Einde inhoudsopgave
Kadasterbesluit
Artikel 36 [Permanente aansluiting op basisregistratie kadaster]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2008
- Bronpublicatie:
10-12-2007, Stb. 2007, 582 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-12-2007, Stb. 2007, 582 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Algemeen
Goederenrecht / Algemeen
1.
Een permanente aansluiting op de basisregistratie kadaster, als bedoeld in artikel 105, eerste lid, van de wet, kan worden verkregen onder de volgende voorwaarden:
- a.
door de aansluiting worden uitsluitend de actuele gegevens uit de basisregistratie kadaster beschikbaar gesteld;
- b.
de aansluiting heeft betrekking op de gehele kring van één of meer kantoren van de Dienst;
- c.
desverlangd kan de aansluiting worden beperkt tot bij regeling van het bestuur van de Dienst te bepalen soorten van gegevens uit de basisregistratie kadaster;
- d.
de raadpleging kan slechts geschieden gedurende bij regeling van het bestuur van de Dienst te bepalen tijden en de apparatuur waardoor de aansluiting wordt tot stand gebracht, dient te voldoen aan bij regeling van het bestuur van de Dienst te bepalen vereisten;
- e.
de gegevens uit de basisregistratie kadaster worden uitsluitend beschikbaar gesteld voor raadpleging door middel van het desbetreffende beeldscherm, waarvan desverlangd een afschrift kan worden vervaardigd in een bij regeling van het bestuur van de Dienst te bepalen vorm;
- f.
de beschikbaar gestelde gegevens uit de basisregistratie kadaster, mogen niet aan derden worden verstrekt, behoudens het bepaalde in artikel 37.
2.
Indien een houder van een aansluiting als bedoeld in het eerste lid, handelt in strijd met de in het eerste lid, onder f, genoemde voorwaarde dan wel de in het eerste lid, onder d, bedoelde regels niet in acht neemt, kan het bestuur van de Dienst de aansluiting beëindigen.
3.
Omtrent de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde permanente aansluiting kan worden verkregen, worden door het bestuur van de Dienst regels gesteld.