Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Wmo 2015
Bijlage A Informatieprotocol Beleidsinformatie Veilig Thuis
Geldend
Geldend vanaf 30-01-2021
- Bronpublicatie:
21-01-2021, Stcrt. 2021, 4135 (uitgifte: 29-01-2021, regelingnummer: 1785061-214584-DMO)
- Inwerkingtreding
30-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-01-2021, Stcrt. 2021, 4135 (uitgifte: 29-01-2021, regelingnummer: 1785061-214584-DMO)
- Vakgebied(en)
Maatschappelijke ondersteuning / Algemeen
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
bij artikel 7 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015
1. Inleiding
1.1. Aanleiding
Per 1 januari 2015 is de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) in werking getreden. Hierin wordt omschreven dat het college zorgdraagt voor het inrichten van een Veilig Thuis-organisatie. Hiernaast verstrekt Veilig Thuis kosteloos gegevens ten behoeve van beleidsinformatie aan gemeenten, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV) (artikel 4.2.12, lid 1, Wmo 2015).
De Veilig Thuis-organisaties zijn in transformatie. Veilig Thuis-organisaties ontwikkelen zich tot organisaties die vanuit het perspectief van de veiligheid van betrokkenen, in overleg met de andere partijen in de keten, de voor de veiligheid benodigde interventies bepalen.
Deze transformatie is volop in ontwikkeling. Voor een deel is deze transformatie concreet geworden in het kwaliteitskader ‘Zicht op veiligheid’ dat het Landelijk Netwerk Veilig Thuis1. vaststelde in juli 2016. In het Handelingsprotocol 2.0, ingaande per 2019, staat de ontwikkeling en werkwijze van de Veilig Thuis-organisaties beschreven.
De beleidsinformatie is bedoeld voor gemeenten en de betrokken departementen als ondersteuning voor de beleidsontwikkeling voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. De in dit protocol vastgelegde beleidsinformatie biedt een basis voor gemeenten voor hun informatiebehoefte van Veilig Thuis. Gemeenten zullen naast deze basisinformatie ook aanvullende informatievragen aan hun Veilig Thuis-organisatie willen stellen.
De beleidsinformatie Veilig Thuis betreft informatie over het aantal adviezen dat Veilig Thuis heeft gegeven, evenals het aantal casussen waarover Veilig Thuis een of meerdere meldingen heeft gekregen en daarin ondernomen activiteiten. Daarnaast wordt een aantal kenmerken van deze adviezen en casussen in beeld gebracht. Een deel van de gegevens, namelijk die over adviezen, betreft anonieme, niet aan een persoon gerelateerde gegevens.
Bij de casussen gaat het om het verstrekken van persoonsgegevens, namelijk het burgerservicenummer (BSN), de geboortedatum en het geslacht van de persoon of personen waarover een melding is gedaan en van de persoon of personen waarop de Veilig Thuis-activiteiten betrekking had, in het Handelingsprotocol 2.0 de zogenoemde directbetrokkenen.
In artikel 4.3.1, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is bepaald dat de structurele verstrekking van gegevens voor de beleidsinformatie door Veilig Thuis plaatsvindt op elektronische wijze aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In artikel 4.3.1 lid 2 is bepaald dat de departementen en de colleges geen informatie opvragen die al aan het CBS structureel is geleverd.
In artikel 4.3.2. van datzelfde Uitvoeringsbesluit is omschreven om welke gegevens het gaat. In artikel 7 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 is bepaald op welke wijze deze gegevens aan het CBS moeten worden geleverd en verwijzend naar het in de bijlage opgenomen informatieprotocol. Onderhavig informatieprotocol Veilig Thuis is de bijlage horend bij dit artikel.
Elke Veilig Thuis-organisatie levert elk halfjaar aan het CBS de gegevens zoals beschreven in dit Informatieprotocol. Het CBS verwerkt deze gegevens tot statistieken en rapportages en publiceert deze zodat iedereen daar gebruik van kan maken. Microdata (informatie op persoonsniveau) komen nooit in de openbaarheid. De inhoud van alle statistieken en rapportages die gepubliceerd worden, is niet herleidbaar tot een individu. Onderzoek op dit soort data is wel mogelijk via de zogenaamde remote access voorziening van het CBS, voor organisaties die daarvoor door het CBS geautoriseerd zijn. Ook dan geldt echter dat de gegevens die worden gepubliceerd naar aanleiding van dit onderzoek nog steeds niet tot een persoon te herleiden mogen zijn.
Het informatieprotocol wordt beheerd door het ministerie van VWS. In praktijk vindt het beheer plaats in afstemming met:
- •
Het ministerie van Justitie en Veiligheid.
- •
Het Netwerk Veilig Thuis, het samenwerkingsverband van Veilig Thuis-organisaties.
- •
De Vereniging Nederlandse Gemeenten namens alle gemeenten.
- •
Het CBS.
- •
Experts uit het veld.
Er wordt door het ministerie van VWS een adviescommissie samengesteld ten behoeve van het beheer van het informatieprotocol en de (duiding) van de beleidsinformatie van Veilig Thuis.
1.2. Doel en beheer
Dit informatieprotocol beschrijft zo gedetailleerd mogelijk:
- •
Welke gegevens Veilig Thuis aan het CBS moet leveren.
- •
Welke definities Veilig Thuis hierbij hanteert.
In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van alle gegevens die aangeleverd moeten worden. Tussen haakjes is aangegeven in welke paragraaf van het informatieprotocol de gegevens nader worden omschreven.
Toegevoegd zijn voor de leesbaarheid van de eindgebruiker twee bijlagen welke hun oorsprong vinden in het Handelingsprotocol 2.0; definities Huiselijk geweld en kindermishandeling zoals die door Veilig Thuis worden gehanteerd en instructie anonimiseren.
Beleidsinformatie Veilig Thuis | ||
---|---|---|
Adviezen | Meldingen | Onderzoeken |
• Aanleiding om contact op te nemen met Veilig Thuis (2.2) • De aard van het geweld en/of mishandeling. (2.3) • De hoedanigheid van degene die advies heeft gevraagd (2.4) | • Aanleiding om een melding te doen bij Veilig Thuis (3.2) • Aard van het geweld en/of de mishandeling (3.3) • De hoedanigheid van degene die de melding heeft gedaan (3.4) • Datum van de melding (3.5) • Datum van het triagebesluit (3.6) • Vervolg op melding/ triagebesluit (3.7) • Onderzoeksnummer (3.8) • De aard van de derde partij aan wie (direct) is overgedragen/doorverwezen (3.9) • Gegevens over de personen waarop de melding betrekking heeft. (3. 10) | • Datum start onderzoek (4.1) • Datum afronding onderzoek (4.2) • Uitkomst van het onderzoek (4.3) • Aard van het geweld en/of de mishandeling (4.4) • Vervolg naar aanleiding van het onderzoek (4.5) • Gegevens over de personen waarop het onderzoek betrekking heeft. (4.6) |
Ook is in het informatieprotocol opgenomen (hoofdstuk 5) welke contactgegevens de Veilig Thuis-organisaties over zichzelf aan het CBS moeten leveren. Deze gegevens heeft het CBS nodig om bij de Veilig Thuis-organisaties de halfjaarlijkse gegevensuitvraag voor de beleidsinformatie Veilig Thuis te kunnen doen.
1.3. Opbouw informatieprotocol
Het informatieprotocol bestaat uit twee delen:
- •
Deel 1 bevat de te hanteren definities en keuzemogelijkheden voor de gegevens zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;
- •
Deel 2 bevat de beschrijving van het aanleverproces dat het CBS hanteert en dat de Veilig Thuis-organisaties moeten volgen voor het aanleveren van de gegevens en de technische eisen die hier voor gelden.
Deel 1. Gegevensdefinities
Toelichting:
In dit deel zijn alle definities nader uitgewerkt van de begrippen waarover Veilig Thuis gegevens dient aan te leveren. Waar van toepassing is aangegeven welke keuzeopties Veilig Thuis dient te hanteren, bijvoorbeeld bij de aard van het geweld of de mishandeling, inclusief de codes die het CBS voor deze opties hanteert. Deze codes zijn ook terug te vinden in de Bestandsdefinitie Veilig Thuis van het CBS, waarin de specificaties van de aan te leveren bestanden voor de beleidsinformatie Veilig Thuis beschreven zijn.
