Einde inhoudsopgave
Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001
Artikel 12
Geldend
Geldend vanaf 07-03-2024
- Bronpublicatie:
04-03-2024, Stcrt. 2024, 6033 (uitgifte: 06-03-2024, regelingnummer: IENW/BSK-2020/210358)
- Inwerkingtreding
07-03-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-03-2024, Stcrt. 2024, 6033 (uitgifte: 06-03-2024, regelingnummer: IENW/BSK-2020/210358)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
Verkeersrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het bedienen van een luchtvaartuig als bedoeld in bijlage I behorende bij de basisverordening is ook toegestaan wanneer de bestuurder beschikt over een geldig bewijs van bevoegdheid afgegeven overeenkomstig verordening (EU) nr. 1178/2011, verordening (EU) 2018/395 of verordening (EU) 2018/1976 waaraan een klasse- of type bevoegdverklaring is verbonden die de bevoegdheid geeft het desbetreffende luchtvaartuig te bedienen.
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op een luchtvaartuig als bedoeld in bijlage I bij de basisverordening waarvoor bij of krachtens de Wet luchtvaart nadere voorschriften ten aanzien van het bewijs van bevoegdheid zijn gesteld.