Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Algemene wet inzake rijksbelastingen 1994
Artikel 30
Geldend
Geldend vanaf 11-07-2008
- Bronpublicatie:
04-07-2008, Stcrt. 2008, 130 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: DV2008-00564M)
- Inwerkingtreding
11-07-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-07-2008, Stcrt. 2008, 130 (uitgifte: 01-01-2008, regelingnummer: DV2008-00564M)
- Vakgebied(en)
Invordering / Uitstel van betaling, kwijtschelding en verjaring
Fiscaal bestuursrecht / Aangifte
1.
De inspecteur verleent op verzoek van de belastingplichtige, onderscheidenlijk de inhoudingsplichtige, uitstel van betaling van loonbelasting of omzetbelasting over een tijdvak, indien met betrekking tot dat tijdvak, dan wel een tijdvak dat is geëindigd vóór of tegelijk met dat tijdvak, door die belastingplichtige, onderscheidenlijk die inhoudingsplichtige, een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting is gedaan vanwege het feit dat de verschuldigde omzetbelasting minder beloopt dan de voor aftrek in aanmerking komende omzetbelasting.
Ingeval loonbelasting moet worden betaald over een tijdvak van vier weken dat niet aan het einde van een kalendermaand eindigt, wordt voor de toepassing van de eerste volzin:
- a.
dat tijdvak geacht te zijn geëindigd aan het einde van de kalendermaand waarin het tijdvak is geëindigd;
- b.
het twaalfde tijdvak van het kalenderjaar, in afwijking van onderdeel a, geacht te zijn geëindigd aan het einde van het kalenderjaar.
2.
Uitstel wordt slechts verleend tot het beloop van de teruggaaf omzetbelasting.
3.
Uitstel wordt niet verleend indien:
- a.
de aangifte waarvan uitstel wordt verzocht niet tijdig is gedaan;
- b.
het verzoek niet uiterlijk gelijktijdig met de in onderdeel a bedoelde aangifte is gedaan;
- c.
het verzoek niet mede bevat een machtiging aan de ontvanger om de teruggaaf omzetbelasting aan te wenden voor de betaling op de aangifte waarvan uitstel wordt verzocht; of
- d.
de teruggaaf omzetbelasting op de voet van artikel 24 van de Invorderingswet 1990 kan worden verrekend met onherroepelijk vaststaande belastingaanslagen.
4.
Indien degene die het verzoek om uitstel doet een dochtermaatschappij, onderscheidenlijk een moedermaatschappij is met betrekking tot welke vennootschapsbelasting wordt geheven met toepassing van artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, is het eerste lid eveneens van toepassing indien het verzoek om teruggaaf van omzetbelasting is gedaan door de moedermaatschappij, dan wel door een andere dochtermaatschappij die voor de heffing van vennootschapsbelasting in deze is opgegaan, onderscheidenlijk door een dochtermaatschappij.