Richtlijn 2006/117/Euratom betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 25-12-2006
- Bronpublicatie:
20-11-2006, PbEU 2006, L 337 (uitgifte: 05-12-2006, regelingnummer: 2006/117/EURATOM)
- Inwerkingtreding
25-12-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-11-2006, PbEU 2006, L 337 (uitgifte: 05-12-2006, regelingnummer: 2006/117/EURATOM)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
Milieurecht / Straling
Energierecht (V)
Richtlijn van de Raad van 20 november 2006
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 31, lid 2, en artikel 32,
Gezien het voorstel van de Commissie, overeenkomstig artikel 31 van het Verdrag opgesteld na advies van een groep personen, aangewezen door het Wetenschappelijk en Technisch Comité uit wetenschappelijke deskundigen van de lidstaten, en na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Europees Parlement (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Verrichtingen voor overbrenging van radioactief afval of verbruikte splijtstof zijn onderworpen aan een aantal voorschriften van communautaire en internationale rechtsinstrumenten welke met name betrekking hebben op het veilig vervoer van radioactief materiaal en de omstandigheden waaronder radioactief afval of verbruikte splijtstof in het land van bestemming wordt verwijderd of opgeslagen.
- (2)
Ingevolge deze voorschriften is het met het oog op de bescherming van de gezondheid van de werknemers en de bevolking vereist dat overbrenging van radioactief afval of verbruikte splijtstof tussen lidstaten en naar en vanuit de Gemeenschap wordt onderworpen aan een dwingend en gemeenschappelijk stelsel van voorafgaande vergunningen.
- (3)
Zoals in resolutie van de Raad van 22 mei 2002 over de invoering van nationale systemen voor toezicht en controle op de aanwezigheid van radioactieve stoffen in de recycling van metaalhoudende materialen in de lidstaten (3) staat, is het van belang de stralingsrisico's in verband met de aanwezigheid van radioactieve stoffen in voor recycling bestemde metaalhoudende materialen te minimaliseren.
- (4)
Bij Richtlijn 92/3/Euratom van de Raad van 3 februari 1992 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen tussen lidstaten en naar en vanuit de Gemeenschap (4) is een communautair stelsel van strenge controles en voorafgaande vergunningen voor overbrengingen van radioactief afval vastgesteld dat naar genoegen functioneert. Zij dient evenwel in het licht van de ervaring te worden gewijzigd om begrippen en definities te verduidelijken of toe te voegen, situaties te behandelen die in het verleden over het hoofd zijn gezien, de bestaande procedure voor de overbrenging van radioactief afval tussen lidstaten te vereenvoudigen en te zorgen voor overeenstemming met andere communautaire en internationale voorschriften, met name het Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval, waartoe de Gemeenschap op 2 januari 2006 is toegetreden.
- (5)
In het kader van de vijfde fase van het SLIM-initiatief (Eenvoudiger regelgeving voor de interne markt) is een werkgroep van vertegenwoordigers van lidstaten en gebruikers opgericht om een oplossing te vinden voor een aantal problemen waarop gebruikers van Richtlijn 92/3/Euratom hebben gewezen, terwijl de richtlijn in overeenstemming wordt gebracht met de geldende internationale voorschriften en instrumenten.
- (6)
De procedure van Richtlijn 92/3/Euratom is in de praktijk alleen toegepast op overbrengingen van verbruikte splijtstof die niet voor verder gebruik bestemd is en die voor de doeleinden van die richtlijn dus als ‘radioactief afval’ wordt beschouwd. Uit het oogpunt van stralingsbescherming is het niet verantwoord die toezichts- en controleprocedure niet toe te passen op verbruikte splijtstof die voor opwerking bestemd is. Het is derhalve wenselijk dat deze richtlijn van toepassing is op alle overbrengingen van verbruikte splijtstof, ongeacht of deze voor eindberging dan wel voor opwerking bestemd is.
- (7)
Elke lidstaat dient volledig verantwoordelijk te blijven voor de vaststelling van het eigen beleid voor het beheer van onder zijn jurisdictie vallend nucleair afval en bestraalde splijtstof; sommige kiezen daarbij voor de opwerking van verbruikte splijtstof en andere richten zich op de definitieve eindberging van verbruikte splijtstof zonder dat daarbij een ander gebruik is gepland. Deze richtlijn mag dan ook niet indruisen tegen het recht van de lidstaten om hun verbruikte splijtstof uit te voeren voor opwerkingsdoeleinden en niets in deze richtlijn mag inhouden dat een lidstaat van bestemming overbrengingen van radioactief afval of verbruikte splijtstof met het oog op eindbehandeling of eindberging moet accepteren, behalve in het geval van terugzending. ledere weigering van zulke overbrengingen dient te worden gerechtvaardigd aan de hand van de in deze richtlijn bepaalde criteria.
