Einde inhoudsopgave
Provinciale milieuverordening Noord-Brabant 2010
Artikel 8.5
Geldend
Geldend vanaf 11-06-2010
- Redactionele toelichting
De wijzigingsopdracht betreffende het vervangen van de zinsnede 'artikel 15 van de wet' komt niet overeen met de te wijzigen tekst.
- Bronpublicatie:
11-06-2010, Provinciaal blad van Noord-Brabant 2010, 172 (uitgifte: 11-06-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
11-06-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-06-2010, Provinciaal blad van Noord-Brabant 2010, 172 (uitgifte: 11-06-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieugevaarlijke stoffen
Milieurecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
1.
Indien een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid van Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Gedeputeerde Staten verzoekt in te stemmen met de toekenning van een vergoeding van kosten dan wel schade door het aan de omgevingsvergunning van een inrichting verbinden van voorschriften dient dat verzoek tenminste vergezeld te gaan van:
- a.
indien het bestuursorgaan een aanvraag om een vergoeding heeft ontvangen: een afschrift van die aanvraag en de daarbij gevoegde stukken;
- b.
indien de grondwateronttrekker schriftelijk zijn opvattingen over de aanvraag of het voornemen om een vergoeding toe te kennen heeft kenbaar gemaakt: een afschrift van die opvattingen;
- c.
indien het bestuursorgaan een advies van deskundigen als bedoeld in artikel 15:20, vierde lie lid[lees: lid], van de wet heeft ingewonnen: een afschrift van dat advies;
- d.
het ontwerp van de beschikking houdende de toekenning van een vergoeding, dan wel, indien het bestuursorgaan de beschikking reeds heeft gegeven, een afschrift van die beschikking.
2.
Indien bij het verzoek niet een afschrift van de opvattingen van de grondwateronttrekker is gevoegd, stellen Gedeputeerde Staten hem in de gelegenheid zijn zienswijze over het verzoek naar voren te brengen.
3.
Gedeputeerde Staten geven de beschikking op het verzoek uiterlijk twee maanden na ontvangst van dat verzoek, of, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 8.3, tweede lid, binnen vijf maanden na ontvangst van het verzoek.