Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 1
Artikel 280 [Begin van voogdij]
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2017
- Bronpublicatie:
13-07-2016, Stb. 2016, 290 (uitgifte: 21-07-2016, kamerstukken: 34212)
- Inwerkingtreding
01-09-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-04-2017, Stb. 2017, 174 (uitgifte: 04-05-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
De voogdij begint:
- a.
voor de voogd die door een ouder is benoemd: op het tijdstip waarop hij zich na het overlijden van deze ouder bereid verklaart de voogdij te aanvaarden. De verklaring moet door de betrokkene in persoon of bij bijzondere gevolmachtigde worden afgelegd ter griffie van de rechtbank die overeenkomstig de tweede afdeling van de derde titel van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in zaken betreffende minderjarigen bevoegd is. De verklaring moet worden afgelegd binnen veertien dagen, of — indien de persoon, die de verklaring moet afleggen, zich buiten Nederland bevindt — binnen twee maanden, nadat de benoeming is betekend. Tot betekening kan iedere belanghebbende, alsmede de raad voor de kinderbescherming opdracht geven.
- b.
voor de voogd die — nadat hij zich bereid heeft verklaard de voogdij te aanvaarden — door de rechter is benoemd: op de dag, waarop de beslissing die de benoeming inhoudt, in kracht van gewijsde is gegaan, of — zo deze uitvoerbaar bij voorraad is verklaard — daags nadat de beslissing die de benoeming inhoudt, is verstrekt of verzonden. Een schriftelijke bereidverklaring wordt ingediend ter griffie waar de benoeming zal geschieden.