In feite worden er drie sets met gegevens aan het CBS geleverd, samengevoegd in één bestand:
- •
Een set met gegevens over de adviezen die Veilig Thuis heeft gegeven;
- •
Een set met gegevens over de meldingen (triages) die Veilig Thuis heeft afgehandeld;
- •
Een set met gegevens over de onderzoeken die Veilig Thuis heeft afgehandeld.
De drie sets met gegevens worden ieder in een apart hoofdstuk uitgewerkt. Een aantal begrippen komt in meerdere sets voor. Voor de leesbaarheid is er voor gekozen om deze begrippen te herhalen. Per set gegevens zijn de begrippen dan compleet, zodat de lezer niet hoeft te bladeren. De uitwerking van de begrippen verschilt echter niet.
Deel 1 sluit af met hoofdstuk 5 waarin de contactgegevens staan weergegeven die het CBS nodig heeft over de Veilig Thuis-organisaties zelf.
2. Gegevens over adviezen
Om in beeld te hebben hoe vaak Veilig Thuis een advies geeft in verband met een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling, worden gegevens uitgevraagd over de adviezen die Veilig Thuis heeft gegeven. Per advies wordt aangegeven wat de aanleiding was om contact op te nemen met Veilig Thuis (vorm van huiselijk geweld en/of kindermishandeling), de aard van het geweld (een inschatting) en wat de hoedanigheid is van degene die met Veilig Thuis contact heeft opgenomen (adviesvrager). Geen van deze gegevens zijn persoonsgegevens.
2.1. Definitie van advies
Artikel 4.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college zorg draagt voor de organisatie van een Veilig Thuis-organisatie. Eén van de taken van Veilig Thuis is het geven van advies en zo nodig bieden van ondersteuning aan ieder die in verband met een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling om dit advies vraagt (artikel 4.1.1, derde lid).
Toelichting:
In bijlage 1 van het VNG-Model Handelingsprotocol Veilig Thuis is de definitie van advies als volgt uitgewerkt:
Een advies is een op de behoefte van de adviesvrager afgestemde set van aanwijzingen, raadgevingen en tips met als doel de adviesvrager in staat te stellen zelf verder te kunnen handelen in situaties van huiselijk geweld of kindermishandeling of bij een vermoeden daarvan.
Bij het leveren van gegevens aan het CBS krijgt elk gegeven advies een voor de betreffende Veilig Thuis-organisatie uniek identificatienummer.
Het VNG-model handelingsprotocol voorziet niet in meerdere contactmomenten met iemand die advies vraagt.
Een afgesloten advies met meerdere contactmomenten wordt gedefinieerd als afgesloten als het laatste contactmoment over de onderhavige casus met de adviesvrager is geweest. Het laatste contactmoment wordt door Veilig Thuis in overleg met de adviesvrager bepaald.
Aan het CBS worden uitsluitend gegevens over afgesloten adviezen geleverd.
2.2. Aanleiding om advies te vragen bij Veilig Thuis
Als aanleiding om contact op te nemen met Veilig Thuis wordt een keuze gemaakt uit de volgende opties:
- •
(ex)Partnergeweld
- •
Eergerelateerd geweld
- •
Ouderenmishandeling en ontspoorde zorg (vanaf 65 jaar)
- •
Geweld tegen ouders jonger dan 65 jaar door hun kinderen
- •
Huwelijksdwang en achterlating
- •
Kindermishandeling, kindcheck
- •
Kindermishandeling, vechtscheiding
- •
Kindermishandeling, anders
- •
Huiselijk geweld, anders
- •
Andere problematiek dan huiselijk geweld of kindermishandeling
Toelichting:
In feite betreft het hier verschillende vormen en aanleidingen (kindcheck) van huiselijk geweld en kindermishandeling. Er zijn meerdere opties tegelijk per advies mogelijk. Een uitgebreide toelichting op de eerste zeven bovenstaande keuzemogelijkheden is opgenomen in hoofdstuk 8 van dit protocol. Zie ook paragraaf 3.2.
Veilig Thuis wordt ook vaak om advies gevraagd voor andere veiligheidsproblematiek dan huiselijk geweld of kindermishandeling, bijvoorbeeld een school die belt met zorgen over een suïcidale leerling. Deze adviezen kunnen worden opgenomen onder de categorie: andere problematiek dan huiselijk geweld of kindermishandeling.
2.3. Aard van het geweld
Als aard van het geweld wordt een keuze gemaakt uit de volgende opties:
- •
Lichamelijke mishandeling
- •
Lichamelijke verwaarlozing
- •
Psychisch geweld
- •
Affectieve verwaarlozing
- •
Pedagogische verwaarlozing
- •
Seksueel misbruik
- •
Financiële uitbuiting
- •
Getuige van geweld in gezin
- •
Münchhausen-by-proxy
- •
Vrouwelijke genitale verminking
- •
Anders onveilig
- •
Anders (niet onveilig)
Toelichting:
De aard van het geweld en/of de mishandeling is een verbijzondering van de vorm van het huiselijke geweld of de kindermishandeling (zie 2.2.). Sommige opties zijn alleen van toepassing bij kindermishandeling, zoals pedagogische verwaarlozing, getuige van geweld in het gezin, Münchhausen-by-proxy en vrouwelijke genitale verminking.
Er zijn meerdere opties tegelijk per advies mogelijk. Zie ook paragraaf 3.3 en 4.4
2.4. Hoedanigheid van de adviesvrager
Bij de hoedanigheid van adviesvrager wordt een keuze gemaakt uit één van de volgende opties:
Beroepsmatig, werkzaam bij:
- •
Gezondheidszorg Huisarts
- •
Gezondheidszorg Kinderarts
- •
Gezondheidszorg Geriater
- •
Gezondheidszorg GGZ
- •
Gezondheidszorg Anders:
- •
Onderwijs: Basisonderwijs
- •
Onderwijs: Voortgezet onderwijs
- •
Onderwijs: anders
- •
Maatschappelijke ondersteuning/lokaal veld/ wijkteams (welzijn en Jeugd):
- •
Jeugdzorg Gecertificeerde instelling
- •
Jeugdzorg anders
- •
Kinderopvang
- •
Politie
- •
Justitie
- •
Beroepsmatig: anders
Niet-beroepsmatig:
- •
Direct betrokkene, jeugdige
- •
Direct betrokkene, volwassene
- •
Familielid van direct betrokkene
- •
Persoon behorend tot het sociale netwerk
- •
Buurtbewoner
- •
Vrijwilliger
- •
Niet-beroepsmatig anders
Toelichting:
Er is steeds maar één optie per advies mogelijk. Zie ook paragraaf 3.4
3. Gegevens over meldingen/Triagebesluiten
Om in beeld te krijgen hoeveel meldingen er over huiselijk geweld of kindermishandeling, of een vermoeden daarvan, zijn gedaan bij Veilig Thuis worden gegevens uitgevraagd over de meldingen (triagebesluiten) die Veilig Thuis heeft behandeld. Per melding (triage) wordt aangegeven wat de aanleiding was om contact op te nemen met Veilig Thuis, wat de aard van het geweld en/of de mishandeling is, wat de hoedanigheid is van degene die contact heeft opgenomen met Veilig Thuis, de datum van de melding en de datum van het (triage)besluit. Tot slot wordt aangegeven op welke personen de melding betrekking had. Van deze personen worden BSN, geboortedatum en geslacht uitgevraagd.
3.1. Melding/Triage
Artikel 4.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college zorg draagt voor de organisatie van een Veilig Thuis-organisatie. Eén van de taken van Veilig Thuis is fungeren als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling (artikel 4.1.1, tweede lid, onderdeel a).
Uit artikel 4.1.7 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 blijkt de termijn waarbinnen een zogenaamd triagebesluit moet worden genomen.
In bijlage 1 van het VNG-Model Handelingsprotocol Veilig Thuis is de melding als volgt uitgewerkt:
Het kenbaar maken aan Veilig Thuis van een situatie of vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling met vermelding van de persoonsgegevens van de direct betrokkene(n).
De Veilig Thuis-organisaties sluiten pas een melding af als de hele casus al of niet na onderzoek geheelkan worden afgesloten. Om verwarring te voorkomen wordt in het informatieprotocol structureel gesproken over triage/melding, in de zin dat er binnen de op grond van de in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 vastgestelde termijn een beslissing is genomen over al of niet starten van een onderzoek naar kindermishandeling en/of huiselijk geweld.
Aan het CBS worden uitsluitend afgesloten triages doorgeleverd, ook als niet alle onderliggende of bijbehorende informatie meegeleverd kan worden.
Bij de in de verslagperiode afgesloten triages geldt dat deze geleverd moeten worden op het moment dat alle handelingen die direct betrekking hebben op de triage zelf zijn afgerond en geadministreerd, met uitsluiting van monitoring.
Bij het leveren van gegevens aan het CBS krijgt elke melding/triagebesluit een voor de betreffende Veilig Thuis-organisatie uniek identificatienummer.
3.1.1. Handelwijze zorgmeldingen politie
Veel gemeenten kiezen ervoor om de afhandeling van zorgmeldingen van de politie (zowel jeugd als huiselijk geweld) door Veilig Thuis te laten uitvoeren. Veilig Thuis wordt daarmee het loket voor alle zorgmeldingen van de politie.
Deze meldingen moeten beschouwd worden als een daadwerkelijke melding bij Veilig Thuis en Veilig Thuis zal daarom een triage uitvoeren. De betreffende Veilig Thuis-organisaties dienen alle afgesloten triagebesluiten te leveren aan het CBS, dus inclusief de zorgmeldingen politie: mutaties politie en corv-meldingen van de politie.
3.1.2. meerdere meldingen over één casus
Elke melding krijgt een eigen triagebesluit en nummer. Elke melding moet binnen vijf dagen getriageerd worden. Meerdere meldingen over één casus moeten worden behandeld als aparte meldingen. Deze meldingen worden gevoegd bij het gekozen vervolg van de lopende casus (zie de opties bij 3.7).
Als er een tweede melding komt over dezelfde casus wordt die behandeld als een aparte melding die een eigen triagebesluit krijgt. Als dit tweede besluit leidt tot een wijziging voor het vervolg van deze casus, dan wordt dit ook genoteerd bij het eerste triagebesluit. Dat wil zeggen: het aanvankelijke triagebesluit wordt niet gewijzigd noch overgeschreven, maar in het dossier wordt opgenomen dat het vervolg is aangepast vanwege een tweede melding.
Een nieuwe melding kan leiden tot een ander triagebesluit over dezelfde casus. Dat betekent dat er meer meldingen en besluiten over één casus kunnen zijn.
Als onderzoek het gekozen vervolg is n.a.v. het eerste triagebesluit en als dit besluit wordt gewijzigd nav het triagebesluit op een tweede melding over dezelfde casus, dan wordt het onderzoek op basis van het eerste triagebesluit afgesloten.
Als het gekozen vervolg na een triagebesluit ongewijzigd blijft nav een tweede melding én er is gekozen voor onderzoek, dan dient het onderzoek te worden afgesloten binnen 5 dagen en tien weken vanaf de datum van de eerste melding.
Bij een tweede of derde melding over dezelfde casus wordt telkens het hoofdnummer van de casus aan het CBS geleverd zodat het CBS de meldingen en het gekozen vervolgtraject aan elkaar kan koppelen. Achtergrond hiervan is dat alle meldingen in beeld komen, maar wel gekoppeld kunnen worden aan het gekozen vervolg van de casus.
Als een casus door Veilig Thuis volledig is afgesloten kunnen er geen nieuwe meldingen meer aan worden toegevoegd.
3.2. Aanleiding om een melding te doen bij Veilig Thuis
Als aanleiding om een melding te doen bij Veilig Thuis wordt een keuze gemaakt uit de volgende opties:
- •
(ex)Partnergeweld
- •
Eer-gerelateerd geweld
- •
Ouderenmishandeling en ontspoorde zorg (vanaf 65 jaar)
- •
Geweld tegen ouders jonger dan 65 jaar door hun kinderen
- •
Huwelijksdwang en achterlating
- •
Kindermishandeling, kindcheck
- •
Kindermishandeling, vechtscheiding
- •
Kindermishandeling, anders
- •
Huiselijk geweld, anders
- •
Andere problematiek dan huiselijk geweld of kindermishandeling
Toelichting:
In feite betreft het hier verschillende vormen en aanleidingen van huiselijk geweld en kindermishandeling. Er zijn meerdere opties tegelijk per melding mogelijk. Een uitgebreide toelichting op de eerste zeven bovenstaande keuzemogelijkheden is opgenomen in hoofdstuk 8. Zie ook paragraaf 2.2.
3.3. Aard van het geweld en/of de mishandeling
Bij de aard van het geweld en/of de mishandeling wordt gekozen uit de volgende opties:
- •
Lichamelijke mishandeling
- •
Lichamelijke verwaarlozing
- •
Psychisch geweld
- •
Affectieve verwaarlozing
- •
Pedagogische verwaarlozing
- •
Seksueel misbruik
- •
Financiële uitbuiting
- •
Getuige van geweld in gezin
- •
Münchhausen-by-proxy
- •
Vrouwelijke genitale verminking
- •
Anders onveilig
- •
Anders
Toelichting:
De aard van het geweld en/of de mishandeling is een verbijzondering van de vorm van het huiselijke geweld of de kindermishandeling (zie 3.2.). Sommige opties zijn alleen van toepassing bij kindermishandeling, zoals pedagogische verwaarlozing, getuige van geweld in het gezin, Münchhausen-by-proxy en vrouwelijke genitale verminking.
Er zijn meerdere opties tegelijk mogelijk per melding. Zie ook paragraaf 2.3 en 4.4
3.4. Hoedanigheid van de melder
Bij de hoedanigheid van de melder wordt een keuze gemaakt uit één van de volgende opties:
Beroepsmatig, werkzaam bij:
- •
Gezondheidszorg Huisarts
- •
Gezondheidszorg Kinderarts
- •
Gezondheidszorg Geriater
- •
Gezondheidszorg GGZ
- •
Gezondheidszorg Anders:
- •
Onderwijs: Basisonderwijs
- •
Onderwijs: Voortgezet onderwijs
- •
Onderwijs: anders
- •
Maatschappelijke ondersteuning/lokaal veld/ wijkteams (welzijn en Jeugd):
- •
Jeugdzorg Gecertificeerde instelling
- •
Jeugdzorg anders
- •
Kinderopvang
- •
Politie
- •
Justitie
- •
Beroepsmatig: anders
Niet-beroepsmatig:
- •
Direct betrokkene, jeugdige
- •
Direct betrokkene, volwassene
- •
Familielid van direct betrokkene
- •
Persoon behorend tot het sociale netwerk
- •
Buurtbewoner
- •
Vrijwilliger
- •
Niet-beroepsmatig anders
Toelichting:
Er is steeds maar één optie per melding mogelijk. Zie ook paragraaf 2.4
3.5. Datum melding
De datum van binnenkomst van de melding (telefonisch of schriftelijk of elektronisch), dus de dag waarop de melding van de situatie of het vermoeden van huiselijk geweld en/of kindermishandeling aan Veilig Thuis heeft plaatsgevonden.
(dit wordt weergegeven als jjjjmmdd)
3.6. Datum van het triagebesluit (Vervolg melding)
De datum waarop de Veilig Thuis-organisaties als uitkomst van de triage besloten heeft hoe verder te handelen met betrekking tot de melding.
3.7. Inhoud van het triagebesluit (vervolg melding)
Na triageren zijn er verschillende uitkomsten mogelijk. In het triagebesluit wordt vastgelegd welk vervolg Veilig Thuis zal geven aan de melding. Hiervoor zijn de volgende opties mogelijk:
- •
Onderzoek Veilig Thuis
- •
Overdracht aan derden
- •
Melding omgezet in advies
- •
Geen vervolg door Veilig Thuis
Aan het CBS worden uitsluitend afgeronde triagebesluiten geleverd.
NB:
- •
Onder Overdracht aan derden vallen ook:
- ○
activiteiten van Veilig Thuis zelf in het kader van de Wet tijdelijk huisverbod (Veilig Thuis is dan de ‘derde’);
- ○
overdracht aan het cliëntsysteem, dat wil zeggen dat de overdracht niet aan een professional plaatsvindt maar aan het gezinssysteem van het slachtoffer: dus bijv. aan vrouw, man, grootouders, ooms en tantes;
- ○
overdracht aan derden: er is sprake van huiselijk geweld en/of kindermishandeling maar er wordt geen extra hulp door Veilig Thuis georganiseerd, want er is al voldoende hulp.
