdat een dienst betrekking zou hebben op een onroerend goed, dient te worden gespecificeerd, en een niet-limitatieve lijst met voorbeelden van verrichtingen die zijn aan te merken als diensten met betrekking tot onroerende goederen moet worden opgesteld.
- (13)
Tevens dient de fiscale behandeling te worden verduidelijkt van diensten waarbij werktuigen ter beschikking van de afnemer worden gesteld voor het verrichten van werkzaamheden aan een onroerend goed.
- (14)
Om praktische redenen dient te worden verduidelijkt dat telecommunicatiediensten, omroepdiensten of langs elektronische weg verrichte diensten die door een belastingplichtige in eigen naam worden verricht in samenhang met de verstrekking van accommodatie in het hotelbedrijf of in sectoren met een soortgelijke functie, voor het bepalen van de plaats van de dienst dienen te worden behandeld als zijnde verricht op deze plaatsen.
- (15)
Overeenkomstig Richtlijn 2006/112/EG moet het verlenen van toegang tot culturele, artistieke, sportieve, we- tenschappelijke, onderwijs-, amusements- of soortgelijke evenementen in alle omstandigheden worden belast op de plaats waar het evenement plaatsvindt. Er dient te worden verduidelijkt dat dit ook geldt wanneer toegangsbewijzen voor dergelijke evenementen niet rechtstreeks door de organisator worden verkocht maar via tussenpersonen worden verstrekt.
- (16)
Krachtens Richtlijn 2006/112/EG kan btw verschuldigd worden voor, op het tijdstip van of kort na het verrichten van goederenleveringen of diensten. Ter zake van telecommunicatiediensten, omroepdiensten of langs elektronische weg verrichte diensten die worden verricht gedurende de periode waarin wordt overgeschakeld op de nieuwe regels betreffende de plaats van een dienst, zouden aan de dienst verbonden voorwaarden of verschillen in toepassing tussen lidstaten kunnen leiden tot dubbele heffing of niet-heffing. Om dat te voorkomen en een uniforme toepassing in de lidstaten te waarborgen, dient in overgangsbepalingen te worden voorzien.
- (17)
Voor de toepassing van deze verordening kan het aangewezen zijn dat lidstaten wettelijke maatregelen treffen ter beperking van bepaalde rechten en plichten die zijn vast- gesteld bij Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (4), teneinde een belangrijk economisch en financieel belang van een lidstaat of van de Europese Unie, met inbegrip van monetaire, budgettaire en fiscale aangelegenheden te vrijwaren, voor zover die maatregelen noodzakelijk en evenredig zijn uit het oogpunt van het risico van belastingfraude en belastingontduiking in de lidstaten en uit het oogpunt van de behoefte de juiste inning van de onder deze verordening vallende btw te waarborgen.
- (18)
Het begrip onroerend goed moet worden ingevoerd om te zorgen voor een uniforme fiscale behandeling door de lidstaten van diensten die in verband met een onroerend goed worden verricht. Het invoeren van dat begrip kan aanzienlijke gevolgen hebben voor de wet- en regelgeving en de administratieve praktijken in de lidstaten. Onverminderd de reeds in de lidstaten toegepaste wet- en regelgeving of praktijken moeten die wijzigingen met het oog op een vlotte overgang op een latere datum worden ingevoerd.
- (19)
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.
Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coordinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1).
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 77 van 23.3.2011, blz. 1).
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).