Einde inhoudsopgave
Wet tegemoetkomingen loondomein
Artikel 2.2 Doelgroep
Geldend
Geldend van 01-01-2019 tot 01-01-2025
- Bronpublicatie:
17-10-2018, Stb. 2018, 424 (uitgifte: 22-11-2018, kamerstukken: 34977)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-11-2018, Stb. 2018, 425 (uitgifte: 22-11-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Vakgebied(en)
Loonbelasting / Algemeen
Fiscale wetsvoorstellen (V)
1.
Een werkgever die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft gedaan, heeft recht op een loonkostenvoordeel oudere werknemer indien bij deze werkgever een werknemer in een of meerdere dienstbetrekkingen is die:
- a.
in de maand voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking:
- 1°
recht had op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet , de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, de Participatiewet , de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; of
- 2°
recht had op arbeidsondersteuning op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
- b.
op het moment van aanvang van de dienstbetrekking 56 jaar of ouder was;
- c.
niet op enig moment in de periode van zes maanden voorafgaand aan de datum van indiensttreding bij deze werkgever in dienstbetrekking is geweest; en
- d.
een geldige doelgroepverklaring als bedoeld in artikel 2.3 aan de werkgever heeft verstrekt.
2.
Het eerste lid is niet of niet langer van toepassing indien:
- a.
de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt;
- b.
de werknemer arbeid verricht in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening of als bedoeld in artikel 10b, derde lid, van de Participatiewet; of
- c.
de periode, bedoeld in artikel 2.4, voor deze werknemer is verstreken.
3.
Met een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt gelijkgesteld een naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkering op grond van een wettelijk stelsel inzake sociale zekerheid van een andere lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte dan wel Zwitserland.
4.
Voor de toepassing van dit artikel worden onderbrekingen van een dienstbetrekking tussen dezelfde werkgever en werknemer binnen de periode, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, geacht niet te hebben plaatsgevonden.