Einde inhoudsopgave
Verdrag van Straatsburg van 2012 inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart (CLNI 2012)
Artikel 20 Vereenvoudigde procedure ter wijziging van aansprakelijkheidsgrenzen
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2019
- Bronpublicatie:
27-09-2012, Trb. 2013, 72 (uitgifte: 23-04-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-08-2018, Trb. 2018, 134 (uitgifte: 07-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
1.
De depositaris evalueert elke vijf jaar de in de artikelen 6 tot en met 8 en 10 genoemde bedragen, waarbij de eerste evaluatie plaatsvindt op 31 december 2017. Voor de evaluatie wordt uitgegaan van een inflatiefactor, overeenkomend met het cumulatieve inflatiepercentage sinds de datum van de laatste kennisgeving, bedoeld in het tweede lid, die tot een wijziging van de aansprakelijkheidsgrenzen geleid heeft of, in het geval van de eerste evaluatie sinds de datum van inwerkingtreding van het Verdrag. De te gebruiken maat voor het inflatiepercentage om de inflatiefactor te bepalen, is het gewogen gemiddelde van het jaarlijkse percentage van de stijging of daling van de indices van de consumptieprijzen van de staten waarvan de munteenheden het in artikel 9, eerste lid, genoemde bijzondere trekkingsrecht vormen.
2.
Indien bij de in het vorige lid bedoelde evaluatie wordt vastgesteld dat de inflatiefactor de tien procent heeft overschreden, geeft de depositaris aan de Verdragsluitende Staten kennis van de op grond van de inflatiefactor gewijzigde bedragen. De gewijzigde bedragen gelden als aangenomen na het verstrijken van een termijn van een jaar vanaf de dag van de kennisgeving, tenzij een derde van de Verdragsluitende Staten de depositaris binnen deze termijn heeft meegedeeld dat zij de wijziging afwijzen.
3.
Een wijziging die overeenkomstig het tweede lid als aangenomen kan worden beschouwd, wordt negen maanden na deze aanvaarding van kracht voor elke Staat die op dat tijdstip Partij is bij dit Verdrag, tenzij deze het Verdrag uiterlijk drie maanden voor het van kracht worden van de wijziging overeenkomstig artikel 19, eerste lid, opzegt. De opzegging gaat in wanneer de wijziging van kracht wordt. De wijziging is bindend voor elke Staat die na de aanvaarding van de wijziging partij wordt bij dit Verdrag.
4.
Ongeacht het eerste lid van dit artikel is de in het tweede lid van dit artikel bedoelde procedure te allen tijde van toepassing indien een derde van de Verdragsluitende Staten de wens daartoe te kennen geeft en indien de in het eerste lid bedoelde inflatiefactor sinds de vorige evaluatie of sinds de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag hoger is dan vijf procent en geen eerdere evaluatie heeft plaatsgevonden. Latere evaluaties volgens de in het eerste lid van dit artikel beschreven procedure vinden plaats elke vijf jaar vanaf het einde van het vijfde jaar volgend op de datum van de evaluatie die heeft plaatsgevonden overeenkomstig dit lid.