Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 226b [Beschikking R-C. Hoger beroep]
Geldend
Geldend vanaf 01-02-1994
- Bronpublicatie:
11-11-1993, Stb. 1993, 603 (uitgifte: 01-12-1993, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 22483 Overheid.nl: 22483)
- Inwerkingtreding
01-02-1994
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-11-1993, Stb. 1993, 603 (uitgifte: 01-12-1993, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 22483Overheid.nl: 22483)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
1.
De ingevolge artikel 226a, eerste lid, gegeven beschikking van de rechter-commissaris is met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend en wordt onverwijld schriftelijk ter kennis gebracht van de officier van justitie en betekend aan de verdachte en de getuige, met vermelding van de termijn waarbinnen en de wijze waarop het rechtsmiddel, dat tegen de beschikking openstaat, moet worden ingesteld.
2.
Tegen de beschikking staat voor de officier van justitie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beschikking en voor de verdachte en de getuige binnen veertien dagen na de betekening daarvan hoger beroep open bij het gerecht in feitelijke aanleg, waarvoor de zaak wordt vervolgd.
3.
Het gerecht beslist zo spoedig mogelijk. Indien het hoger beroep tegen een overeenkomstig artikel 226a, eerste lid, gegeven bevel gegrond wordt geoordeeld en de rechter-commissaris de getuige reeds met inachtneming van de artikelen 226c-226f heeft verhoord, draagt de rechter-commissaris zorg dat het proces-verbaal van verhoor van de getuige wordt vernietigd. De rechter-commissaris maakt hiervan proces-verbaal op. Artikel 226f is van overeenkomstige toepassing.
4.
Tegen de beschikking van het gerecht is beroep in cassatie niet toegelaten.
5.
Indien in hoger beroep onherroepelijk is beslist dat de getuige een bedreigde getuige is, nemen de leden van het gerecht, op straffe van nietigheid, niet aan het onderzoek ter terechtzitting deel. Artikel 21, derde lid, blijft buiten toepassing.