Richtlijn 2007/44/EG tot wijziging van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2002/83/EG, 2004/39/EG, 2005/68/EG en 2006/48/EG wat betreft procedureregels en evaluatiecriteria voor de prudentiële beoordeling van verwervingen en vergrotingen van deelnemingen in de financiële sector
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 22-09-2007
- Bronpublicatie:
05-09-2007, PbEU 2007, L 247 (uitgifte: 01-01-2007, regelingnummer: 2007/44/EG)
- Inwerkingtreding
22-09-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-09-2007, PbEU 2007, L 247 (uitgifte: 01-01-2007, regelingnummer: 2007/44/EG)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
(Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot wijziging van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2002/83/EG, 2004/39/EG, 2005/68/EG en 2006/48/EG wat betreft procedureregels en evaluatiecriteria voor de prudentiële beoordeling van verwervingen en vergrotingen van deelnemingen in de financiële sector
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2, en artikel 55,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (2),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche (derde richtlijn schadeverzekering) (4), Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering (5), Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten (6), Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2005 betreffende herverzekering en Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking)(7) reglementeren de situatie waarin een natuurlijke of rechtspersoon heeft besloten een gekwalificeerde deelneming in een kredietinstelling, verzekerings- of herverzekeringsonderneming of beleggingsonderneming te verwerven of te vergroten.
- (2)
Dat juridische kader bevat vooralsnog geen gedetailleerde criteria voor een prudentiële beoordeling van de voorgenomen verwerving, noch een procedure voor de toepassing van deze criteria. Om te zorgen voor de nodige rechtszekerheid, duidelijkheid en voorspelbaarheid met betrekking tot het beoordelingsproces en het resultaat ervan dienen de criteria en het proces van prudentiële beoordeling verduidelijkt te worden.
- (3)
De rol van de bevoegde autoriteiten in zowel binnenlandse als grensoverschrijdende gevallen moet bestaan in de verrichting van een prudentiële beoordeling binnen een kader van een duidelijke en transparante procedure en een beperkte reeks van duidelijke beoordelingscriteria van strikt prudentiële aard. Daarom moeten criteria voor de beoordeling door toezichthouders van aandeelhouders en management in het kader van een voorgenomen verwerving, alsook een duidelijke procedure voor de toepassing ervan worden vastgesteld. Deze richtlijn voorkomt dat de initiële voorwaarden voor de vergunningverlening omzeild worden door de verwerving van een gekwalificeerde deelneming in de doelentiteit (waarin verwerving van een deelneming wordt beoogd). Deze richtlijn vormt voor de bevoegde autoriteiten geen beletsel om rekening te houden met eerdere toezeggingen van de kandidaat-verwerver om op basis van de in deze richtlijn vastgestelde beoordelingscriteria te voldoen aan de prudentiële voorschriften, mits de rechten van de kandidaat-verwerver uit hoofde van deze richtlijn niet worden geschaad.
- (4)
De prudentiële beoordeling van een voorgenomen verwerving dient geenszins de schorsing in te houden, noch in de plaats te treden van de vereisten van het lopend prudentieel toezicht noch van de andere relevante bepalingen waaraan de doelentiteit sinds haar eigen initiële vergunning onderworpen is geweest.
- (5)
Deze richtlijn mag niet verhinderen dat marktdeelnemers zich doeltreffend op de effectenmarkt bewegen. De ter beoordeling van een voorgenomen verwerving benodigde informatie en de beoordeling van de naleving van de verschillende criteria moeten derhalve in verhouding staan tot onder meer de betrokkenheid van de kandidaat-verwerver bij het management van de entiteit die het doelwit van de verwerving is. De bevoegde autoriteiten moeten, conform goede bestuurspraktijken, hun beoordeling onverwijld voltooien en de kandidaat-verwerver in kennis stellen van een positieve beoordeling, in ieder geval indien de kandidaat-verwerver hierom verzoekt.
- (6)
Voor markten die steeds verder integreren, en in gevallen waarin groepsstructuren zich tot diverse lidstaten kunnen uitbreiden, wordt de verwerving van een gekwalificeerde deelneming in een reeks lidstaten onder de loep genomen. Maximale harmonisatie in de gehele Gemeenschap van de procedure en de prudentiële beoordelingen zonder dat de lidstaten strengere regels vaststellen, is derhalve van essentieel belang. De drempels voor de kennisgeving van een voorgenomen verwerving of een afstoting van een gekwalificeerde deelneming, de beoordelingsprocedure, de lijst van de beoordelingscriteria en andere bepalingen van deze richtlijn die moeten worden toegepast op de prudentiële beoordeling van voorgenomen verwervingen, moeten derhalve maximaal worden geharmoniseerd. Deze richtlijn belet de lidstaten niet te verlangen dat de bevoegde autoriteiten in kennis worden gesteld van verwervingen van deelnemingen die onder de in deze richtlijn vastgestelde drempels liggen, zolang te dien einde ten hoogste één extra drempel van minder dan 10 % door een lidstaat wordt opgelegd. Ook belet de richtlijn de bevoegde autoriteiten niet met algemene richtsnoeren aan te geven wanneer dergelijke deelnemingen worden beschouwd als resulterend in invloed van betekenis.