- (8)
De vereenvoudiging van de bestaande procedure mag geen belemmering vormen voor de bestaande rechten van de lidstaten om bezwaar te maken tegen of voorwaarden te stellen voor een overbrenging van radioactief afval waarvoor hun toestemming is vereist. Bezwaren mogen niet willekeurig zijn en moeten gebaseerd zijn op relevant nationaal, gemeenschaps- of internationaal recht. Deze richtlijn moet de rechten en plichten krachtens het internationale recht onverlet laten, met name de door schepen en luchtvaartuigen uit te oefenen maritieme, rivier- en luchtnavigatierechten en -vrijheden, zoals neergelegd in het internationale recht.
- (9)
De mogelijkheid voor een lidstaat van bestemming of doorvoer om de automatische toestemmingsprocedure voor overbrengingen te weigeren, legt een onverantwoorde administratieve last op en leidt tot onzekerheid. De verplichte bevestiging van ontvangst van de aanvraag door de autoriteiten van de landen van bestemming en doorvoer, in combinatie met de verlenging van de termijn voor het verlenen van de toestemming, zou een hoge mate van zekerheid over de stilzwijgende toestemming moeten verschaffen.
- (10)
De ‘vergunningen’ voor overbrengingen in de zin van deze richtlijn komen niet in de plaats van eventuele specifieke nationale voorschriften voor de overbrenging, zoals vervoersvergunningen.
- (11)
De bescherming van de volksgezondheid en het milieu tegen de aan radioactief afval verbonden gevaren vereist dat rekening wordt gehouden met risico's die zich buiten de Gemeenschap voordoen. In het geval van radioactief afval dat de Gemeenschap verlaat, moet het derde land van bestemming niet alleen van de overbrenging in kennis worden gesteld, maar er ook zijn toestemming voor verlenen.
- (12)
De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming dienen samen te werken en contact te onderhouden met de andere betrokken bevoegde autoriteiten om onnodige vertragingen te voorkomen en een soepele werking van de in deze richtlijn bepaalde toestemmingsprocedure te waarborgen.
- (13)
De eis dat de persoon die verantwoordelijk is voor de overbrenging in het geval van een niet uitgevoerde overbrenging daar waar nodig corrigerende veiligheidsmaatregelen neemt, vormt geen beletsel voor de toepassing van mechanismen die de lidstaten op nationaal niveau hebben vastgesteld.
- (14)
De eis dat de houder in het geval van een niet uitgevoerde overbrenging aansprakelijk is voor de kosten, belet niet dat mechanismen die de lidstaten op nationaal niveau hebben vastgesteld of een contractuele regeling tussen de houder en een andere bij de overbrenging betrokken persoon van toepassing zijn.
- (15)
Hoewel radioactief afval, voor zover dit verenigbaar is met de veiligheid van het beheer van dergelijk materiaal, definitief opgeborgen moet worden in de staat waar het is ontstaan, wordt erkend dat de lidstaten overeenkomsten dienen te bevorderen met het oog op het vergemakkelijken van een veilig en efficiënt beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstof van lidstaten die dit in kleine hoeveelheden produceren of wanneer het aanleggen van geschikte faciliteiten vanuit stralingsbeschermingsstandpunt niet verantwoord zou zijn.
- (16)
Wanneer tussen een in een derde land gevestigde ontvanger en een in een derde land gevestigde houder een regeling is gesloten op grond van artikel 27 van het Gezamenlijk Verdrag, kan diezelfde regeling voor deze richtlijn worden gebruikt.
- (17)
Voor de toepassing van deze richtlijn en gezien de opgedane ervaring is het passend het bestaande uniforme document aan te passen. Duidelijkheidshalve moet een verplichting worden opgenomen dat tegen de datum van omzetting van deze richtlijn een nieuw uniform document moet zijn opgesteld. Overgangsbepalingen moeten echter waarborgen dat, mocht dit nieuwe document niet binnen de gestelde termijn zijn opgesteld, het bestaande document wordt gebruikt. Duidelijke regels voor het gebruik van de talen moeten daarenboven rechtszekerheid verschaffen en ongerechtvaardigde vertragingen voorkomen.
- (18)
Periodieke verslagen van de lidstaten aan de Commissie en van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité bieden een nuttig overzicht van de in de Gemeenschap verleende vergunningen, terwijl de aandacht wordt gevestigd op eventuele moeilijkheden die de lidstaten in de praktijk ondervinden en op de oplossingen die daarvoor zijn aangewend.
- (19)
Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren (5), is onder meer van toepassing op het vervoer binnen, de invoer in en de uitvoer vanuit de Gemeenschap van radioactieve stoffen en behelst een rapporterings- en vergunningverleningssysteem inzake praktijken met betrekking tot ioniserende straling. Deze bepalingen zijn daarom relevant voor het toepassingsgebied van deze richtlijn.
- (20)
In het licht van het voorafgaande is het ter wille van de duidelijkheid noodzakelijk Richtlijn 92/3/Euratom in te trekken en te vervangen. De onderhavige richtlijn dient geen afbreuk te doen aan de verplichtingen van de lidstaten in verband met de termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de ingetrokken richtlijn.
- (21)
Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord ‘Beter wetgeven’ (6) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen de richtlijnen en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: