Regeling niet-reinigbaar straalgrit
Bijlage
Geldend
Geldend vanaf 21-12-1997
- Bronpublicatie:
18-12-1997, Stcrt. 1997, 245 (uitgifte: 19-12-1997, regelingnummer: MJZ97580119)
- Inwerkingtreding
21-12-1997
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-12-1997, Stcrt. 1997, 245 (uitgifte: 19-12-1997, regelingnummer: MJZ97580119)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Afval
Milieurecht / Inrichtingen en activiteiten - branchespecifiek
bij artikel 3 van de Regeling niet-reinigbaar straalgrit
1. Monstername en monstervoorbereiding
Voor het vaststellen van het gewichtspercentage droge zeeffractie en de concentratie van de stoffen worden:
- a.
uit de partij 10 monsters genomen overeenkomstig de methode die is aangegeven in de ontwerp-NVN 5860, uitgave maart 1993;
- b.
de monsters niet cryogeen of andersoortig vermalen en wordt
- c.
uit deze 10 monsters een representatief mengmonster samengesteld.
Een onderzoekslaboratorium stelt het mengmonster samen.
2. Bepalen samenstelling mengmonster
Een onderzoekslaboratorium meet het gewichtspercentage droge zeeffractie en deconcentratie[lees: de concentratie] van de stoffen.
Bij het vaststellen of zich een situatie voordoet, bedoeld in artikel 2, onder a, wordt:
- a.
de droge zeeffractie bepaald overeenkomstig ontwerp-NEN 5753, uitgave augustus 1990, en
- b.
gedurende tien minuten gezeefd op de volgende korrelgroottes:
- 1°
4000 micron;
- 2°
1000 micron;
- 3°
500 micron;
- 4°
250 micron;
- 5°
125 micron;
- 6°
63 micron.
Bij het vaststellen of zich een situatie voordoet, bedoeld in artikel 2, onder b, wordt:
- a.
de bepaling van de extraheerbare stoffen gebaseerd op NEN 3148, uitgave maart 1965, en NEN 6672, uitgave oktober 1994;
- b.
60 gram straalgrit gedurende vijf uur met een mengsel van 100 ml petroleumether (40/60) en 50 ml aceton geëxtraheerd in een Soxhletextractietoestel.
Bij het vaststellen van de concentratie van de stoffen, bedoeld in artikel 2, onder c, 1°, 2°, 3°, 4°, 5°, 6° en 7° vindt ontsluiting plaats door 10 gram straalgrit gedurende 10 minuten te koken met 50 ml 4M zoutzuur.
Bij het vaststellen van de concentratie van de stoffen, bedoeld in artikel 2 onder c, 1°, 2°, 3°, 4°, 5°, 6° en 7°, wordt gebruik gemaakt van de VPR C 88-01, uitgave september 1988, met dien verstande dat in deze VPR voor ‘grond’ wordt gelezen: straalgrit.
Bij het vaststellen van de concentratie van stoffen, bedoeld in artikel 2, onder c, 8°, 9° en 10°, wordt gebruik gemaakt van de VPR C 88-11, uitgave september 1988, met dien verstande dat in deze VPR voor ‘grond’ wordt gelezen: straalgrit.
Bij het vaststellen van de concentratie van stoffen, bedoeld in artikel 2, onder c, 11°, wordt gebruik gemaakt van de NEN 5735, uitgave juli 1995, met dien verstande dat voor ‘grond’ wordt gelezen: straalgrit.
3. Registratie meetgegevens
Het onderzoekslaboratorium vermeldt in een schriftelijk verslag van de meting ten minste:
- a.
de gegevens die noodzakelijk zijn voor de identiteit van het monster;
- b.
de wijze waarop het mengmonster is samengesteld;
- c.
de wijze van monstervoorbehandeling;
- d.
de wijze waarop het onderzoek naar de niet-reinigbaarheid van straalgrit is uitgevoerd;
- e.
het gewichtspercentage droge zeeffractie en de concentratie van de stoffen.
De ontdoener bewaart het schriftelijk verslag gedurende een periode van ten minste drie jaar nadat de meting is uitgevoerd.