Richtlijn 2002/55/EG betreffende het in de handel brengen van groentezaad
Artikel 18
Geldend vanaf 09-08-2002
- Bronpublicatie:
13-06-2002, PbEG 2002, L 193 (uitgifte: 20-07-2002, regelingnummer: 2002/55/EG)
- Inwerkingtreding
09-08-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2002, PbEG 2002, L 193 (uitgifte: 20-07-2002, regelingnummer: 2002/55/EG)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Indien er wordt geconstateerd dat de teelt van een in de gemeenschappelijke rassenlijst opgenomen ras in een lidstaat in fytosanitair opzicht schadelijk zou kunnen zijn voor de teelt van andere rassen of gewassen, of een risico voor de menselijke gezondheid of voor het milieu zou kunnen meebrengen, kan deze lidstaat, indien hij zulks verzoekt, volgens de in artikel 46, lid 2, bedoelde procedure of, wanneer het een genetisch gemodificeerd ras betreft, de in artikel 47, lid 2, bedoelde procedure worden gemachtigd de handel in zaaizaad of pootgoed van dit ras op zijn gehele grondgebied of op een deel daarvan te verbieden. Bij onmiddellijk gevaar van verbreiding van schadelijke organismen, of onmiddellijk gevaar voor de menselijke gezondheid of het milieu kan dit verbod door de betrokken lidstaat vanaf de indiening van zijn verzoek worden uitgevaardigd tot op het tijdstip van het definitieve besluit dat binnen drie maanden volgens de in artikel 46, lid 2, of, indien het een genetisch gemodificeerd ras betreft, de in artikel 46, lid 3, bedoelde procedure moet worden genomen.