- (7)
Teneinde te zorgen voor een heldere en voorspelbare beoordelingsprocedure moet worden voorzien in een beperkte maximumtermijn voor de voltooiing van de prudentiële beoordeling. Tijdens de beoordelingsprocedure kunnen de bevoegde autoriteiten de termijn slechts eenmaal stuiten, en uitsluitend om alleen aanvullende informatie te vragen, waarna de autoriteiten in ieder geval de beoordeling binnen de maximumbeoordelingstermijn moeten voltooien. Dit mag niet beletten dat de bevoegde autoriteiten om verdere verduidelijkingen vragen, zelfs na de termijn die is vastgesteld voor de aanvulling van de verlangde informatie, noch dat de kandidaat-verwerver op enig moment van de maximumbeoordelingstermijn aanvullende informatie verstrekt, mits deze termijn niet wordt overschreden. Dit mag evenmin beletten dat de bevoegde autoriteiten zich in voorkomend geval op enig moment van de maximumbeoordelingstermijn tegen de voorgenomen verwerving verzetten. De samenwerking tussen de kandidaat-verwerver en de bevoegde autoriteiten blijft dus een intrinsiek onderdeel van de volledige beoordelingsperiode. Regelmatige contacten tussen de kandidaat-verwerver en de bevoegde autoriteit voor de gereglementeerde doelentiteit kunnen ook reeds vóór de formele kennisgeving worden aangevangen. Een dergelijke samenwerking dient uit te gaan van een oprechte inspanning om elkaar te helpen, waardoor bijvoorbeeld onverwachte verzoeken om informatie of het verstrekken van informatie laat in de beoordelingsperiode kunnen worden voorkomen.
- (8)
Wat de prudentiële beoordeling betreft, houdt het criterium ‘reputatie van de kandidaat-verwerver’ in dat wordt nagegaan of er twijfel bestaat over de integriteit en vakbekwaamheid van de kandidaat-verwerver en of deze twijfel gerechtvaardigd is. Dergelijke twijfel kan bijvoorbeeld ontstaan op grond van commerciële praktijken in het verleden. De beoordeling van de reputatie is met name van belang indien de kandidaat-verwerver een niet-gereglementeerde entiteit is maar zou gegeven moeten zijn indien de verwerver in de Europese Unie een vergunning is verleend en hij aldaar aan toezicht is onderworpen.
- (9)
In de door de lidstaat opgestelde lijst dient nader te worden omschreven welke informatie kan worden verlangd voor strikt volgens de criteria van deze richtlijn te verrichten beoordelingen. De informatie staat in verhouding tot en is afgestemd op de aard van de voorgenomen verwerving, met name indien de kandidaat-verwerver een niet-gereglementeerde entiteit is of in een derde land gevestigd is. Er moet ook worden voorzien in de mogelijkheid om in gerechtvaardigde gevallen minder uitgebreide informatie te vragen.
- (10)
Het is van essentieel belang dat de bevoegde autoriteiten nauw met elkaar samenwerken bij de beoordeling van de geschiktheid van een kandidaat-verwerver die een gereglementeerde entiteit is met een vergunning in een andere lidstaat of een andere sector. Hoewel het dienstig wordt geacht dat de verantwoordelijkheid voor het definitieve besluit betreffende de prudentiële beoordeling blijft berusten bij de bevoegde autoriteit belast met het toezicht op de entiteit die het doelwit van de verwerving is, dient die bevoegde autoriteit ten volle rekening te houden met het advies van de bevoegde autoriteit belast met het toezicht op de kandidaat-verwerver, in het bijzonder met betrekking tot de beoordelingscriteria die rechtstreeks verband houden met de kandidaat-verwerver.
- (11)
De Commissie moet, conform de in het Verdrag opgenomen rechten en plichten, een wakend oog kunnen houden op de toepassing van de bepalingen inzake de prudentiële beoordeling van verwervingen, teneinde de haar opgedragen taken in verband met de handhaving van de communautaire wetgeving te kunnen uitvoeren. In het licht van artikel 296 van het Verdrag moeten de lidstaten met de Commissie samenwerken en haar, zodra de beoordelingsprocedure is afgerond, informatie verstrekken over prudentiële beoordelingen die hun bevoegde autoriteiten hebben verricht, wanneer dergelijke informatie wordt verlangd met als enig oogmerk vast te stellen of een lidstaat zijn verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn niet is nagekomen.
- (12)
In de toekomst kunnen aanpassingen van de beoordelingscriteria nodig zijn op basis van marktontwikkelingen en de noodzaak tot een uniforme toepassing in de gehele Gemeenschap. Dergelijke technische aanpassingen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (8).
- (13)
Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de vaststelling van geharmoniseerde procedureregels en beoordelingscriteria in de gehele Gemeenschap, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege de omvang en gevolgen ervan, beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
- (14)
De Gemeenschap is voornemens haar financiële markten voor de rest van de wereld open te houden en zo de liberalisering van de financiële markten in derde landen wereldwijd te helpen verbeteren. Gelijke toegang tot beleggingen overal ter wereld komt ten goede aan alle marktdeelnemers. De lidstaten dienen de Commissie de gevallen te melden waarin communautaire kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, andere financiële instellingen of verzekeringsondernemingen die in een derde land gesitueerde kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, andere financiële instellingen of verzekeringsondernemingen verwerven, niet dezelfde behandeling wordt verleend als binnenlandse verwervers en grote belemmeringen ondervinden. De Commissie dient maatregelen voor te stellen om deze problemen te verhelpen of deze in een passend gremium aan de orde te stellen.
- (15)
Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord ‘Beter wetgeven’ (9) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.
- (16)
De Richtlijnen 92/49/EEG, 2002/83/EG, 2004/39/EG, 2005/68/EG en 2006/48/EG moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 93 van 27.4.2007, blz. 22.
PB C 27 van 7.2.2007, blz. 1.
Advies van het Europees Parlement van 13 maart 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 28 juni 2007.
PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1).
PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/101/EG van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 238).
PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/31/EG (PB L 114 van 27.4.2006, blz. 60).
PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2007/18/EG van de Commissie (PB L 87 van 28.3.2007, blz. 9).
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz 11).
PB C 321 van 31.12.2003, blz.1.