Einde inhoudsopgave
Wet telecommunicatievoorzieningen BES
Artikel 18
Geldend
Geldend vanaf 08-02-2012
- Bronpublicatie:
22-12-2011, Stb. 2012, 19 (uitgifte: 26-01-2012, kamerstukken: 32871)
- Inwerkingtreding
08-02-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-01-2012, Stb. 2012, 31 (uitgifte: 07-02-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
1.
Het is anders dan krachtens concessie verboden een draadomroepinrichting aan te leggen, in stand te houden, te exploiteren of te doen exploiteren, tenzij met machtiging van Onze Minister.
2.
Van het verbod in het eerste lid zijn vrijgesteld de door Onze Minister aan te wijzen categorieën draadomroepinrichtingen van zeer geringe omvang, die voldoen aan door Onze Minister te stellen regels met betrekking tot de techniek van die inrichtingen. Van het voornemen tot zodanige aanwijzing doet Onze Minister mededeling aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie.
3.
Aan een machtiging kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden die betrekking kunnen hebben op:
- a.
de duur van de machtiging;
- b.
het aantal woningen op het openbaar lichaam, waarvoor de machtiging wordt verleend en waarvoor de aansluitplicht geldt;
- c.
de techniek, structuur en kwaliteit van de inrichting;
- d.
het gebruik maken van een bepaald gedeelte van de telecommunicatie-infrastructuur;
- e.
een verplichte signaallevering aan andere draadomroepinrichtingen;
- f.
de toewijzing en het gebruik van radiofrequenties;
- g.
het voorkomen dan wel opheffen van storing aan derden door het gebruik van de inrichting;
- h.
de verplichting om binnen een bepaalde termijn nadat de machtiging rechtskracht heeft gekregen de draadomroepinrichting aan te leggen;
- i.
de bescherming van de rechten van derden en de nakoming van bindende verdragen en besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
4.
Een machtiging kan worden geweigerd indien:
- a.
de aanvraag niet voldoet aan de daarvoor krachtens artikel 13 gestelde regels;
- b.
de aanvrager niet over voldoende technische en financiële middelen beschikt om de continuïteit van de exploitatie van de draadomroepinrichting te waarborgen;
- c.
voor het gebied waarop de aanvraag betrekking heeft reeds een machtiging is verleend.
5.
Een machtiging kan worden ingetrokken indien:
- a.
de houder van de machtiging de bij of krachtens deze wet gestelde regels dan wel de aan de machtiging verbonden voorschriften en beperkingen niet nakomt;
- b.
de houder van de machtiging niet langer over voldoende technische en financiële middelen beschikt om de continuïteit van de exploitatie van de draadomroepinrichting te waarborgen;
- c.
de gronden, waarop de machtiging is verleend, zijn vervallen.