Richtlijn 2002/55/EG betreffende het in de handel brengen van groentezaad
Artikel 41
Geldend vanaf 09-08-2002
- Bronpublicatie:
13-06-2002, PbEG 2002, L 193 (uitgifte: 20-07-2002, regelingnummer: 2002/55/EG)
- Inwerkingtreding
09-08-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2002, PbEG 2002, L 193 (uitgifte: 20-07-2002, regelingnummer: 2002/55/EG)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
De lidstaten zijn erop toe dat degenen die verantwoordelijk zijn voor het aanbrengen van de etiketten betreffende voor verhandeling bestemd standaardzaad:
- a)
hen op de hoogte stellen van aanvang en beëindiging hunner werkzaamheden,
- b)
omtrent alle partijen standaardzaad een boekhouding bijhouden en deze gedurende ten minste drie jaar te hunner beschikking houden,
- c)
gedurende ten minste twee jaar een standaardmonster van zaad dat afkomstig is van rassen waarvoor instandhouding niet geëist wordt, te hunner beschikking houden,
- d)
monsters van iedere voor verhandeling bestemde partij nemen en deze gedurende ten minste twee jaar te hunner beschikking houden.
De onder b) en d) bedoelde verrichtingen geschieden steekproefsgewijs onder officieel toezicht. De in alinea c) bedoelde verplichting is slechts van toepassing op degenen die verantwoordelijk en tevens producent zijn.
2.
De lidstaten dragen er zorg voor dat eenieder die het voornemen heeft melding te maken van een instandhouding op grond van artikel 28, lid 4, dit voornemen kenbaar maakt.