Einde inhoudsopgave
Leidraad Invordering 2008
26.2.11 Vakantiegeld en kwijtschelding voor particulieren
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
16-12-2014, Stcrt. 2014, 38032 (uitgifte: 30-12-2014, regelingnummer: BLKB2014/2162M)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-2014, Stcrt. 2014, 38032 (uitgifte: 30-12-2014, regelingnummer: BLKB2014/2162M)
- Vakgebied(en)
Invordering (V)
Tot het inkomen wordt ook het vakantiegeld gerekend. Het vakantiegeld wordt gesteld op 7% van de aan loonheffingen onderworpen inkomsten waarbij aanspraak bestaat op vakantiegeld.
Als uit het ingediende verzoekformulier blijkt, dan wel de ontvanger uit eigen wetenschap bekend is, dat het reëel genoten vakantiegeld meer of minder bedraagt dan 7%, wordt het reëel genoten vakantiegeld in aanmerking genomen. Zo is bijvoorbeeld sprake van een lager percentage dan 7 in het geval de belastingschuldige een bijstandsuitkering geniet. In dat geval moet dus worden uitgegaan van het percentage genoemd in artikel 19, derde lid, van de Pw.