Einde inhoudsopgave
Subsidieregeling opschaling volledig hernieuwbare waterstofproductie via elektrolyse
Artikel 4.8 (overzicht kosten en baten toets passende stimulering)
Geldend
Geldend van 30-09-2023 tot 30-09-2028
- Bronpublicatie:
26-09-2023, Stcrt. 2023, 27014 (uitgifte: 29-09-2023, regelingnummer: WJZ/ 36713828)
- Inwerkingtreding
30-09-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-09-2023, Stcrt. 2023, 27014 (uitgifte: 29-09-2023, regelingnummer: WJZ/ 36713828)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Energie
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Energierecht / Energieopwekking
1.
De subsidieontvanger zendt de Minister binnen een jaar na de datum waarop de waterstofproductie-installatie in gebruik is genomen of op verzoek van de Minister, voor het bepalen of de totale verleende overheidssteun meer bedraagt dan is toegestaan op grond van de verplichtingen die voor de Staat gelden krachtens een verdrag, bedoeld in artikel 3.12:
- a.
een opgave van de gemaakte kosten van de realisatie van de waterstofproductie-installatie;
- b.
een overzicht van de al ontvangen inkomsten, waaronder de al verstrekte subsidies op grond van een andere regeling dan op grond van deze regeling en overige steun, voor de realisatie of de exploitatie van de waterstofproductie-installatie;
- c.
een overzicht van de nog te ontvangen inkomsten, waaronder nog te verstrekken subsidies op grond van een andere regeling dan op grond van deze regeling en overige steun, voor de realisatie of de exploitatie van de waterstofproductie-installatie;
- d.
een overzicht van de overige kosten en baten van de exploitatie van de waterstofproductie-installatie;
- e.
een nader vast te stellen product van een accountant als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het accountantsberoep.
2.
De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt met gebruikmaking van een middel dat door de Minister beschikbaar wordt gesteld, waarbij het nader vast te stellen product, bedoeld in onderdeel e, wordt opgesteld met gebruikmaking van een model dat door de Minister ter beschikking wordt gesteld, en dat in ieder geval een opgave van de investeringskosten die zijn gemaakt en betaald, een opgave van de verstrekte overige subsidies en steun en informatie over de in aftrek te brengen omzetbelasting, bedoeld in artikel 1 van de Wet op de omzetbelasting 1968 bevat.
3.
De Minister kan de termijn van een jaar, bedoeld in het eerste lid, op verzoek van de subsidieontvanger één keer verlengen met ten minste zes weken en ten hoogste drie maanden.
4.
De subsidieontvanger meldt wijzigingen van de al ontvangen en de nog te ontvangen inkomsten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, die van invloed kunnen zijn op hoogte van de totale verleende overheidssteun, aan de Minister.