Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2013/33/EU vaststelling normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (herschikking)
Artikel 24 Niet-begeleide minderjarigen
Geldend
Geldend van 19-07-2013 tot 12-06-2026
- Bronpublicatie:
26-06-2013, PbEU 2013, L 180 (uitgifte: 29-06-2013, regelingnummer: 2013/33/EU)
- Inwerkingtreding
19-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-06-2013, PbEU 2013, L 180 (uitgifte: 29-06-2013, regelingnummer: 2013/33/EU)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Vreemdelingenrecht / Algemeen
EU-recht / Rechtsbescherming
1.
De lidstaten nemen zo spoedig mogelijk maatregelen om ervoor te zorgen dat de niet-begeleide minderjarige wordt vertegenwoordigd en bijgestaan door een vertegenwoordiger zodat hij aanspraak kan maken op de rechten en kan voldoen aan de verplichtingen die in deze richtlijn zijn vastgesteld. De niet-begeleide minderjarige wordt er onmiddellijk van in kennis gesteld dat een vertegenwoordiger is aangewezen. De vertegenwoordiger gaat bij de vervulling van zijn taken uit van het belang van het kind, overeenkomstig artikel 23, lid 2, en beschikt daartoe over de nodige deskundigheid. Teneinde het welzijn en de sociale ontwikkeling van de minderjarige als bedoeld in artikel 23, lid 2, onder b), te waarborgen, wordt de vertegenwoordiger alleen vervangen indien nodig. Organisaties of personen waarvan de belangen met het belang van de niet-begeleide minderjarige in conflict komen of kunnen komen, komen niet als vertegenwoordiger in aanmerking.
De betreffende instanties voeren regelmatig beoordelingen uit, onder meer van de vraag of er voor de vertegenwoordiging van de niet-begeleide minderjarige voldoende middelen beschikbaar zijn.
2.
Niet-begeleide minderjarigen die een verzoek om internationale bescherming indienen, worden vanaf het moment dat zij tot het grondgebied worden toegelaten tot het moment waarop zij verplicht zijn de lidstaat waarin het verzoek om internationale bescherming is ingediend of wordt behandeld, te verlaten, ondergebracht:
- a)
bij volwassen bloedverwanten;
- b)
in een pleeggezin;
- c)
in opvangcentra met speciale voorzieningen voor minderjarigen;
- d)
in andere huisvesting die geschikt is voor minderjarigen.
De lidstaten mogen niet-begeleide minderjarigen die ten minste 16 jaar oud zijn in opvangcentra voor meerderjarige verzoekers onderbrengen, indien dit in hun belang is zoals bedoeld in artikel 23, lid 2.
Voor zover mogelijk worden broers en zussen bij elkaar gehuisvest, rekening houdend met het belang van de betrokken minderjarige en in het bijzonder met zijn leeftijd en maturiteit. Veranderingen in de verblijfplaats van minderjarigen worden tot het strikt noodzakelijke minimum beperkt.
3.
Nadat een verzoek om internationale bescherming is ingediend, beginnen de lidstaten zo spoedig mogelijk met het opsporen van de gezinsleden van de niet-begeleide minderjarige, met zijn belang voor ogen, waarbij indien nodig de hulp van internationale of andere betrokken organisaties wordt ingeroepen. In gevallen waarin gevaar bestaat voor het leven of de lichamelijke integriteit van de minderjarige of zijn naaste familieleden, met name indien zij in het land van herkomst zijn achtergebleven, moet bij het verzamelen, verwerken en verspreiden van gegevens over deze personen vertrouwelijkheid worden gewaarborgd, zodat hun veiligheid niet in gevaar wordt gebracht.
4.
Personen die met niet-begeleide minderjarigen werken, moeten passend onderricht over hun behoeften gevolgd hebben en blijven volgen; voor deze personen gelden de geheimhoudingsregels als bepaald in het nationale recht in verband met de informatie waarvan zij uit hoofde van hun werk kennisnemen.