- •
Met Melding omgezet in advies wordt bedoeld: als de meldcode door de professional niet is doorlopen.
- •
Met Geen vervolg door Veilig Thuis wordt bedoeld: er is geen redelijk vermoeden van huiselijk geweld en kindermishandeling om verdere bemoeienis te legitimeren. Bemoeienis wordt direct beëindigd.
Toelichting:
In het VNG-handelingsprotocol is de volgende definitie van het triagebesluit opgenomen.
Binnen de in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 vastgestelde termijn moet men na ontvangst van een melding Veilig Thuis op basis van de inhoud van de melding en op basis van een (risico/veiligheids) taxatie tot een (eerste) besluit komen over de noodzakelijke vervolgstappen naar aanleiding van de melding. Ook wordt door Veilig Thuis een besluit genomen over welke instelling of professional de verantwoordelijkheid gaat nemen voor de uitvoering van de vervolgstappen.
- •
De melding kan leiden tot het starten van een onderzoek door Veilig Thuis. Op basis van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 artikel 4.1.7, tweede lid, geldt hiervoor een termijn van tien weken startend op het moment van het triagebesluit.
- •
Veilig Thuis kan besluiten om de melding door te leiden naar derden.
- •
Ook kan Veilig Thuis besluiten dat de bemoeienis van Veilig Thuis stopt door:
- ○
De melding om te zetten in een advies omdat de betrokken professional niet alle stappen van de meldcode heeft doorlopen.
- ○
vast te stellen dat de casus geen bemoeienis van Veilig Thuis legitimeert.
De triage is afgerond als het besluit door Veilig Thuis over de noodzakelijke vervolgstappen genomen is. In het kwaliteitskader Veilig Thuis-zicht op veiligheid2. is geregeld dat Veilig Thuis verantwoordelijk blijft voor het zicht op de veiligheid van het cliëntsysteem in de casus, totdat het vervolgtraject belegd is bij het cliëntsysteem of een professional. Veilig Thuis moet dus tot het moment van overdracht zicht op de veiligheid van het cliëntsysteem houden. Dit heeft géén invloed op de datum van het triagebesluit. De triage is afgesloten.
3.8. Onderzoeksnummer
Met het triagebesluit om onderzoek te doen, optie 1 in voorgaande paragraaf, start de wettelijke termijn voor onderzoek (10 weken). De wet stelt dat een triage én onderzoek moet zijn afgerond binnen respectievelijk vijf dagen en 10 weken na de melding.
Om het triagebesluit en het onderzoek goed aan elkaar te kunnen koppelen is het nodig om te weten welke melding/triagebesluit bij welk onderzoek hoort. Hiervoor is het nodig om het onderzoeksnummer bij het triagebesluit te vermelden. Uiteraard moet dit onderzoeksnummer corresponderen met de informatie uit de gegevensset over onderzoeken, waar het betreffende onderzoek nader belicht wordt (zie paragraaf 4.1).
3.9. Directe overdracht aan derden
Het veld heeft gevraagd om in beeld te brengen naar welke partij is doorverwezen.
Hier gelden de volgende keuzeopties:
- □
Overdracht aan lokale veld
- •
Overdracht aan cliëntsysteem
- •
Overdracht aan de Raad voor de Kinderbescherming
- •
Overdracht aan politie of Openbaar Ministerie
- •
Overdracht aan een jeugdhulpaanbieder
- •
Overdracht aan een Gecertificeerde Instelling
- •
Overdracht aan vrouwenopvang
- •
Overdracht aan maatschappelijke opvang
- •
Overdracht aan Jeugd GGZ
- •
Overdacht aan volwassenen GGZ
- •
Overdracht aan thuiszorg
- •
Overdracht aan verslavingszorg
- •
Overdracht aan een POH/huisarts
- •
Overdracht aan ambulante hulp volwassen
- •
Hulp al aanwezig
- •
Bovenwettelijke taak (WTH3.)
- •
Anders
Er zijn meerdere opties per triagebesluit mogelijk.
3.10. Gegevens over de personen waarop de melding en triage betrekking heeft
De betrokkenen bij het huiselijk geweld en/of kindermishandeling van de betreffende melding worden geregistreerd.
Dit zijn de vermoedelijke pleger en het vermoedelijke slachtoffer, de minderjarige kinderen van de vermoedelijke pleger en/of slachtoffer, onafhankelijk of ze op het adres wonen waar het incident heeft plaatsgevonden of elders.
Ook worden de personen uitgevraagd die meer- of minderjarig zijn en die naar het oordeel van de professional in een afhankelijkheidsrelatie staan tot de vermoedelijke pleger en/of slachtoffer. (Denk bijvoorbeeld aan een volwassen verstandelijk beperkt kind dat in een instelling woont en een bezoekregeling heeft voor het weekend).
Van deze personen worden het BSN, de geboortedatum en het geslacht opgevraagd in het gegevensbestand. Het betreft hier persoonsgegevens. Er wordt geen onderscheid gemaakt in de registratie tussen vermoedelijke pleger en slachtoffer.
3.10.1. Burgerservicenummer (BSN)
Het unieke persoonsnummer van de betrokken personen zoals die staat of stond ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP).
Toelichting:
Indien er geen BSN bekend is, dan wordt in plaats van het BSN de code 000000000 genoteerd. Bij ongeboren kinderen wordt 999999999 genoteerd.
Per melding kunnen meerdere BSN’s worden genoteerd. Een melding kan namelijk betrekking hebben op meerdere personen tegelijk.
Zie ook paragraaf 4.6.1.
3.10.2. Geboortedatum
De geboortedatum van de betrokken personen wordt weergegeven als JJJJMMDD.
Toelichting:
Bij sommige personen is de exacte geboortedatum niet bekend. In die gevallen dient zoveel mogelijk informatie geleverd te worden. Dus als het geboortejaar en de geboortemaand wel bekend zijn, maar de geboortedag niet, dan dienen geboortejaar en maand geleverd te worden. Hetzelfde geldt als alleen het geboortejaar bekend is. Bij ongeboren kinderen wordt 99999999 genoteerd.
Zie ook paragraaf 4.6.2.
3.10.3. Geslacht
Het betreft hier het geslacht van de personen betrokken bij de melding. De volgende keuzeopties gelden:
- •
Vrouw
- •
Man
- •
Onbekend
Zie ook paragraaf 4.6.3.
4. Gegevens over onderzoeken
Om zicht te hebben op het aantal onderzoeken dat Veilig Thuis uitvoert en op de uitkomst en het vervolg hiervan, wordt een aantal gegevens over de uitgevoerde onderzoeken uitgevraagd. Het betreft de start- en einddatum van de onderzoeken, de uitkomst ervan en indien van toepassing de aard van het geweld of de mishandeling en het vervolg voor de betrokkene(n). Ook wordt uitgevraagd over welke personen het onderzoek gaat. Daartoe worden het BSN, de geboortedatum en het geslacht van deze personen opgenomen in het gegevensbestand.
Bij het leveren van gegevens aan het CBS krijgt elk onderzoek een voor het betreffende Veilig Thuis uniek identificatienummer. Om het onderzoek en het triagebesluit goed aan elkaar te kunnen koppelen is het nodig om te weten welk onderzoek bij welke melding/triagebesluit hoort. Hiervoor is het nodig om het onderzoeksnummer zowel bij de melding/ triagebesluit als bij het onderzoek te vermelden (zie paragraaf 3.8).
4.1. Datum start onderzoek
Het gaat hier om de daadwerkelijke startdatum, niet om de formele startdatum. De formele startdatum is gelijk aan de datum van het triagebesluit. In de praktijk van de Veilig Thuis-organisaties kost het tijd voordat een zaak waarover het triagebesluit: onderzoek is genomen, is doorgezet naar een medewerker van Veilig Thuis.
Artikel 4.1.1 eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college zorg draagt voor de organisatie van een Veilig Thuis-organisatie. Eén van de taken van Veilig Thuis is het naar aanleiding van een melding onderzoeken of er daadwerkelijk sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling (artikel 4.1.1, tweede lid, onderdeel b).
