Einde inhoudsopgave
Wet medezeggenschap op scholen
Artikel 3 Medezeggenschapsraad
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2024
- Bronpublicatie:
18-04-2024, Stb. 2024, 109 (uitgifte: 30-04-2024, kamerstukken: 36478)
- Inwerkingtreding
01-08-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2024, Stb. 2024, 154 (uitgifte: 12-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Medezeggenschap
1.
Aan een school, een centrale dienst en een samenwerkingsverband is een medezeggenschapsraad verbonden.
2.
De medezeggenschapsraad van een school bestaat uit ten minste 4 en van een centrale dienst en een samenwerkingsverband uit ten minste 2 leden.
3.
De medezeggenschapsraad van een school bestaat uit:
- a.
leden die uit en door het personeel worden gekozen; en
- b.
leden die worden gekozen:
- 1°
uit en door de ouders, voor zover het betreft een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs;
- 2°
uit en door de ouders, dan wel deels uit en door de ouders en deels uit en door de leerlingen die de leeftijd van dertien jaar hebben bereikt, voor zover het betreft een school voor speciaal onderwijs, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, dan wel een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs;
- 3°
deels uit en door de ouders en deels uit en door de leerlingen, voor zover het betreft een school voor voortgezet onderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een door Onze Minister aangewezen inrichting voor voortgezet onderwijs.
4.
De aantallen leden, bedoeld in het derde lid, onderdeel a en onderdeel b, zijn aan elkaar gelijk. Voor zover het betreft een school voor voortgezet onderwijs, een school voor voortgezet speciaal onderwijs of een door Onze Minister aangewezen instelling voor voortgezet onderwijs zijn tevens de aantallen leden uit en door de ouders en uit en door de leerlingen aan elkaar gelijk. Indien niet aan de tweede volzin kan worden voldaan, omdat onvoldoende ouders dan wel leerlingen bereid zijn lid te worden, kan de niet door de desbetreffende groep te vervullen plaats worden toegedeeld aan de andere groep. Voor zover het betreft een instelling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra is een van de leden een ouder van een leerling van een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs of als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020, die wordt ondersteund door die instelling. De in de vorige volzin bedoelde ouder wordt gekozen door de ouders van de in de vorige volzin bedoelde leerlingen.
5.
De medezeggenschapsraad van een centrale dienst en van een samenwerkingsverband bestaat uit leden die uit en door het personeel worden gekozen.
6.
Indien het bevoegd gezag personeel heeft benoemd of te werk gesteld zonder benoeming dat werkzaamheden verricht ten behoeve van meer dan een school, kan een medezeggenschapsraad worden ingesteld die bestaat uit leden die uit en door dat personeel worden gekozen. De medezeggenschapsraad bestaat in dat geval uit ten minste 2 leden.
7.
Geen lid van de medezeggenschapsraad kunnen zijn degenen die deel uitmaken van het bevoegd gezag.
8.
Een personeelslid dat is opgedragen om namens het bevoegd gezag op te treden in besprekingen met de medezeggenschapsraad kan niet tevens lid zijn van de medezeggenschapsraad.
9.
Kandidaten voor de verkiezing van het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door het personeel wordt gekozen, kunnen worden gesteld door personeelsleden en door organisaties van personeel. Kandidaten voor de verkiezing van het deel van de medezeggenschapsraad dat uit en door de ouders of de leerlingen wordt gekozen, kunnen worden gesteld door ouders of leerlingen en door organisaties van ouders of leerlingen.
10.
De verkiezing van de leden van de medezeggenschapsraad geschiedt bij geheime schriftelijke stemming.
11.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere voorschriften worden gegeven over de periode waarin de verkiezing van de leden van de medezeggenschapsraad plaatsvindt.
12.
Het bevoegd gezag draagt er zorg voor, dat de leden van de medezeggenschapsraad niet uit hoofde van hun lidmaatschap van de raad worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de school, het samenwerkingsverband en de centrale dienst. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van kandidaatleden en voormalige leden.
13.
De beëindiging anders dan op eigen verzoek van de betrekking van een lid van het personeel mag geen verband houden met de kandidaatstelling voor het lidmaatschap, het lidmaatschap of het voormalig lidmaatschap van de betrokkene van de medezeggenschapsraad. Een beëindiging van de betrekking in strijd met dit lid is nietig.