Einde inhoudsopgave
Voorontwerp Insolventiewet
Artikel 1.1.4 Enige bepalingen over verzoekschriften en verweerschriften
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2007
- Bronpublicatie:
01-11-2007, Internet 2007, www.justitie.nl (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-11-2007, Internet 2007, www.justitie.nl (uitgifte: 01-11-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Algemeen
1.
Verzoekschriften, ingediend ingevolge de artikelen 2.2.4, eerste lid, 2.2.10, 2.3.1, 2.3.2, 4.3.6, 6.2.24, 6.4.5, 6.5.1, 7.1.2, 7.1.29, 7.1.30, 7.3.6, indien het verzoek wordt gedaan door een schuldeiser, 7.3.14, eerste lid, 7.4.1, 9.1, 10.3.1, eerste lid, 10.3.3, alsmede verzoekschriften op de voet van artikel 33 van de EG-insolventieverordening, worden ingediend door een advocaat. De eerste zin is niet van toepassing op verzoekschriften, ingediend door de bewindvoerder.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op een verzoekschrift tot insolventverklaring als bedoeld in artikel 2.2.4, eerste lid, ingediend door de schuldenaar.
3.
Verzoekschriften in cassatie worden ingediend door een advocaat bij de Hoge Raad.
4.
Verzoekschriften worden ondertekend door degene die ze indient. Indien de verzoeker zich laat vertegenwoordigen door een gemachtigde die niet als advocaat of deurwaarder is ingeschreven, moet bij het verzoekschrift een schriftelijke volmacht worden overgelegd. De eerste en tweede zin zijn van overeenkomstige toepassing op verweerschriften.
5.
Artikel 281 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is van overeenkomstige toepassing.