Einde inhoudsopgave
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
Artikel 1 [Begripsbepaling]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
06-07-2022, Stb. 2022, 304 (uitgifte: 15-07-2022, kamerstukken: 35764)
12-02-2020, Stb. 2020, 172 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken: 34986)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Bibob
1.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
advies: het advies, bedoeld in artikel 9;
beschikking: een beschikking ter zake van een subsidie, alsmede een beschikking ter zake van een vergunning, toekenning, goedkeuring, erkenning, registratie, aanwijzing of ontheffing voor zover:
- 1°
bij de wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, dan wel ingetrokken, of
- 2°
bij de wet is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, dan wel ingetrokken;
betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de subsidieontvanger, de vergunninghouder, de begunstigde van een andere beschikking, de gegadigde, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan of met wie wordt onderhandeld over een dergelijke transactie, de beoogd verkrijger van de erfpacht of de opstal waarvoor toestemming is gevraagd als bedoeld in de begripsbepaling ‘vastgoedtransactie’, onder 5°, en de beoogd verkrijger van een recht op eigendom of een zakelijk recht waarvoor toestemming is gevraagd als bedoeld in de begripsbepaling ‘vastgoedtransactie’, onder 6°;
Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8;
eigen onderzoek: eigen onderzoek, bedoeld in artikel 7a;
gegadigde: degene die zich heeft gemeld voor een aanbestedingsprocedure teneinde een aanbieding te doen, of heeft ingeschreven op een aanbestedingsprocedure dan wel in onderhandeling is getreden met een rechtspersoon met een overheidstaak;
leidinggevende van betrokkene: degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;
onderaannemer: een derde aan wie een deel van de overheidsopdracht in onderaanneming is of zal worden gegeven door degene aan wie de overheidsopdracht is of zal worden gegund;
Onze Minister: Onze Minister van Justitie en Veiligheid;
overheidsopdracht: overheidsopdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;
rechtspersoon met een overheidstaak: de Staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de politie, een openbaar lichaam voor beroep en bedrijf dan wel een ander openbaar lichaam als bedoeld in artikel 134 van de Grondwet, of een rechtspersoon met een overheidstaak als bedoeld in het tweede lid;
vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:
- 1°
het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;
- 2°
huur of verhuur;
- 3°
het verlenen van een gebruikrecht;
- 4°
de deelname, met inbegrip van de vergroting, vermindering of beëindiging daarvan, aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of zal hebben of die onroerende zaak huurt, zal huren, verhuurt, of zal verhuren;
- 5°
toestemming voor vervreemding van erfpacht als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek of opstal als bedoeld in artikel 104, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek; of
- 6°
toestemming voor het vervreemden van een recht op eigendom, of voor het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht, ten aanzien van een registergoed dat de rechtspersoon met een overheidstaak heeft vervreemd onder de voorwaarde dat de verkrijger en zijn rechtsopvolgers verplicht zijn voor handelingen als hiervoor vermeld toestemming te vragen aan voornoemde rechtspersoon.
vermogensverschaffer van betrokkene: degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;
zeggenschaphebbende over betrokkene: degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen rechtspersonen met een overheidstaak worden aangewezen als rechtspersoon met een overheidstaak als bedoeld in artikel 1, eerste lid.
3.
De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
4.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder overheidsopdracht mede verstaan:
- a.
een speciale-sectoropdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;
- b.
een overeenkomst waarmee een rechtspersoon met een overheidstaak zorg als bedoeld in artikel 2.11 van de Jeugdwet of artikel 2.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 inkoopt bij een ondernemer in het kader van een systeem waarbij voornoemde rechtspersoon overeenkomsten sluit met iedere ondernemer die zich ertoe verbindt om diensten of goederen te leveren tegen vooraf vastgestelde voorwaarden zonder dat het aantal belangstellende ondernemers aan de hand van een gunningscriterium wordt beperkt, met dien verstande dat voor ‘gegadigde’ wordt gelezen ‘ondernemer’.
5.
In deze wet, met uitzondering van artikel 3a, en de op deze wet berustende bepalingen wordt onder strafbaar feit mede verstaan: een overtreding waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
6.
Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt een wijziging van een omgevingsplan op aanvraag als bedoeld in artikel 4.19b van de Omgevingswet gelijkgesteld met een beschikking.