Wet Rietkerk-uitkering
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 28-05-1988. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-1986
- Bronpublicatie:
18-05-1988, Stb. 1988, 226 (uitgifte: 26-05-1988, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 19771 Overheid.nl: 19771)
- Inwerkingtreding
28-05-1988, terugwerkend tot: 01-01-1986
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-05-1988, Stb. 1988, 226 (uitgifte: 26-05-1988, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 19771Overheid.nl: 19771)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
1.
In deze wet wordt verstaan onder:
- a.
Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;
- b.
het register: het register van personen die door de zorg van de Nederlandse regering in 1951 of 1952 in groepsverband naar Nederland zijn overgebracht, welk register is aangelegd op basis van de enquête van februari 1952, bedoeld in het rapport van de commissie, ingesteld bij besluit van de Minister van Maatschappelijk Werk van 24 september 1957, nr. U 2598 Kabinet;
- c.
de uitkeringsgerechtigde:
- 1°
degene die voorkomt in het register, op 1 januari 1986 in enig persoonsregister, als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van het Besluit Bevolkingsboekhouding (Stb. 1967, 442) was ingeschreven, op 1 januari 1986 in leven was, en niet als kind, pleeg- of adoptiefkind naar Nederland is meegekomen;
- 2°
degene die op 1 januari 1986 in enig persoonsregister, als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van het Besluit Bevolkingsboekhouding was ingeschreven, op 1 januari 1986 in leven was, en waarvan door degene die de uitkering aanvraagt wordt aangetoond dat de betreffende persoon:
- —
behoorde tot de groep personen die door de zorg van de Nederlandse regering in 1951 of 1952 in groepsverband naar Nederland zijn overgebracht, hetzij uit eigen hoofde, hetzij als echtgenoot of echtgenote van een andere uitkeringsgerechtigde, en
- —
nadien viel onder de zorg van het Commissariaat Ambonezenzorg;
- 3°
degene die op 1 januari 1986 in enig persoonsregister, als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van het Besluit Bevolkingsboekhouding (Stb. 1967, 442) was ingeschreven, op 1 januari 1986 in leven was, en die
- —
onmiddellijk voor 27 december 1949 Nederlands onderdaan niet-Nederlander was op grond van de Wet op het Nederlands onderdaanschap (Wet van 10 februari 1910, Stb. nr. 55) en na overkomst in 1951 of 1952 naar Nederland door naturalisatie Nederlander is geworden, en
- —
naar het oordeel van Onze Minister behoorde tot de groep personen die in 1951 of 1952 uit hoofde van hun dienstverband bij de Koninklijke Marine door de zorg van de Nederlandse regering in groepsverband naar Nederland zijn overgebracht;
- d.
de weduwe of weduwnaar: degene die op 1 januari 1986 in enig persoonsregister als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van het Besluit Bevolkingsboekhouding was ingeschreven en die vóór 1 januari 1976 tot de datum van het overlijden gehuwd was met een uitkeringsgerechtigde of met een persoon die, ware hij op 1 januari 1986 nog in leven geweest, uitkeringsgerechtigd zou zijn geweest;
- e.
de erfgenamen: de erfgenamen gezamenlijk, onderscheidenlijk de erfgenaam van de uitkeringsgerechtigde die is overleden voor 1 januari 1989;
- f.
het uitkeringsjaar: het kalenderjaar, waarop de uitkering betrekking heeft;
- g.
de uitkering: de jaarlijkse uitkering, bedoeld in artikel 4.
2.
Onze Minister kan als uitkeringsgerechtigde aanmerken een persoon:
- —
die naar zijn oordeel behoort tot de groep personen die door de zorg van de Nederlandse regering in 1951 of 1952 in groepsverband naar Nederland zijn overgebracht hetzij uit eigen hoofde hetzij als echtgenoot of echtgenote van een andere uitkeringsgerechtigde, en
- —
die niet onder de zorg van het Commissariaat Ambonezenzorg is gevallen, maar wel aan de overige voorwaarden van het eerste lid, onder c, ten tweede, voldoet, en
- —
van wie door degene die de uitkering aanvraagt wordt aangetoond dat deze persoon zich onmiddellijk na aankomst in Nederland eigener beweging heeft onttrokken aan de zorg van het Commissariaat Ambonezenzorg.