De wet stelt dat een triage én onderzoek moeten zijn afgerond binnen respectievelijk vijf dagen en 10 weken na de melding. De termijn voor onderzoek start zodra het triagebesluit tot onderzoek is genomen.
4.2. Datum afronding onderzoek
De dag waarop Veilig Thuis het onderzoek heeft afgerond is dezelfde als de waarop Veilig Thuis zich een oordeel heeft gevormd naar aanleiding van het onderzoek over:
- •
Of er sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling.
- •
Welke (onderliggende) problemen er zijn die (ook) moeten worden opgelost om tot duurzame veiligheid en herstel te komen.
- •
Welke stappen of maatregelen genomen kunnen worden om, waar nodig, fysieke veiligheid met onmiddellijke ingang te herstellen.
- •
Welke ondersteuning, hulp, behandeling of maatregelen nodig zijn voor alle betrokkenen om te komen tot duurzame veiligheid en tot herstel van de gevolgen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling voor betrokkenen (vervolgstappen).
- •
En besloten heeft welke instelling of professional de verantwoordelijkheid gaat nemen voor de uitvoering van de ondersteuning, hulp, behandeling of maatregelen die nodig zijn voor alle betrokkenen om te komen tot duurzame veiligheid en tot herstel van de gevolgen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling voor betrokkenen.
De datum wordt weergegeven als JJJJMMDD.
NB: De casus hoeft niet al te zijn overgedragen aan derden. Tot de overdracht blijft Veilig Thuis verantwoordelijk voor het zicht op de veiligheid, maar het onderzoek is afgerond.
Toelichting:
Het doel van onderzoek is te beoordelen:
- •
Of er sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling.
- •
Welke (onderliggende) problemen er zijn die (ook) moeten worden opgelost om tot duurzame veiligheid en herstel te komen.
- •
Welke stappen of maatregelen genomen kunnen worden om, waar nodig, fysieke veiligheid met onmiddellijke ingang te herstellen.
- •
Welke ondersteuning, hulp, behandeling of maatregelen nodig zijn voor alle betrokkenen om te komen tot duurzame veiligheid en tot herstel van de gevolgen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling voor betrokkenen (vervolgstappen).
Uiterlijk binnen 5 dagen en 10 weken na ontvangst van de melding moet Veilig Thuis besluiten, op basis van de bovenstaande beoordeling, welke instelling of professional de verantwoordelijkheid gaat nemen voor de uitvoering van de ondersteuning, hulp, behandeling of maatregelen die nodig zijn voor alle betrokkenen om te komen tot duurzame veiligheid en tot herstel van de gevolgen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling voor betrokkenen.
De datum waarop deze besluiten zijn genomen, geldt als de datum van de afronding van het onderzoek (= datum onderzoeksbesluit in de ict-systemen).
In het kwaliteitskader Veilig Thuis – zicht op veiligheid4. is geregeld dat Veilig Thuis verantwoordelijk blijft voor het zicht op de veiligheid van het cliëntsysteem in de casus, totdat het vervolgtraject is belegd bij het cliëntsysteem of een professional. Dat betekent niet per sé dat het hulptraject ook feitelijk is gestart. Het onderzoek is echter afgesloten.
4.3. Uitkomst onderzoek
Voor de uitkomst van het onderzoek of er sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling gelden de volgende keuzeopties.
- •
Geen huiselijk geweld
- •
Huiselijk geweld niet bevestigd
- •
Huiselijk geweld bevestigd
- •
Geen kindermishandeling
- •
Kindermishandeling niet bevestigd
- •
Kindermishandeling bevestigd
- •
Onderzoek (voortijdig) afgesloten: betrokkene(n) vertrokken met onbekende bestemming
- •
Onderzoek /vervolgtraject voortijdig afgesloten, overdracht in verband met verhuizing naar andere regio
- •
Onderzoek (voortijdig) afgesloten: betrokkene(n) overleden
Toelichting:
Bij de eerste en vijfde keuze-optie geldt dat er vermoedens zijn van huiselijk geweld en/of kindermishandeling, maar dat deze vermoedens niet voldoende onderbouwd kunnen worden.
Eén van de doelen van het onderzoek is de vaststelling of er sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling. Dit wordt weergegeven door de bovenstaande opties als uitkomst van het onderzoek. Soms heeft het onderzoek betrekking op huiselijk geweld en kindermishandeling, dan worden meerdere opties ingevuld.
Het kan zijn dat het onderzoek wordt afgesloten zonder dat het is afgerond. Hiervoor zijn de laatste twee opties.
Er zijn meerdere opties tegelijk mogelijk per onderzoek.
4.4. Aard van het geweld en/of de mishandeling
Bij de aard van het geweld en/of de mishandeling wordt gekozen uit de volgende opties:
- •
Lichamelijke mishandeling
- •
Lichamelijke verwaarlozing
- •
Psychisch geweld
- •
Affectieve verwaarlozing
- •
Pedagogische verwaarlozing
- •
Seksueel misbruik
- •
Financiële uitbuiting
- •
Getuige van geweld in gezin
- •
Münchhausen-by-proxy
- •
Vrouwelijke genitale verminking
- •
Anders onveilig
- •
Anders niet onveilig
Toelichting:
Het gaat in dit geval om de aard van het geweld en/of de mishandeling zoals in het onderzoek is vastgesteld. Dit houdt in dat als het onderzoek uitwijst dat er geen sprake is van huiselijk geweld en/of kindermishandeling, of dat het onderzoek het huiselijk geweld en/of de kindermishandeling niet bevestigd, er ook geen aard van dit geweld of de mishandeling is opgenomen.
Sommige opties zijn alleen van toepassing bij kindermishandeling, zoals pedagogische verwaarlozing, getuige van geweld in het gezin, Münchhausen-by-proxy en vrouwelijke genitale verminking.
Er zijn meerdere opties tegelijk per onderzoek mogelijk. Zie ook paragraaf 3.3.
4.5. Vervolg na het onderzoek
Naast vaststelling of er sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling wordt in het onderzoek ook vastgesteld:
- •
Welke stappen of maatregelen genomen worden om, waar nodig, fysieke veiligheid met onmiddellijke ingang te herstellen.
- •
Welke ondersteuning, hulp, behandeling of maatregelen nodig zijn voor alle betrokkenen om te komen tot duurzame veiligheid en tot herstel van de gevolgen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling voor betrokkenen (vervolgstappen).
Er kan gekozen worden uit de volgende keuzeopties:
- •
Overdracht aan lokale veld
- •
Overdracht aan cliëntsysteem
- •
Overdracht aan de Raad voor de Kinderbescherming
- •
Overdracht aan politie of Openbaar Ministerie
- •
Overdracht aan een jeugdhulpaanbieder
- •
Overdracht aan een Gecertificeerde Instelling
- •
Overdracht aan vrouwenopvang
- •
Overdracht aan maatschappelijke opvang
- •
Overdracht aan Jeugd GGZ
- •
Overdacht aan volwassenen GGZ
- •
Overdracht aan thuiszorg
- •
Overdracht aan verslavingszorg
- •
Overdracht aan een POH/huisarts
- •
Overdracht aan ambulante hulp volwassen
- •
Hulp al aanwezig
- •
Bovenwettelijke taak (WTH)5.
- •
Anders
Toelichting:
Het betreft het vervolg voor alle betrokkenen. Het kan zijn dat betrokkene(n) al hulp kregen van één van bovenstaande instanties ten tijde van de melding en/of de uitvoering van het onderzoek. Ook in deze gevallen wordt het besluit voor het vervolg geregistreerd (keuzeoptie: Hulp al aanwezig).
Zie ook paragraaf 3.9.
NB: Meerdere opties zijn mogelijk. Alle vervolgen als gevolg van het onderzoek naar de casus, moeten worden aangevinkt (dus het vervolg voor alle betrokkenen bij de casus).
4.6. Gegevens over de personen waarop het onderzoek betrekking heeft
De betrokkenen bij het huiselijk geweld en/of kindermishandeling van het betreffende onderzoek worden geregistreerd.
Dit zijn de vermoedelijke pleger en het vermoedelijke slachtoffer, de minderjarige kinderen van de vermoedelijke pleger en/of slachtoffer onafhankelijk of ze op het adres wonen waar het incident heeft plaatsgevonden of elders.
