Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet verdrag chemische wapens
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
12-02-2020, Stb. 2020, 172 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken: 34986)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Buitenlandse Zaken
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Milieurecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
1.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
verdrag: het op 13 januari 1993 te Parijs tot stand gekomen Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de produktie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens (Trb. 1993, 162);
- b.
stoffen: chemische elementen en hun verbindingen, zoals zij voorkomen in hun natuurlijke toestand of bij de produktie ontstaan, met inbegrip van de additieven die nodig zijn voor het behoud van de stabiliteit van het produkt en de onzuiverheden ten gevolge van het produktieprocédé;
- c.
giftige stoffen: stoffen die door hun fysische of chemische inwerking op levensprocessen van mensen en dieren de dood, tijdelijke functie-aantasting of blijvende schade kunnen veroorzaken;
- d.
voorlopers: chemische reagentia die zijn betrokken bij enigerlei stap in de produktie van een giftige stof, ongeacht de wijze van produktie, waartoe mede behoren hoofdbestanddelen van binaire of verscheidene bestanddelen bevattende chemische systemen;
- e.
chemische wapens:
- 1.
giftige stoffen en hun voorlopers, die niet zijn bestemd voor doeleinden die ingevolge het verdrag zijn toegestaan, tenzij het betreft hoeveelheden die met die doeleinden niet in overeenstemming zijn;
- 2.
munitie en andere inzetmiddelen, ontworpen om de dood of andere schade te veroorzaken door de toxische eigenschappen van giftige stoffen, die kunnen vrijkomen als gevolg van het gebruik van zodanige munitie en andere inzetmiddelen;
- 3.
uitrusting ontworpen voor gebruik dat rechtstreeks verband houdt met het gebruik van munitie en andere inzetmiddelen;
- f.
inrichting: een inrichting als bedoeld in de Verificatiebijlage, afdeling I, onderdeel 6, van het verdrag;
- g.
fabriekscomplex, fabriek en eenheid: hetgeen daaronder wordt verstaan in afdeling I, onderdeel 6, van de Verificatiebijlage bij het verdrag;
- h.
produceren van stoffen: vormen van stoffen door middel van een chemische reactie;
- i.
verwerken van stoffen: toepassen van een fysisch proces, zoals de formulering, extractie en zuivering, waarbij de stoffen niet worden omgezet in andere stoffen;
- j.
verbruiken van stoffen: omzetten in andere stoffen door middel van een chemische reactie;
- k.
Douanewetboek van de Unie: Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269);
- l.
invoer: het binnenbrengen van goederen in Nederland, anders dan voor doorvoer;
- m.
uitvoer: het doen verlaten van goederen van Nederland, anders dan voor doorvoer;
- n.
internationale routine-inspectie: een inspectie als bedoeld in artikel VI, paragrafen 3, 4 en 5, van het verdrag ter verificatie van de naleving daarvan;
- o.
internationale uitdagingsinspectie: een inspectie als bedoeld in artikel IX, paragraaf 8, van het verdrag ter verificatie van de naleving daarvan;
- p.
internationaal inspectieteam: inspecteurs en inspectie-assistenten, door de Directeur-Generaal van de Organisatie voor het Verbod van Chemische Wapens belast met het verrichten van een internationale routine- of uitdagingsinspectie;
- q.
begeleidingsteam: de door Onze Minister tot begeleiding van het internationaal inspectieteam aangewezen ambtenaren;
- r.
Onze Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;
- s.
doorvoer: het vervoer van goederen die uitsluitend Nederland worden binnengebracht om via Nederland te worden vervoerd naar een bestemming buiten Nederland.
2.
Voor de toepassing van de bij of krachtens deze wet ter zake van invoer vastgestelde bepalingen worden goederen als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van het Douanewetboek van de Unie geacht te zijn geplaatst onder de douaneregeling, bedoeld in artikel 5, onderdeel 16, onder a, van dat wetboek.