Einde inhoudsopgave
Voorzieningenstelsel Buitenlandtoeslagen Rechterlijke Ambtenaren (VBRA)
Artikel 6.1
Geldend
Geldend vanaf 06-07-2012. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-04-2012
- Bronpublicatie:
20-06-2012, Stcrt. 2012, 13378 (uitgifte: 04-07-2012, regelingnummer: 2012-200612)
- Inwerkingtreding
06-07-2012, terugwerkend tot: 01-04-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2012, Stcrt. 2012, 13378 (uitgifte: 04-07-2012, regelingnummer: 2012-200612)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bezoldiging
Juridische beroepen / Rechter
Juridische beroepen (V)
Ambtenarenrecht / Vergoeding
1.
De belanghebbende die met zijn gezinsleden verblijft in een gebied buiten Nederland, heeft éénmaal per periode van twaalf maanden van verblijf in een gebied buiten Nederland voor zichzelf en zijn gezinsleden die met hem metterwoon in dat land verblijven, aanspraak op een vergoeding van de kosten van een vliegreis van het land van verblijf naar Nederland en terug ten behoeve van familiebezoek.
2.
In de periode van twaalf maanden dat betrokkene voor zichzelf en zijn gezinsleden deze voorziening uit andere hoofde ontvangt, vervalt de aanspraak op vergoeding onder lid 1.
3.
De belanghebbende die met één of meer gezinsleden naar een gebied buiten Nederland is verhuisd, heeft éénmaal per periode van twaalf maanden ter zake van gezinshereniging met in Nederland achtergebleven kinderen, voor die kinderen, aanspraak op vergoeding van de kosten voor de vliegreis van Nederland naar het land waar de belanghebbende is tewerkgesteld (vice versa). Deze aanspraak is overdraagbaar aan zichzelf of aan maximaal één gezinslid met wie de belanghebbende in dat land verblijft.
4.
Het bepaalde in het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op het tot het gezin behorende kind van de belanghebbende dat voortijdig is gerepatrieerd. De aanspraak op vergoeding van de vliegreis voor dat kind geldt alleen als belanghebbende op de dag van repatriëring van dat kind nog tenminste zes maanden in een gebied buiten Nederland verblijft.
5.
De belanghebbende die als gevolg van de verplaatsing in een gebied buiten Nederland zonder zijn gezin is verhuisd, heeft éénmaal per periode van zes maanden, ten behoeve van gezinshereniging, aanspraak op een vergoeding van de kosten van een vliegreis van het land van verblijf naar Nederland en terug. Deze aanspraak is overdraagbaar op één van de gezinsleden van belanghebbende.
6.
De ongehuwde belanghebbende heeft éénmaal per periode van twaalf maanden verblijf in een gebied buiten Nederland aanspraak op een vergoeding van de kosten van een vliegreis van het land van verblijf naar Nederland en terug ten behoeve van familiebezoek.
7.
De ongehuwde belanghebbende met eigen kinderen heeft, ten behoeve van gezinshereniging met zijn in Nederland achtergebleven kinderen, éénmaal per periode van twaalf maanden verblijf in een gebied buiten Nederland aanspraak op een vergoeding van de kosten van de vliegreis van het land van verblijf naar Nederland en terug. Deze aanspraak is overdraagbaar op één van de eigen kinderen van belanghebbende.
8.
De ongehuwde belanghebbende met eigen kinderen heeft, ten behoeve van gezinshereniging met zijn in een ander land dan Nederland achtergebleven kind, eenmaal per periode van twaalf maanden verblijf in het buitenland aanspraak op een vergoeding van de kosten van een vliegreis van het land van verblijf naar het land waar het achtergebleven kind verblijft tot maximaal de kosten van een vliegreis van het land van verblijf naar Nederland en terug.
9.
De vergoeding van de kosten van een vliegreis, bedoeld in dit artikel bedraagt niet meer dan de kosten van een retourticket op basis van de goedkoopste economy klasse van vervoer met een geldigheidsduur van maximaal zes weken voor een rechtstreekse vlucht tussen Nederland en het land waar de belanghebbende is tewerkgesteld.
10.
De vergoeding van de reiskosten, bedoeld in dit artikel wordt op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de belanghebbende toegekend, onder overlegging van de desbetreffende betalingsbewijzen en tickets.
11.
De aanspraak op de vergoeding van de kosten van de vliegreis, als bedoeld in dit artikel, vervalt indien daar binnen de termijn dat de aanspraak bestaat geen gebruik van is gemaakt.