Rijksvisumwet
Artikel 11
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2018
- Bronpublicatie:
23-08-2016, Stb. 2016, 320 (uitgifte: 08-09-2016, kamerstukken: 32415)
- Inwerkingtreding
01-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-06-2018, Stb. 2018, 178 (uitgifte: 21-06-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Burgerzaken / Reisdocumenten
1.
De bevoegde autoriteit weigert het visum indien:
- a.
de vreemdeling niet voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onverminderd artikel 9, tweede lid, dan wel niet voldoet aan artikel 10, eerste lid, of
- b.
het reisdocument zijn geldigheid zal verliezen binnen drie maanden, in bijzondere gevallen binnen een maand, na afloop van het ten hoogste toegestane verblijf.
2.
Voorts kan een visum worden geweigerd indien:
- a.
de vreemdeling een aanvraag om een verblijfsrecht heeft gedaan waarop nog niet is beslist,
- b.
de vreemdeling voorafgaand aan diens visumaanvraag in een van de landen of openbare lichamen verblijf hield zonder daartoe geldige titel,
- c.
de vreemdeling bij de aanvraag onjuiste gegevens heeft verstrekt of
- d.
grond bestaat om aan te nemen dat de vreemdeling de verplichtingen verbonden aan het visum of het daarmee verband houdende verblijf niet zal nakomen; zulke grond bestaat in elk geval indien de vreemdeling de verplichtingen verbonden aan een eerder verleend visum of verblijfsrecht niet is nagekomen.