Einde inhoudsopgave
Verdrag van Genève betreffende de behandeling van krijgsgevangenen, van 12 Augustus 1949
Artikel 21
Geldend
Geldend vanaf 21-10-1950
- Bronpublicatie:
12-08-1949, Trb. 1951, 74 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-10-1950
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-1949, Trb. 1951, 74 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
1.
De gevangenhoudende Mogendheid mag krijgsgevangenen aan internering onderwerpen. Zij mag hun de verplichting opleggen zich niet verder dan tot op een bepaalde afstand van het kamp waarin zij zijn geïnterneerd, te verwijderen dan wel, indien het kamp is afgesloten, zich niet buiten de afsluiting te begeven. Onverminderd de bepalingen van dit Verdrag betreffende de strafrechtelijke en krijgstuchtelijke sancties, mogen deze krijgsgevangenen slechts worden opgesloten of geconsigneerd indien deze maatregel noodzakelijk blijkt ter bescherming van hun gezondheid en dan alleen zolang de omstandigheden welke het nemen van die maatregel noodzakelijk hebben gemaakt, voortduren.
2.
Krijgsgevangenen kunnen op erewoord of belofte in algehele of gedeeltelijke vrijheid worden gesteld, voor zover de wetten van de Mogendheid tot welke zij behoren, hun zulks veroorloven. Deze maatregel zal in het bijzonder worden genomen in de gevallen waarin deze kan strekken tot verbetering van de gezondheidstoestand der krijgsgevangenen. Geen gevangene zal worden gedwongen zijn vrijheid op erewoord of belofte te aanvaarden.
3.
Bij het uitbreken der vijandelijkheden zal iedere Partij bij het conflict de tegenpartij in kennis stellen met de wetten en reglementen welke haar onderdanen veroorloven of verbieden vrijheid op erewoord of belofte te aanvaarden. Krijgsgevangenen, vrijgelaten op erewoord of belofte overeenkomstig de aldus medegedeelde wetten en reglementen, zijn op eigen eer verplicht zowel tegenover de Mogendheid tot welke zij behoren, als tegenover de Mogendheid die hen gevangen heeft genomen, nauwgezet de verplichtingen na te komen, waartoe zij zich hebben verbonden. In zodanige gevallen is de Mogendheid tot welke zij behoren, gehouden van hen geen enkele dienst te eisen of te aanvaarden, welke in strijd zou zijn met hun gegeven woord of belofte.