Einde inhoudsopgave
Penitentiaire beginselenwet
Artikel 45 [Beperkingen bezit voorwerpen. Inbeslagneming]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1999
- Bronpublicatie:
18-06-1998, Stb. 1998, 430 (uitgifte: 21-07-1998, kamerstukken: 24263)
- Inwerkingtreding
01-01-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-11-1998, Stb. 1998, 623 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Penitentiair recht / Algemeen
1.
In de huisregels kan worden bepaald dat het bezit van bepaalde soorten voorwerpen binnen de inrichting of een bepaalde afdeling daarvan verboden is, indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting, dan wel de beperking van de aansprakelijkheid van de directeur voor de voorwerpen.
2.
De directeur kan een gedetineerde toestemming geven hem toebehorende voorwerpen, waarvan het bezit niet is verboden ingevolge het eerste lid, in zijn verblijfsruimte te plaatsen dan wel bij zich te hebben voor zover dit zich verdraagt met de volgende belangen:
- a.
de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
- b.
de aansprakelijkheid van de directeur voor de voorwerpen.
3.
De directeur kan aan de toestemming, bedoeld in het tweede lid, voorwaarden verbinden die kunnen betreffen het gebruik van en de aansprakelijkheid voor deze voorwerpen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld krachtens welke de aansprakelijkheid van de directeur voor voorwerpen die een gedetineerde ingevolge het tweede lid onder zich heeft wordt beperkt tot een bepaald bedrag.
4.
De directeur is bevoegd aan de gedetineerde toebehorende voorwerpen voor diens rekening te laten onderzoeken, teneinde vast te stellen of de toelating of het bezit daarvan kan worden toegestaan dan wel is verboden, ingevolge het eerste onderscheidenlijk het tweede lid.
5.
De directeur is bevoegd voorwerpen ten aanzien waarvan geen toestemming is verleend dan wel die zijn verboden, ingevolge het eerste onderscheidenlijk het tweede lid, in beslag te nemen. Hij draagt zorg dat deze voorwerpen hetzij onder afgifte van een bewijs van ontvangst ten behoeve van de gedetineerde op diens kosten worden bewaard, hetzij voor diens rekening worden gezonden aan de verzender of een door de gedetineerde op te geven adres, hetzij met toestemming van de gedetineerde worden vernietigd, hetzij aan een opsporingsambtenaar ter hand worden gesteld met het oog op de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.