Einde inhoudsopgave
Omgevingswet
Artikel 18.25 (informatieverstrekking uitvoering en handhaving)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
12-02-2020, Stb. 2020, 172 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken: 34986)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Economische Zaken
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Omgevingswet
Bestuursrecht algemeen / Besluit (algemeen)
1.
De bij de uitvoeringstaak en de handhavingstaak betrokken bestuursorganen verstrekken de gegevens waarover zij beschikken in verband met de werkzaamheden, bedoeld in artikel 18.22, eerste lid, aan elkaar en, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de strafrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, aan de instanties die met de strafrechtelijke handhaving zijn belast.
2.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen andere bestuursorganen en instanties worden aangewezen, die op verzoek gegevens waarover zij in verband met de werkzaamheden, bedoeld in artikel 18.22, eerste lid, beschikken, verstrekken aan de in het eerste lid bedoelde:
- a.
bestuursorganen, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de uitoefening van de uitvoeringstaak en de handhavingstaak,
- b.
instanties, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de strafrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet.
3.
Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
- a.
de wijze waarop gegevens overeenkomstig het eerste lid kunnen worden verstrekt,
- b.
de verwerking van persoonsgegevens, bedoeld in artikel 4, onder 2°, van de algemene verordening gegevensbescherming, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de strafrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet, door:
- 1°
de betrokken bestuursorganen,
- 2°
de onder hun gezag werkzame toezichthouders, en
- 3°
de op grond van het tweede lid aangewezen bestuursorganen en instanties,
- c.
de verdeling van de kosten verbonden aan het uitvoeren van het bepaalde bij of krachtens dit artikel.