Ook worden de personen meegenomen die meer- of minderjarig zijn en die naar het oordeel van de professional in een afhankelijkheidsrelatie staan tot de vermoedelijke pleger en/of slachtoffer (denk bijvoorbeeld aan een volwassen verstandelijk beperkt kind dat in een instelling woont en een bezoekregeling heeft voor het weekend).
Van deze personen worden het BSN, de geboortedatum en het geslacht opgevraagd in het gegevensbestand. Het betreft hier persoonsgegevens.
Er wordt geen onderscheid gemaakt in de registratie tussen vermoedelijke pleger en slachtoffer.
4.6.1. Burgerservicenummer (BSN)
Het unieke persoonsnummer van de betrokken persoon of personen zoals die staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP).
Toelichting:
Indien er geen BSN bekend is, dan wordt in plaats van het BSN de code 000000000 genoteerd.
Bij ongeboren kinderen wordt 999999999 genoteerd.
Per onderzoek kunnen meerdere BSN’s worden vermeld. Een onderzoek kan namelijk betrekking hebben op meerdere personen tegelijk. Zie ook paragraaf 3.10.1.
4.6.2. Geboortedatum
De geboortedatum van de persoon weergegeven als JJJJMMDD.
Toelichting:
Bij sommige personen is de exacte geboortedatum niet bekend. In die gevallen dient zoveel mogelijk informatie geleverd te worden. Dus als het geboortejaar en de geboortemaand wel bekend zijn, maar de geboortedag niet, dan dienen geboortejaar en maand geleverd te worden. Hetzelfde geldt als alleen het geboortejaar bekend is. Bij ongeboren kinderen wordt 99999999 genoteerd. Zie ook paragraaf 4.6.2 en paragraaf 3.10.2.
4.6.3. Geslacht
Het betreft hier het geslacht van de personen betrokken bij de melding. De volgende keuzeopties gelden:
- •
Vrouw
- •
Man
- •
Onbekend
Zie ook paragraaf 3.10.3.
5. Gegevens over Veilig Thuis
Om de Veilig Thuis-organisaties periodiek te kunnen benaderen met het verzoek om gegevens te verstrekken en om eventueel contact op te nemen ter controle, heeft het CBS een aantal gegevens over de Veilig Thuis-organisaties zelf nodig.
De gemeenten dienen de contactgegevens van Veilig Thuis aan het CBS door te geven. Aangezien Veilig Thuis regionaal is georganiseerd, wijst elke regio een gemeente aan die de contactgegevens aan het CBS levert en deze op verzoek van het CBS periodiek controleert.6.
Het betreft de volgende gegevens per Veilig Thuis-organisatie:
- •
Naam van de organisatie (verplicht)
- •
Straat van het postadres (verplicht, tenzij er een postbus is opgegeven)
- •
Huisnummer van het postadres, inclusief eventuele huisnummer toevoeging (verplicht tenzij er een postbus is opgegeven)
- •
Postbusnummer (indien van toepassing; niet verplicht)
- •
Postcode van het postadres (4 cijfers, 2 letters; verplicht)
- •
Plaatsnaam waar de organisatie is gevestigd (verplicht)
- •
Algemeen telefoonnummer (verplicht, tenzij het telefoonnummer van een contactpersoon is opgegeven)
- •
Algemeen e-mailadres (verplicht, tenzij het e-mailadres van een contactpersoon is opgegeven)
- •
KvK nummer (verplicht)
- •
Naam van het concern waartoe de organisatie behoort (indien van toepassing; niet verplicht)
- •
Naam of nummer van de vestiging (indien van toepassing; niet verplicht)
- •
Naam van de contactpersoon voor CBS (verplicht)
- •
Functie van de contactpersoon (niet verplicht, wel wenselijk)
- •
Telefoonnummer van de contactpersoon (niet verplicht, wel wenselijk)
- •
E-mailadres van de contactpersoon (niet verplicht, wel wenselijk)
Deel 2. Aanleverproces en technische eisen
6. Wijze waarop de aanlevering van gegevens dient plaats te vinden
6.1. Aanleverproces
Artikel 4.3.1, lid 1 van de het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 bepaalt dat de Veilig Thuis-organisaties de structurele verstrekking van gegevens voor de beleidsinformatie op elektronische wijze aanleveren bij het CBS.
Het CBS schrijft alle Veilig Thuis-organisaties aan. Het CBS verzoekt in dit schrijven de gegevens voor de beleidsinformatie Veilig Thuis bij hen aan te leveren. In deze brief staat vermeld om welke gegevens het gaat en wanneer de gegevens uiterlijk bij het CBS aangeleverd moeten zijn. Ook bevat de brief informatie over hoe de Veilig Thuis-organisaties de gegevens aan dienen te leveren. In feite betreft het een nadere uitwerking van de informatie zoals opgenomen in deel 1 en 2 van het onderhavige informatieprotocol.
Er wordt door de Veilig Thuis-organisaties gebruik gemaakt van de beveiligde upload-voorziening die het CBS daarvoor ter beschikking heeft gesteld. Meer informatie hierover is opgenomen in deel 2 van dit informatieprotocol.
Het CBS is, in afstemming met gemeenten, verantwoordelijk voor een actueel landelijk databestand over de Veilig Thuis-organisaties die de gegevens voor beleidsinformatie moeten aanleveren.
6.2. Privacybescherming
De levering en verwerking van gegevens door Veilig Thuis voor de beleidsinformatie Veilig Thuis in het kader van de Wmo 2015, is geregeld in de Wmo 2015 en het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Daarin is met het oog op de bescherming van de privacy bepaald welke persoonsgegevens verwerkt mogen worden en met welk doel. Daarnaast regelt de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek op welke wijze het CBS de gegevens mag verwerken en welke voorschriften van toepassing zijn als het gaat om het publiceren van deze gegevens.
De door het CBS gepubliceerde gegevens zijn nooit tot een persoon herleidbaar. De gepubliceerde gegevens zijn ook niet tot organisaties herleidbaar, tenzij de organisaties daar toestemming voor geven.
6.3. Verslagperiodes
De gegevens voor de beleidsinformatie over Veilig Thuis dienen twee keer per jaar bij het CBS aangeleverd te worden. Hiervoor zijn er twee verslagperiodes:
- •
Het eerste halfjaar met gegevens over januari t/m juni
- •
Het tweede halfjaar met gegevens over juli t/m december
6.4. Aanlevertermijnen
Het CBS vraagt de Veilig Thuis-organisaties om de gegevens binnen een termijn van drie weken na afloop van de verslagperiode aan te leveren. In iedere brief van het CBS aan de Veilig Thuis-organisaties staat aangegeven op welke datum de gegevens uiterlijk bij het CBS moeten zijn aangeleverd.
Het aanleveren van de gegevens aan het CBS is verplicht op grond van artikel 4.2.12 van de Wmo 2015 en artikel 3 van de Wet op het Centraal bureau voor de Statistiek.
In artikel 4.3.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is bepaald dat de structurele gegevens voor de beleidsinformatie door Veilig Thuis elektronisch worden verstrekt aan het CBS. In artikel 4.3.1, tweede lid, is bepaald dat de departementen en de colleges geen informatie opvragen die al aan het CBS structureel is geleverd.
In artikel 4.3.2 van datzelfde Uitvoeringsbesluit is omschreven om welke gegevens het gaat. In artikel 7 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2017 is bepaald op welke wijze deze gegevens aan het CBS moet worden aangeleverd verwijzend naar het in deze bijlage opgenomen informatieprotocol.
6.5. Correctie en aanvullingen op leveringen
Als de Veilig Thuis-organisaties de geleverde informatie over de voorgaande verslagperiode willen corrigeren of aanvullen, dan kunnen de Veilig Thuis-organisaties deze doorgeven door een nieuwe selectie over de vorige periode aan het CBS aan te leveren. Veilig Thuis kan zelf bepalen of correcties en aanvullende gegevens voldoende belangrijk zijn om aangeleverd te worden. Ook kan het CBS vragen om een correctielevering.
Alle gegevens die betrekking hebben op die voorgaande periode moeten worden aangeleverd, ook de gegevens die niet veranderd zijn. De aanname die het CBS doet is dat de nieuwe levering betere gegevens bevat over de voorgaande periode en dat daarom alle gegevens uit de oude levering overschreven mogen worden. Gegevens die wel in de eerdere levering zaten maar niet in de correctielevering, worden als verwijderd beschouwd.
