Einde inhoudsopgave
Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004
Artikel 41 Uitstel van betaling
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2020
- Bronpublicatie:
18-09-2019, Stb. 2019, 306 (uitgifte: 30-09-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-09-2019, Stb. 2019, 306 (uitgifte: 30-09-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid bijstand / Algemene bijstand
1.
De zelfstandige die geheel of gedeeltelijk niet in staat is aan de rente- en aflossingsverplichtingen te voldoen, kan een met redenen omkleed verzoek om uitstel van betaling bij het college indienen.
2.
Uitstel van aflossing en betaling van rente wordt ten hoogste voor een periode van een jaar verleend. Het college kan zonodig deze periode tweemaal met ten hoogste een jaar verlengen. Over de gehele looptijd van de lening kan maximaal gedurende een aaneengesloten of onderbroken periode van drie jaar uitstel worden verleend.
3.
Het uitstel heeft bij voorrang betrekking op de aflossing. De vordering wegens uitstel van betaling van rente is niet rentedragend.
4.
Indien blijkt dat de zelfstandige duurzaam niet aan de verplichtingen kan voldoen of, indien de periode van drie jaar bedoeld in het tweede lid is verstreken, zijn de lening en de eventuele achterstallige rente terstond opeisbaar en kunnen deze worden teruggevorderd.
5.
Indien blijkt dat de financiële omstandigheden van de zelfstandige zodanig zijn dat deze geacht kan worden aan de verplichtingen te kunnen voldoen, kunnen de vanaf de vervaldatum achterstallige rente- en aflossingsbedragen terstond worden teruggevorderd. Indien hierbij sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming, is over de achterstallige rente- en aflossingsbedragen de wettelijke rente verschuldigd.
6.
In de gevallen, bedoeld in het vierde en vijfde lid, blijft het resterende deel van de lening vanaf het moment van de opeisbaarheid van de lening rentedragend.