Einde inhoudsopgave
Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties
Artikel 2:13 (verplichte weigeringsgronden)
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2024
- Redactionele toelichting
De titel van het inwerkingtredingsbesluit is gecorrigeerd via een verbeterblad (13-08-2024).
- Bronpublicatie:
17-07-2024, Stb. 2024, 207 (uitgifte: 24-07-2024, kamerstukken: 36491)
- Inwerkingtreding
01-10-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-07-2024, Stb. 2024, 221 (uitgifte: 24-07-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Overdracht en overname strafvervolging
Materieel strafrecht / Sancties
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
1.
De erkenning van de rechterlijke uitspraak wordt geweigerd indien:
- a.
het certificaat niet is overgelegd, onvolledig is of kennelijk niet in overeenstemming is met de rechterlijke uitspraak en niet binnen redelijke termijn aan het verzoek, bedoeld in artikel 2:8, vierde lid, is voldaan;
- b.
niet is voldaan aan de voorwaarden voor erkenning, bedoeld in artikel 2:3;
- c.
de veroordeelde ten tijde van het begaan van het feit de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt;
- d.
de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak onverenigbaar is met een naar Nederlands recht geldende immuniteit;
- e.
de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak onverenigbaar is met het aan artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 255, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering ten grondslag liggende beginsel;
- f.
het feit waarvoor de vrijheidsbenemende sanctie is opgelegd, indien het in Nederland was begaan, naar Nederlands recht niet strafbaar zou zijn en de veroordeelde niet is overgeleverd onder de voorwaarde dat deze zijn straf in Nederland mag ondergaan als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Overleveringswet;
- g.
over het feit waarvoor de vrijheidsbenemende sanctie is opgelegd naar Nederlands recht rechtsmacht kon worden uitgeoefend en het recht tot uitvoering van de vrijheidsbenemende sanctie naar Nederlands recht zou zijn verjaard;
- h.
uit het certificaat blijkt dat:
- 1°
de veroordeelde niet in overeenstemming met het recht van de uitvaardigende lidstaat in persoon of via een naar het nationale recht bevoegde vertegenwoordiger in kennis is gesteld van zijn recht om de zaak te betwisten, alsmede van de termijnen waarbinnen dat rechtsmiddel moet worden aangewend; of
- 2°
de veroordeelde niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot de rechterlijke uitspraak heeft geleid, tenzij in het certificaat is vermeld dat de veroordeelde, overeenkomstig de procedurevoorschriften van de uitvaardigende lidstaat:
- —
tijdig en in persoon is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van de datum en de plaats van de behandeling ter terechtzitting die tot de rechterlijke uitspraak heeft geleid of anderszins daadwerkelijk officieel in kennis is gesteld van de datum en de plaats van de behandeling ter terechtzitting, zodat op ondubbelzinnige wijze vaststaat dat hij op de hoogte was van de voorgenomen terechtzitting en ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden genomen wanneer hij niet ter terechtzitting verschijnt; of
- —
op de hoogte was van de voorgenomen behandeling ter terechtzitting en een door hem gekozen of een hem van overheidswege toegewezen advocaat heeft gemachtigd zijn verdediging te voeren en dat die advocaat ter terechtzitting zijn verdediging heeft gevoerd; of
- —
nadat de rechterlijke uitspraak aan hem was betekend en hij uitdrukkelijk was geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn en tijdens welke de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke uitspraak, uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de uitspraak niet betwist of niet binnen de voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft aangetekend; of
- 3°
de veroordeelde niet in persoon is verschenen, tenzij in het certificaat is vermeld dat de veroordeelde, na uitdrukkelijk te zijn geïnformeerd over de behandeling ter terechtzitting en over de mogelijkheid om in persoon ter terechtzitting aanwezig te zijn, uitdrukkelijk heeft verklaard afstand te doen van zijn recht op een mondelinge behandeling en uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij de zaak niet betwist.
- i.
de opgelegde sanctie een vrijheidsbenemende maatregel in de sfeer van de gezondheidszorg betreft die niet ten uitvoer kan worden gelegd overeenkomstig het Nederlandse recht of binnen de kaders van het Nederlandse stelsel van gezondheidszorg.
2.
De erkenning van de rechterlijke uitspraak wordt niet op grond van het eerste lid, onderdelen a, b, e en i, geweigerd dan nadat de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende lidstaat in de gelegenheid is gesteld hieromtrent inlichtingen te verschaffen.