Einde inhoudsopgave
Rapport alimentatienormen 2010
5.4 Indien kinderalimentatie moet worden vastgesteld
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2010
- Bronpublicatie:
01-07-2010, Internet 2010, www.nvvr.org (uitgifte: 01-07-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-07-2010, Internet 2010, www.nvvr.org (uitgifte: 01-07-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Alimentatie
Indien beide ouders na de scheiding een inkomen hebben dat hoger is dan de bijstandsnorm voor een alleenstaande, rijst de vraag wie welk deel van de behoefte van een kind moet dragen. Ter bepaling van ieders aandeel kan van beide ouders een draagkrachtberekening worden gemaakt die dan vervolgens met elkaar worden vergeleken, een draagkrachtvergelijking. Dat is niet nodig als de gezamenlijke draagkracht van de ouders lager is dan de behoefte van het kind. Dan wordt de bijdrage van de onderhoudsplichtige ouder beperkt tot diens draagkracht.
Voor het geval wel een volledige draagkrachtvergelijking wordt gemaakt, beveelt de werkgroep aan de betrokken kinderen buiten beschouwing te laten. Dat betekent dat de rechthebbende als alleenstaande wordt beschouwd, tenzij er nog andere gezinsleden zijn die (mede) door de onderhoudsgerechtigde moeten worden onderhouden dan de kinderen van partijen. Wel moet er rekening mee worden gehouden dat enerzijds de rechthebbende door aanwezigheid van deze kinderen in aanmerking kan komen voor extra heffingskortingen en anderzijds de niet-verzorgende ouder voor de persoonsgebonden aftrek wegens kinderalimentatie.
Een voorbeeld ter verduidelijking: een kind (7 jaar) woont bij moeder (ouder 2) en tijdens het huwelijk waren partijen tweeverdieners. De behoefte bedraagt inclusief kosten kinderopvang € 415,- per maand.
Ouder 1: | Ouder 2: | |||
---|---|---|---|---|
netto inkomen incl. vakantietoeslag | 1780 | 1340 | ||
extra heffingskorting na scheiding | 50+ | |||
totaal inkomen | 1780 | 1390 | ||
norm alleenstaande | 890 | 890 | ||
woonlast (-/- 202) | 200 | 200 | ||
premie ZVW | 100 | 100 | ||
aflossing schuld IDM | 50 | |||
bezoekkosten | 40 | - | ||
draagkrachtloos | 1280 | 1280- | 1190 | 1190- |
draagkrachtruimte | 500 | 200 | ||
waarvan 70% | 350 | 140 | ||
fiscaal voordeel | 38 + | - | ||
maximale draagkracht | 388 | 140 |
De totale draagkracht van ouder 1 en ouder 2 bedraagt dan tezamen 528 (388 + 140).
De verdeling van de kosten over beide ouders kan dan berekend worden volgens de formule: ieders draagkracht gedeeld door totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte, ofwel
het deel van ouder 1 bedraagt: 388 / 528 × 415 = | € | 305 |
het deel van ouder 2 bedraagt: 140 / 528 × 415 = | € | 110 |
samen | € | 415 |
Bovenstaande vergelijking is gemaakt als een netto berekening maar kan zonder meer toegepast worden als de draagkracht van de ouders wordt berekend volgens de bruto methode.
Vermeld zij nog dat alleen bij de eerste vaststelling na het uiteengaan van de ouders de inkomens van tweeverdieners worden opgeteld omdat uitgangspunt voor de kosten van kinderen het gezamenlijke gezinsinkomen ten tijde van de relatie is (zie verder ook hoofdstuk 3.2).
Onbenoemd Co-ouderschap