Einde inhoudsopgave
Meetcode gas RNB
5.2.3
Geldend
Geldend vanaf 01-02-2017
- Bronpublicatie:
22-12-2016, Stcrt. 2017, 3700 (uitgifte: 20-01-2017, regelingnummer: ACM/DE/2016/207598)
- Inwerkingtreding
01-02-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2016, Stcrt. 2017, 3700 (uitgifte: 20-01-2017, regelingnummer: ACM/DE/2016/207598)
- Vakgebied(en)
Energierecht / Distributie
Indien 5.2.2a van toepassing is, worden ten minste eenmaal per 36 maanden de tellerstanden van de gasmeter, en indien van toepassing van het niet herleid volume van het volumeherleidingsinstrument en van het herleid volume van het volumeherleidingsinstrument bepaald door het ter plaatse uit- of aflezen van de meetinrichting door de meetverantwoordelijke. Het eventueel geconstateerde verschil met de op afstand bepaalde standen wordt restvolume genoemd. De oorzaak van het ontstaan van dit restvolume wordt door de meetverantwoordelijke onderzocht. Indien uit dit onderzoek blijkt dat (een deel van) het restvolume naar grote waarschijnlijkheid is ontstaan in een concreet te duiden maand van de afgelopen twaalf maanden, wijst de meetverantwoordelijke (dit deel van) het restvolume toe aan de desbetreffende maand. Het (deel van) het restvolume dat niet kan worden toegewezen aan een concrete maand wordt door de meetverantwoordelijke evenredig toegewezen aan de afgelopen 12 maanden. Indien het geconstateerde verschil zo groot is dat de bepaalde meetgegevens voor de afgelopen 36 maanden niet voldoen aan de eisen gesteld in 4.1.3.3 voor volumemeting en/of capaciteitsmeting, vindt een onderzoek plaats naar de datacollectie en maakt de meetverantwoordelijke een schatting van het werkelijke verbruik gedurende de (vermoedelijke) periode dat de meting onjuist was. Dit verbruik wordt door de meetverantwoordelijke evenredig toegewezen aan de (vermoedelijke) periode dat de meting onjuist was, of, indien deze periode langer dan 12 maanden geleden is, aan de afgelopen 12 maanden.