In principe worden correcties en aanvullingen verwerkt die betrekking hebben op de meest recente (afgelopen) verslagperiode.
7. Technische eisen die gelden voor de gegevenslevering aan CBS
7.1. Gebruik uploadvoorziening
Voor het aanleveren van de gegevens aan het CBS dienen de Veilig Thuis-organisaties gebruik te maken van de beveiligde uploadvoorziening van het CBS.
De uploadvoorziening is te benaderen via Internet:
Hieronder een screenshot van de betreffende website.[Illustratie 258589.png]
Elke Veilig Thuis-organisatie krijgt van het CBS per brief/e-mail inloggegevens die bestaan uit:
- •
Een zogenaamde enquêtecode
- •
Een correspondentienummer
- •
Een controlenummer
Met deze inloggegevens zijn de bestanden eenvoudig en veilig door de Veilig Thuis-organisaties te versturen.
7.2. Bestandsformaten en specificaties
Het CBS verwerkt voor de beleidsinformatie Veilig Thuis uitsluitend bestanden volgens het fixed width ASCII format. Daarnaast gelden er diverse voorwaarden en eisen voor de concrete opbouw van dit fixed width ASCII-bestand. Het CBS heeft al deze specificaties uitgewerkt in de Bestanddefinitie Veilig Thuis. De nieuwste versie van de Bestandsdefinitie Veilig Thuis is gepubliceerd op de website van het CBS: www.cbs.nl/jeugdzorg .
8. Toelichting op de begrippen huiselijk geweld en kindermishandeling en verschillende vormen van geweld in huiselijke kring
Huiselijk geweld
Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke of familiekring van het slachtoffer wordt gepleegd. De term huiselijk verwijst niet naar de plaats waar het geweld plaatsvindt, maar naar de relatie tussen pleger en slachtoffer, bijvoorbeeld (ex)partner, gezins- en familieleden. Dat geweld kan onder andere fysiek, seksueel en psychisch van aard zijn. Vormen van huiselijk geweld zijn: (ex)partnergeweld, ouderen-mishandeling, eergerelateerd geweld, huwelijksdwang, genitale verminking en mishandeling van ouders door hun kinderen.7.
Huiselijk geweld onderscheidt zich van publiek geweld doordat het plaatsvindt binnen intieme relaties, gezins- of familieverhoudingen. Er is sprake van emotionele afhankelijkheid en loyaliteitsbanden.8. Mensenhandel valt hier dus niet onder, maar wordt wel gemeld.
Kindermishandeling
Elke vorm van voor de minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen, ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel.9.
(ex-) Partnergeweld
Geweld10. tussen partners onderscheidt zich van geweld tegen kinderen in het gezin, omdat partners beiden volwassen zijn en kinderen per definitie kwetsbaarder zijn dan hun ouders.
Partners hebben een wederzijdse zorgverplichting en zijn vaak financieel, economisch en sociaal afhankelijk van elkaar. Bij partnergeweld is vaak sprake van machtsongelijkheid, waarbij de pleger een bepaald overwicht heeft op het slachtoffer. Er kan een patroon ontstaan waardoor het slachtoffer (en het hele gezin) in een isolement kunnen raken.
Profielen van (ex-)partnergeweld:11.
- 1.
Intiem terrorisme (‘intimate terrorism’). Eenzijdig ernstig geweld van doorgaans de man. Bijvoorbeeld: dreiging en intimidatie; constant in de gaten houden wat het slachtoffer doet en waar zij is; het ondermijnen van de wil van het slachtoffer door het zelfvertrouwen aan te tasten, door constante verbale aanvallen en door haar te overtuigen dat er geen alternatieven zijn voor de relatie; de mogelijkheden om zich tegen het controlerende gedrag te verzetten worden zoveel mogelijk beperkt door haar de toegang tot allerlei bronnen te ontzeggen en afhankelijk te maken. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het slachtoffer te weinig geld te geven en niet toe te staan contact te hebben met vrienden of familie.
- 2.
Veel voorkomend partnergeweld (‘common couple violence’).
- 3.
Gewelddadig verzet (‘violent resistance’).
- 4.
Wederzijds geweld en controle (‘mutual violent control’).
Belaging
Het wederrechtelijk stelselmatig en opzettelijk inbreuk maken op iemands persoonlijke levenssfeer, bijvoorbeeld door die ander voortdurend, hinderlijk te achtervolgen, te bespieden, te bellen en te mailen of persoonlijk te bedreigen.
Belaging kan deel uitmaken van andere vormen van geweld tegen een (ex-)partner.
Eergerelateerd geweld
Eergerelateerd geweld omvat elke vorm van geestelijk of lichamelijk geweld, gepleegd vanuit een collectieve mentaliteit in reactie op een (dreiging van) schending van de eer van een man of een vrouw en daarmee van zijn of haar familie, waarvan de buitenwereld op de hoogte is of dreigt te raken.12.
Het begrip ‘eergerelateerd geweld’ is de overkoepelende term voor alle vormen van dwang en psychisch en fysiek geweld om te voorkomen dat een lid van de familie een ‘misstap’ zet die de familie-eer in de gemeenschap kan schaden en alle geweld tegen de (vermeende) ‘eerschender’ om de geschonden eer te herstellen. Bij ‘eer’ kan het gaan om persoonlijke eer (iemand houdt zich aan de basisvoorwaarden van de sociale groep) of om maatschappelijke eer (men is gelijkwaardig en kan elkaar vertrouwen, waardoor men respect, steun en bescherming krijgt). Daarnaast telt in veel bevolkingsgroepen met een groepscultuur ook de familie-eer, die vooral is gekoppeld aan de seksuele eer van vooral vrouwen en meisjes. Mannen en jongens hebben de taak deze eer te beschermen, zo nodig te herstellen, desnoods met geweld. Dit zogenaamde eergerelateerd geweld komt vooral voor in culturen rond de Middellandse Zee (Spanje en Italië kenden ook eermoord), het Midden-Oosten, Zuid- en Centraal-Azië. Ook onder Roma en Hindoestaanse gemeenschappen komt eergeweld voor. Onder orthodox-christelijke en joodse gemeenschappen zien we vergelijkbare mechanismen rond kuisheid, aanzien, groepsdruk en sociale uitsluiting.
Er is een diversiteit aan vormen van eergerelateerd geweld en gradaties van ernst. Denk hierbij aan eermoord, trotsmoord, (gedwongen) zelfmoord, verstoting, seksueel misbruik, genezingsrituelen en bezweringen. Ook huwelijksdwang en achterlating kunnen hieronder vallen, maar zijn niet altijd een gevolg van een eerkwestie, want hebben soms bijvoorbeeld een financiële of verblijfsrechtelijke reden.
Ouderenmishandeling of ontspoorde zorg (vanaf 65 jaar)
Ouderenmishandeling (in huiselijke kring en professionele relatie) is het handelen of het nalaten van handelen van al degenen die in een terugkerende persoonlijke of professionele relatie met de oudere (iemand van 65 jaar of ouder) staan, waardoor de oudere persoon lichamelijke en/of psychische en/of materiële schade lijdt en waarbij van de kant van de oudere sprake is van een vorm van gedeeltelijke of volledige afhankelijkheid. (VWS, 2011; H. Comijs, 1996).
In Nederland onderscheiden we als verschijningsvormen van ouderenmishandeling: lichamelijke mishandeling, psychische mishandeling, verwaarlozing, financiële uitbuiting en seksueel misbruik. Soms wordt een zesde vorm genoemd: schending van rechten. Voorbeelden hiervan: schending van het recht op privacy, instemmingsrecht en recht op bewegingsvrijheid. Deze worden beschouwd als een vorm van psychische mishandeling.
Ontspoorde (mantel)zorg: een specifieke vorm van ouderenmishandeling.
Overschrijding van de grens van goede zorg door een mantelzorger, veroorzaakt door overbelasting, onmacht, onkunde of onwetendheid. Verschijningsvormen van ontspoorde mantelzorg: psychisch geweld, fysiek geweld, verwaarlozing, seksueel grensoverschrijdend gedrag en financieel misbruik.
