Einde inhoudsopgave
Richtlijn (EU) 2022/2555 betreffende maatregelen voor een hoog gezamenlijk niveau van cyberbeveiliging in de Unie, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 910/2014 en Richtlijn (EU) 2018/1972 en tot intrekking van Richtlijn (EU) 2016/1148 (NIS 2-richtlijn)
Artikel 37 Wederzijdse bijstand
Geldend
Geldend vanaf 16-01-2023
- Bronpublicatie:
14-12-2022, PbEU 2022, L 333 (uitgifte: 27-12-2022, regelingnummer: 2022/2555)
- Inwerkingtreding
16-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2022, PbEU 2022, L 333 (uitgifte: 27-12-2022, regelingnummer: 2022/2555)
- Vakgebied(en)
Privacy / Bescherming persoonsgegevens
Informatierecht / ICT
Openbare orde en veiligheid / Algemeen
1.
Wanneer een entiteit diensten verricht in meer dan één lidstaat, of indien zij diensten verricht in een of meer lidstaten en haar netwerk- en informatiesystemen zich in een of meer andere lidstaten bevinden, werken de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten met elkaar samen en verlenen ze elkaar indien nodig bijstand. Die samenwerking houdt ten minste in dat:
- a)
de bevoegde autoriteiten die in een lidstaat toezichts- of handhavingsmaatregelen toepassen, via het centrale contactpunt de bevoegde autoriteiten in de andere betrokken lidstaten informeren en raadplegen over de genomen toezichts- en handhavingsmaatregelen;
- b)
een bevoegde autoriteit een andere bevoegde autoriteit kan verzoeken toezichts- of handhavingsmaatregelen te nemen;
- c)
een bevoegde autoriteit, na ontvangst van een gemotiveerd verzoek van een andere bevoegde autoriteit, de andere bevoegde autoriteit wederzijdse bijstand verleent in verhouding tot haar eigen middelen, zodat de toezichts- of handhavingsmaatregelen op een effectieve, efficiënte en consistente wijze kunnen worden uitgevoerd.
De in punt c) van de eerste alinea bedoelde wederzijdse bijstand kan betrekking hebben op verzoeken om informatie en toezichtsmaatregelen, met inbegrip van verzoeken om inspecties ter plaatse of toezicht elders of gerichte beveiligingsaudits uit te voeren. Een bevoegde autoriteit waaraan een verzoek om bijstand is gericht, mag dat verzoek niet weigeren, tenzij wordt vastgesteld dat zij niet bevoegd is om de gevraagde bijstand te verlenen, dat de gevraagde bijstand niet in verhouding staat tot de toezichthoudende taken van de bevoegde autoriteit, of dat het verzoek betrekking heeft op informatie of activiteiten inhoudt die, indien ze openbaar zouden worden gemaakt of zouden worden uitgevoerd, in strijd zouden zijn met de wezenlijke belangen van zijn nationale veiligheid, de openbare veiligheid of de defensie van die lidstaat. Alvorens een dergelijk verzoek af te wijzen, raadpleegt de bevoegde autoriteit de andere betrokken bevoegde autoriteiten alsmede, op verzoek van een van de betrokken lidstaten, de Commissie en Enisa.
2.
In voorkomend geval kunnen de bevoegde autoriteiten van verschillende lidstaten in onderlinge overeenstemming gezamenlijke toezichtsacties uitvoeren.