Einde inhoudsopgave
Besluit houders van dieren
Artikel 2.71 Houden en huisvesten in aangepaste kooien: koloniehuisvesting
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2018
- Bronpublicatie:
26-04-2018, Stb. 2018, 146 (uitgifte: 25-05-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-04-2018, Stb. 2018, 146 (uitgifte: 25-05-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Dierenrecht / Algemeen
1.
Een kooi als bedoeld in artikel 2.68, tweede lid, heeft:
- a.
een hoogte van ten minste 60 cm aan de zijde van de kooi waar de voerbak zich bevindt;
- b.
een hoogte van ten minste 50 cm boven de bruikbare oppervlakte;
- c.
een oppervlakte van ten minste 25.000 cm2, en
- d.
ten minste twee zitstokken.
2.
Legkippen die worden gehuisvest in een kooi als bedoeld in artikel 2.68, tweede lid, hebben ten minste de beschikking over:
- a.
800 cm2 bruikbare oppervlakte per legkip met een gewicht van ten hoogste twee kilogram en 900 cm2 bruikbare oppervlakte per legkip met een gewicht van meer dan twee kilogram;
- b.
een nest;
- c.
een met strooisel bedekte ruimte waar de legkippen kunnen scharrelen en bodempikken;
- d.
een zitstok met een lengte van ten minste 15 cm per legkip en een vrije ruimte boven de zitstok van ten minste 20 cm;
- e.
een voerbak met een lengte van de voor de legkippen toegankelijke kant van ten minste 12 cm per legkip met een gewicht van ten hoogste twee kilogram en van ten minste 14,5 cm per legkip met een gewicht van meer dan twee kilogram;
- f.
een passende voorziening die het doorgroeien van nagels tegengaat, en
- g.
een continu werkende drinkgoot waarvan de lengte van de voor de legkippen toegankelijke kant ten minste 10 cm per legkip bedraagt dan wel drinknippels of drinkwaterbakjes, waarvan er ten minste twee voor een legkip bereikbaar zijn.
3.
De zitstokken, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, worden op verschillende hoogtes in de kooi geplaatst.
4.
Het nest, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, is minder verlicht dan andere gedeelten van de kooi en heeft een oppervlak van ten minste:
- a.
2.700 cm2, wanneer in de kooi 30 of minder legkippen worden gehouden, of
- b.
90 cm2 per legkip, wanneer in de kooi meer dan 30 legkippen worden gehouden.
5.
De met strooisel bedekte ruimte, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, heeft een oppervlak van ten minste:
- a.
2.700 cm2, wanneer in de kooi 30 of minder legkippen worden gehouden, of
- b.
90 cm2 per legkip, wanneer in de kooi meer dan 30 legkippen worden gehouden.
6.
Indien een kooi als bedoeld in artikel 2.68, tweede lid, wordt gebruikt voor het houden en huisvesten van ten minste vijf en ten hoogste acht legkippen voor het testen van legkippen ten behoeve van de fokkerij zijn tot 1 januari 2035 niet van toepassing:
- a.
het eerste lid, onderdelen a en b, met dien verstande dat de hoogte van de kooi aan de zijde waar de voerbak zich bevindt en boven de bruikbare oppervlakte ten minste 45 cm bedraagt;
- b.
het eerste lid, onderdeel c;
- c.
het vereiste inzake de oppervlakte van het nest, bedoeld in het vierde lid, met dien verstande dat het nest een oppervlakte heeft van ten minste 90 cm2 per legkip; en
- d.
het vijfde lid, met dien verstande dat de met strooisel bedekte ruimte, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, een oppervlakte heeft van ten minste 90 cm2 per legkip.
7.
Er is sprake van het testen van legkippen ten behoeve van de fokkerij, bedoeld in het zesde lid, indien:
- a.
de legkippen nakomelingen zijn uit kruisingen van raszuivere dieren;
- b.
het testen ten minste inhoudt dat frequent metingen en waarnemingen worden verricht ten aanzien van het aantal gelegde eieren, de sterfte en het gedrag, en
- c.
de bij het testen verkregen gegevens ter beschikking zijn van het fokbedrijf.