Verordening (EEG) nr. 2821/71 machtigingsverordening (Standaarden, O&O, specialisatie)
Artikel 4 [Overgangsbepalingen]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1995
- Bronpublicatie:
24-06-1994, PbEG 1994, C 241 jo PbEG 1995, L 1 (uitgifte: 01-01-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
24-06-1994, PbEG 1994, C 241 jo PbEG 1995, L 1 (uitgifte: 01-01-1994, regelingnummer: 94/C241/08)
24-06-1994, PbEG 1994, C 241 (uitgifte: 01-01-1994, regelingnummer: 94/C241/08)
- Inwerkingtreding
01-01-1995
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-1994, PbEG 1994, C 241 jo PbEG 1995, L 1 (uitgifte: 01-01-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
24-06-1994, PbEG 1994, C 241 jo PbEG 1995, L 1 (uitgifte: 01-01-1994, regelingnummer: 94/C241/08)
24-06-1994, PbEG 1994, C 241 (uitgifte: 01-01-1994, regelingnummer: 94/C241/08)
- Vakgebied(en)
Mededingingsrecht / Algemeen
1.
Een verordening krachtens artikel 1 kan bepalen dat het verbod van artikel 85, lid 1, van het Verdrag gedurende de periode die zij vaststelt niet van toepassing is op de op 13 maart 1962 bestaande overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 85, lid 3:
- —
indien zij binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de verordening zodanig worden gewijzigd dat zij aan die voorwaarden voldoen volgens de bepalingen van de verordening, en
- —
indien de wijzigingen ter kennis van de Commissie worden gebracht binnen de in de verordening vastgestelde termijn.
In een krachtens artikel 1 vastgestelde verordening kan worden bepaald dat het verbod van artikel 85, lid 1, van het Verdrag gedurende de periode die in de verordening wordt vastgesteld niet van toepassing is op overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die bestonden op de datum van toetreding en ten gevolge van de toetreding vallen onder de werkingssfeer van artikel 85, en die niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 85, lid 3.
Het bepaalde in de vorige alinea is eveneens van toepassing in het geval van de toetreding van de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek.
Het bepaalde in de vorige alinea is eveneens van toepassing in het geval van de toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden.
2.
Op overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die overeenkomstig artikel 5 van Verordening nr. 17 vóór 1 februari 1963 moesten worden aangemeld, is lid 1 slechts van toepassing, indien zij vóór dit tijdstip zijn aangemeld.
Lid 1 is slechts van toepassing op overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die uit hoofde van de toetreding onder de werkingssfeer van artikel 85, lid 1, van het Verdrag komen te vallen en waarvan overeenkomstig artikel 5 en artikel 25 van Verordening nr. 17 vóór 1 juli 1973 moet worden kennis gegeven, indien deze kennisgeving vóór genoemde datum heeft plaatsgevonden.
Lid 1 is slechts van toepassing op overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die uit hoofde van de toetreding van de Helleense Republiek onder de werkingssfeer van artikel 85, lid 1, van het Verdrag vallen en waarvan overeenkomstig de artikelen 5 en 25 van Vo. 17 vóór 1 juli 1981 kennis moet worden gegeven, indien deze kennisgeving vóór deze datum heeft plaatsgevonden.
Lid 1 is slechts van toepassing op overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die uit hoofde van de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek onder de werkingssfeer van artikel 85, lid 1, van het Verdrag vallen en waarvan overeenkomstig de artikelen 5 en 25 van Verordening nr. 17 vóór 1 juli 1986 kennis moet worden gegeven, indien deze kennisgeving vóór deze datum heeft plaatsgevonden.
Lid 1 is niet van toepassing op overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die uit hoofde van de toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden onder de toepassing van artikel 85, lid 1, van het Verdrag vallen en waarvan overeenkomstig de artikelen 5 en 25 van Verordening nr. 17 binnen zes maanden na de toetreding kennis moet worden geven, tenzij dat al binnen die periode is geschied. Deze alinea is niet van toepassing op overeenkomsten en onderling afgestemde gedragingen die op de datum van toetreding al onder artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst vallen.
3.
Op de krachtens lid 1 vastgestelde bepalingen kan geen beroep worden gedaan in rechtsgedingen die aanhangig zijn op de datum van inwerkingtreding van een verordening vastgesteld krachtens artikel 1; evenmin kan op deze bepalingen een beroep worden gedaan als grond voor een eis tot schadevergoeding tegen derden.