Einde inhoudsopgave
Arbeidsomstandighedenbesluit
Artikel 7.17a Uitrusting mobiele arbeidsmiddelen
Geldend
Geldend vanaf 05-12-1998
- Redactionele toelichting
Voorheen paragraafopschrift bij art. 7.18. Het paragraafopschrift is gewijzigd.
- Bronpublicatie:
24-09-1998, Stb. 1998, 589 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
05-12-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-09-1998, Stb. 1998, 589 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Ministerie van Algemene Zaken
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
Ministerie van Justitie
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
1.
Mobiele arbeidsmiddelen waarop een of meer personen kunnen worden vervoerd, zijn zodanig uitgerust dat het gevaar voor deze personen tijdens het vervoer zoveel mogelijk wordt beperkt.
2.
Mobiele arbeidsmiddelen, met uitzondering van heftrucks, waarmee een of meer personen kunnen worden vervoerd, zijn zodanig uitgerust dat onder de feitelijke gebruiksomstandigheden de gevaren als gevolg van het kantelen of omvallen van het mobiele arbeidsmiddel zoveel mogelijk worden beperkt door:
- a.
een beschermingsconstructie die verhindert dat het mobiele arbeidsmiddel meer dan een kwartslag kantelt;
- b.
een constructie die ervoor zorgt dat er rond de te vervoeren personen voldoende vrije ruimte voorhanden is, wanneer het mobiele arbeidsmiddel zich meer dan een kwartslag kan bewegen, of
- c.
andere voorzieningen met een gelijk veiligheidsniveau.
3.
Het tweede lid is niet van toepassing indien het mobiele arbeidsmiddel tijdens het gebruik wordt gestabiliseerd of indien het mobiele arbeidsmiddel zodanig is ontworpen dat het niet kan kantelen of omvallen.
4.
Indien het gevaar bestaat dat de te vervoeren personen bij kanteling of omslaan bekneld kunnen raken tussen de delen van het mobiele arbeidsmiddel en de grond, is een systeem geïnstalleerd waarmee zij kunnen worden tegengehouden.
5.
Heftrucks waarmee een of meer personen kunnen worden vervoerd, zijn zodanig uitgerust, dat het gevaar van kantelen of de gevolgen daarvan zoveel mogelijk worden beperkt door:
- a.
een bestuurderscabine;
- b.
een inrichting die verhindert dat de heftruck kantelt;
- c.
een inrichting die ervoor zorgt dat, indien de heftruck kantelt, er voor de te vervoeren personen voldoende vrije ruimte is tussen de grond en bepaalde delen van de heftruck;
- d.
een inrichting op elke zitplaats van de heftruck, waarmee de op de truck aanwezige personen zich op de zitplaats kunnen vastzetten, of
- e.
andere voorzieningen met een gelijk veiligheidsniveau.
6.
Indien het onverhoeds blokkeren van onderdelen voor de energie-overbrenging tussen het mobiele arbeidsmiddel en zijn hulpstukken of aanhangers specifieke gevaren kan opleveren, is dit arbeidsmiddel uitgerust met een voorziening die deze blokkering verhindert. Indien een dergelijke blokkering niet kan worden verhinderd, zijn zodanige maatregelen genomen dat de gevaren zoveel mogelijk worden beperkt.
7.
Mobiele arbeidsmiddelen zijn voorzien van middelen voor de bevestiging van onderdelen voor de energie-overbrenging, wanneer deze onderdelen vervuild of beschadigd kunnen raken doordat zij over de grond slepen.