Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek BES Boek 2
Artikel 252
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van het Burgerlijk Wetboek Boek 2, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (17-05-2010, Stb. 350) en de Aanpassingsregeling BES-wetten (28-09-2010, Stcrt. 15040). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
27-09-2010, Stb. 2010, 494 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
1.
Indien de in artikel 251 bedoelde vordering tot uittreding aanhangig wordt gemaakt en de rechter deze gegrond oordeelt wijst hij deze voorlopig toe. Daarbij benoemt hij één of meer deskundigen die schriftelijk bericht moeten uitbrengen binnen een door de rechter te bepalen termijn. In hun schriftelijk bericht laten de deskundigen zich uit over de prijs van de aandelen op het tijdstip van de voorlopige toewijzing, uitgaande van de waarde van de vennootschap op dat tijdstip, de fiscale gevolgen van de overdracht voor de eiser, de vennootschap en de medeaandeelhouders en de bedrijfseconomische gevolgen van de overdracht voor de vennootschap. Hij kan bepalen dat de eiser zekerheid moet stellen voor de met het deskundigenrapport gemoeide kosten. Artikel 121, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
2.
Nadat de deskundigen hun bericht hebben uitgebracht bepaalt de rechter het door de vennootschap te betalen bedrag. Daarin is begrepen een eventueel door de eiser te lijden fiscaal nadeel. Indien de eiser op onredelijke gronden weigert zijn aandelen vrijwillig over te dragen aan een alsnog binnen acht dagen bij incidentele conclusie door de vennootschap of een medeaandeelhouder aan te wijzen gegadigde op daarbij aan te geven voorwaarden, kan de rechter de vordering alsnog afwijzen.
3.
Indien de rechter de vordering definitief toewijst bepaalt hij dat de aandelen zullen worden overgedragen op de wijze als in het vierde lid voorzien. Daarbij veroordeelt hij de vennootschap tot betaling van het door hem vastgestelde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van voorlopige toewijzing en de door hem vastgestelde kosten, die van de deskundigen en de notaris daaronder begrepen, in handen van een door hem daarbij aangewezen notaris. Aan deze veroordeling kan hij een dwangsom ten behoeve van de eiser verbinden. Vruchten die aan de aandelen zijn opgekomen sedert het tijdstip van de voorlopige toewijzing vervallen aan de vennootschap. Alvorens te beslissen hoort de rechter de aan te wijzen notaris, indien daartoe naar zijn oordeel aanleiding bestaat.
4.
Tenzij partijen onverwijld eenstemmig aan de notaris te kennen geven dat zij alsnog voor een andere oplossing kiezen, geldt als akte van overdracht een door de notaris na de ontvangst van het door de vennootschap verschuldigde met bekwame spoed opgemaakt proces-verbaal, waarin de beslissing van de rechter wordt geconstateerd. De notaris neemt in die akte zodanige toevoegingen en verduidelijkingen op als hij in het belang van het rechtsverkeer nodig acht. Na het verlijden van de akte keert de notaris het door hem ontvangen bedrag na aftrek van de door de rechter vastgestelde kosten aan de eiser uit. Een afschrift van de akte wordt door de notaris aan de vennootschap en de eiser toegezonden.
5.
Zolang niet onherroepelijk is beslist op de vordering, of het geding niet op andere wijze is geëindigd kan de eiser zijn aandelen niet vervreemden, dan wel daarop een pandrecht of recht van vruchtgebruik vestigen, zonder schriftelijke toestemming van de vennootschap of, bij gebreke daarvan, van de rechter.
6.
De vordering tot uittreding kan slechts met instemming van de wederpartij worden ingetrokken. Uitsluitend tegen een beslissing als bedoeld in het derde lid, of tot afwijzing van de vordering is een hogere voorziening toegelaten. Een vordering tot oproeping in vrijwaring, voeging of tussenkomst wordt niet toegelaten, onverminderd het bepaalde in het tweede lid, laatste volzin.
7.
De vordering tot uittreding kan ook worden ingesteld tegen een of meer van de medeaandeelhouders die zich alleen of samen met de vennootschap of andere medeaandeelhouders schuldig hebben gemaakt aan gedragingen als in het eerste lid van artikel 251 omschreven. De vennootschap wordt in elk geval mede in het geding geroepen. Het tweede tot en met het vijfde lid van artikel 251 zijn van toepassing. Het tweede tot en met het zesde lid van het onderhavige artikel vinden overeenkomstige toepassing.