Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de bescherming en het gebruik van grensoverschrijdende waterlopen en internationale meren
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Geldend
Geldend vanaf 06-10-1996
- Bronpublicatie:
17-03-1992, Trb. 1992, 199 (uitgifte: 09-12-1992, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
06-10-1996
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-11-1996, Trb. 1996, 299 (uitgifte: 01-01-1996, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:
- 1.
‘Grensoverschrijdende wateren’: oppervlakte- of grondwateren die een grens tussen twee of meer Staten vormen, overschrijden of daarop gelegen zijn; overal waar grensoverschrijdende wateren rechtstreeks in de zee stromen, eindigen deze grensoverschrijdende wateren ter hoogte van een rechte lijn dwars op hun onderscheiden mondingen tussen twee punten op de laagwaterlijn van hun oevers;
- 2.
‘Grensoverschrijdend effect’: ieder wezenlijk nadelig effect op het milieu, binnen een gebied onder de rechtsmacht van een Partij, dat voortvloeit uit een verandering in de toestand van grensoverschrijdende wateren, die wordt teweeggebracht door een menselijke activiteit die geheel of gedeeltelijk plaatsvindt binnen een gebied onder de rechtsmacht van een andere Partij. Deze effecten op het milieu omvatten mede effecten op de gezondheid en de veiligheid van de mens, voor de flora, de fauna, de bodem, de lucht, het water, het klimaat, het landschap en historische monumenten of andere fysieke structuren, of voor de samenhang tussen deze aspecten; ook worden bedoeld effecten op het cultureel erfgoed of voor de sociaal-economische omstandigheden voortvloeiend uit veranderingen in die aspecten;
- 3.
‘Partij’: een Partij bij dit Verdrag, tenzij het zinsverband anders vereist;
- 4.
‘Oeverstaten’: Staten Partij bij dit Verdrag die aan dezelfde grensoverschrijdende wateren gelegen zijn;
- 5.
‘Commissie’: een bilaterale of multilaterale commissie of ander passend samenwerkingsverband tussen de Oeverstaten;
- 6.
‘Gevaarlijke stoffen’: stoffen die giftig, kankerverwekkend, mutageen, teratogeen of bio-accumulerend zijn, met name als zij niet afbreekbaar zijn;
- 7.
‘Beste beschikbare technologie’: (de omschrijving wordt gegeven in Bijlage I bij dit Verdrag).