Einde inhoudsopgave
Erfgoedwet
Artikel 6.13 [Kosten inbewaringneming cultuurgoed uit bezet gebied]
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2023
- Bronpublicatie:
25-01-2023, Stb. 2023, 41 (uitgifte: 10-02-2023, kamerstukken: 36212)
- Inwerkingtreding
01-05-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-03-2023, Stb. 2023, 97 (uitgifte: 27-03-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Erfgoed, monumenten en archeologie
Ruimtelijk bestuursrecht / Monumentenzorg
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
De kosten verbonden aan de toepassing van inbewaringneming als bedoeld in artikel 6.11, kunnen, indien daartoe aanleiding bestaat, bij beschikking van Onze Minister geheel of ten dele ten laste worden gebracht van degene die het verbod van artikel 6.10 overtreedt.
2.
In elk geval zijn geen kosten verschuldigd indien:
- a.
bij uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan, de rechtsvordering, bedoeld in artikel 6.15, wordt afgewezen dan wel een schadeloosstelling of billijke vergoeding als bedoeld in artikel 6.15, derde lid, wordt toegekend; of
- b.
Onze Minister definitief van teruggave van het cultuurgoed afziet.
3.
Indien zich een geval als bedoeld in het tweede lid voordoet, nadat Onze Minister een beschikking als bedoeld in het eerste lid heeft gegeven, trekt hij deze beschikking in.
4.
De beschikking vermeldt het in rekening te brengen bedrag. Onder de kosten kunnen worden begrepen de kosten verbonden aan de voorbereiding van de inbewaringneming.
5.
Onze Minister kan van de overtreder bij dwangbevel de ingevolge de vorige leden verschuldigde kosten, verhoogd met de op de invordering vallende kosten, invorderen.
6.
Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploot betekend en levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Tenuitvoerlegging vindt niet plaats zolang het geval, bedoeld in het tweede lid, onder a, zich nog kan voordoen.
7.
Gedurende zes weken na de dag van betekening staat verzet tegen het dwangbevel open door dagvaarding van Onze Minister.
8.
Het verzet schorst de tenuitvoerlegging. Op verzoek van Onze Minister kan de rechter de schorsing van de tenuitvoerlegging opheffen.