Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2017/1001 inzake het Uniemerk
Artikel 192 Anciënniteit inroepen bij het Bureau
Geldend
Geldend vanaf 06-07-2017
- Bronpublicatie:
14-06-2017, PbEU 2017, L 154 (uitgifte: 16-06-2017, regelingnummer: 2017/1001)
- Inwerkingtreding
06-07-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-06-2017, PbEU 2017, L 154 (uitgifte: 16-06-2017, regelingnummer: 2017/1001)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Modellen- en merkenrecht
EU-recht / Marktintegratie
Intellectuele-eigendomsrecht / Europees intellectuele-eigendomsrecht
Mededingingsrecht / EU-mededingingsrecht
1.
De houder van een internationale inschrijving met aanduiding van de Unie kan vanaf de datum van bekendmaking van de rechtsgevolgen van die inschrijving op grond van artikel 190, lid 2, voor het Bureau de anciënniteit inroepen van een in een lidstaat ingeschreven ouder merk, waaronder een in de Benelux ingeschreven merk of een ouder merk dat krachtens een internationale regeling met rechtsgevolgen in een lidstaat is ingeschreven, zoals bepaald in artikel 40.
2.
Wanneer een beroep op anciënniteit wordt gedaan vóór de in lid 1 bedoelde datum, wordt dat beroep op anciënniteit geacht door het Bureau op die datum te zijn ontvangen.
3.
Een in lid 1 van dit artikel bedoelde beroep op anciënniteit voldoet aan de vereisten van artikel 40 en bevat informatie aan de hand waarvan de vervulling van die vereisten kan worden nagegaan.
4.
Indien niet is voldaan aan de vereisten inzake het beroep op anciënniteit, als bedoeld in lid 3 en gespecificeerd in de overeenkomstig lid 6 vastgestelde uitvoeringshandeling, vraagt het Bureau de houder van de internationale inschrijving de gebreken te verhelpen. Indien de gebreken niet binnen de door het Bureau te stellen termijn zijn verholpen, wijst het Bureau het beroep af.
5.
Wanneer het Bureau een beroep op anciënniteit heeft aanvaard, of een beroep op anciënniteit is ingetrokken of door het Bureau wordt doorgehaald, stelt het Bureau het Internationale Bureau daarvan in kennis.
6.
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in een beroep op anciënniteit volgens lid 1van dit artikel, en de nadere gegevens van de overeenkomstig lid 5 van dit artikel te verstrekken informatie. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 207, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.