Geweld tegen ouders jonger dan 65, door hun kinderen (voorheen oudermishandeling)
Een breed gedragen definitie ontbreekt nog. Op basis van signalen uit het veld is deze categorie aangepast (voorheen oudermishandeling) naar de mishandeling van ouders jonger dan 65 jaar door hun kinderen.
Werkdefinitie voor oudermishandeling13.: ‘Oudermishandeling is niet-incidenteel geweld in het gezin, gepleegd door een jeugdige van 12 tot 23 jaar, gericht op (een van) de ouders/verzorgers.
Het gaat om herhaaldelijk en ernstig geweld dat niet alleen vanuit de puberteit verklaard kan worden. Het geweld kan psychisch, fysiek en seksueel zijn, maar ook financiële uitbuiting betreffen. Uitgezonderd van de definitie zijn (ex-)partnergeweld, geweld tussen broers en zussen en ouderenmishandeling (deze vormen kunnen wel voorkomen naast het geweld tegen de ouders/verzorgers)’.
Voor kinderen die geweld plegen tegen hun ouders jonger dan 65 jaar is geen categorie. Daarom wordt onder deze categorie ook verstaan volwassenen die geweld tegen hun ouders gebruiken.
Huwelijksdwang en achterlating
Huwelijksdwang is een religieus of wettelijk huwelijk waarbij de (voorbereidende) huwelijkshandelingen tegen de vrije wil van minstens een van de huwelijkskandidaten plaatshebben en waarmee onder een bepaalde vorm van dwang is ingestemd.14.
Huwelijksdwang is het dwingen van een meisje, jongen, vrouw of man tot een huwelijk. Bij huwelijksdwang hebben een of beide huwelijkspartners weinig of geen zeggenschap over de sluiting van het huwelijk, het huwelijk is tegen hun wil. Een weigering wordt vaak niet geaccepteerd.
Slachtoffers van huwelijksdwang hebben doorgaans niet alleen te maken met een gebrek aan vrije partnerkeuze, maar ook met een dwang om te trouwen, vaak voor een bepaalde leeftijd. Als jongeren vervolgens tegen de wil van hun ouders/familie toch kiezen voor een zelfgekozen partner, raken ze meestal het contact kwijt met de ouders of worden ze verstoten.
Meestal gaat het bij huwelijksdwang om ouders die hun dochter of zoon een huwelijk en/of een bepaalde partner opdringen. Vaak oefent op de achtergrond ook de familie of de etnische gemeenschap druk uit. Die druk kan subtiel tot zeer dwingend zijn.
Huwelijksdwang is een vorm van huiselijk geweld en van eergerelateerd geweld. Blijvend verzet tegen het huwelijk kan aanleiding zijn tot een gedwongen achterlating of eermoord.
Achterlating:
Het tegen de zin achterlaten in het land van herkomst (van de ouders) van jongeren, vooral van meisjes van 12-23 jaar; vaak wordt het paspoort of de verblijfsvergunning van het slachtoffer afgenomen om terugkeer naar het nieuwe thuisland te verhinderen.
Huwelijkse gevangenschap:
Naast het gedwongen worden om te trouwen, kan een persoon ook gedwongen worden om getrouwd te blijven. Een vrouw of man is in dat geval een huwelijk aangegaan en wil dit beëindigen, terwijl daarvoor de medewerking van de echtgenoot nodig is. Als de echtgenoot deze medewerking weigert, is er sprake van huwelijkse gevangenschap. Dit kan voorkomen bij een formeel huwelijk, maar ook bij een informeel, religieus huwelijk. Vaak zijn het vrouwen die door hun man gedwongen worden om gehuwd te blijven. Maar het komt ook voor dat de vrouw haar man dwingt om gehuwd te blijven.15.
Kindermishandeling, kindcheck:
Onderdeel van de Wet van 14 maart 2013 tot wijziging van diverse wetten in verband met de invoering van de verplichting voor bepaalde instanties waar professionals werken en voor bepaalde zelfstandige professionals om te beschikken over een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling en de kennis en het gebruik daarvan te bevorderen, onderscheidenlijk die meldcode te hanteren (Stb. 2013, 142) is de zogenaamde kindcheck16., die betrekking heeft op professionals die met volwassenen werken. Als de situatie van de cliënt aanleiding geeft om zich zorgen te maken over mogelijk aanwezige kinderen, dan zijn de professionals verplicht om na te gaan of hun cliënt verantwoordelijkheid draagt voor de opvoeding of verzorging van kinderen. Als dat het geval is, dan moeten zij nagaan of de kinderen veilig zijn. Ze dienen daarvoor een aantal stappen te volgen die beschreven staan in de Wet verplichte meldcode. De uitkomst hiervan kan zijn dat de professional contact opneemt met Veilig Thuis.17.
Kindermishandeling, vechtscheiding
Gesproken kan worden van een vechtscheiding als een scheiding zeer complex verloopt door slepende meningsverschillen die vaak ook worden uitgevochten via mediators, advocaten en hulpverleners. Niet alleen de twee ouders, ook de familie en vrienden om hen heen, en ook scholen en andere instanties, raken betrokken in de strijd. In de loop van dit proces zijn veel achterdocht en wantrouwen gegroeid wat het steeds moeilijker maakt tot constructieve oplossingen te komen. In deze scheidingen raken kinderen gevangen en beschadigd. Het polariseren van de standpunten en het demoniseren van de andere ouder leidt bij kinderen tot verwarring aangezien kinderen vaak niet in staat zijn tot meervoudige partijdigheid. Het demoniseren van de andere ouder heeft als gevolg dat ouders zichzelf superieur vinden aan de ander. Hierdoor voelen ouders zich in hun recht staan om de opvoeding van het kind op zich te nemen en denken hierbij te handelen in het belang van het kind. Dit leidt echter tot intensere conflicten, minder vergevingsgezindheid en minder samenwerking bij onderhandelingen. Het kind wordt hiermee de inzet van het conflict wat als gevolg kan hebben dat alle betrokken partijen vooral over het kind spreken en niet langer met het kind. De kern van de verwaarlozing is dat niemand meer aan het kind of de kinderen vraagt hoe het met hen gaat, wat ze ervaren en wat ze nodig hebben, terwijl ze hier juist in scheidingssituatie extra behoefte aan hebben. De negatieve gevolgen voor het kind bestaan uit psychosociale problemen, zoals angsten, depressie en agressief gedrag. Er bestaat een sterke relatie tussen de ernst van de conflicten tussen ouders en de ernst van de psychosociale gevolgen.18.
Voetnoten
Het Netwerk Veilig Thuis is het samenwerkingsverband van de 26 Veilig Thuis-organisaties in Nederland
VNG, juli 2016.
NB het uitvoeren van de Wet tijdelijk huisverbod is geen wettelijke taak van Veilig Thuis maar kan als taak door de gemeenten zijn toegewezen aan Veilig Thuis. De activiteiten onder deze wet zijn uiteraard wel wettelijke taken.
Kwaliteitskader wachtlijsten Veilig Thuis: schriftelijk wordt aan Veilig Thuis bevestigd dat de overdracht van een zaak is ontvangen, in die zaken waar Veilig Thuis conform hetgeen is opgenomen in paragraaf 3.2, alleen schriftelijk overdraagt.
Het uitvoeren van de wet tijdelijk huisverbod is geen wettelijke taak van veilig Thuis maar kan als taak door de gemeenten zijn toegewezen aan Veilig Thuis. De activiteiten onder deze wet zijn uiteraard wel wettelijke taken opgelegd aan burgemeester en gemeente.
In de praktijk blijkt dat de contacten vaak rechtsreeks tussen Veilig Thuis en het CBS worden gelegd. Niettemin is de gemeente verantwoordelijk.
Movisie: Factsheet huiselijk geweld, 2013
Lünnemann en Verwijs, 2012
Voorbeelden van geweld zijn slaan, bijten, schoppen, aanranden, verkrachten, maar ook zorg onthouden en besmetten. Voorbeelden van psychisch geweld zijn belaging, intimideren, sociaal isoleren, vernederen en manipuleren.
Graham, Kevan en Archer, 2003; Johnson, 2008; Lünnemann en Verwijs, 2012
Beke 2005: werkdefinitie ministerie van Veiligheid en Justitie
Vink en Goes, 2014
Cornelissen, Kuppens en Ferwerda, 2009
Model handelingsprotocol voor Veilig Thuis, VNG 2014