Einde inhoudsopgave
Wet voortgezet onderwijs 2020
Artikel 7.8 Het beroep van leraar
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2022
- Bronpublicatie:
08-02-2022, Stb. 2021, 57 jo Stb. 2022, 86 (uitgifte: 25-02-2022, kamerstukken: 35145)
27-01-2021, Stb. 2021, 57 jo Stb. 2022, 86 (uitgifte: 10-02-2021, kamerstukken: 35611)
30-09-2020, Stb. 2020, 379 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken: 35297)
- Inwerkingtreding
01-08-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-02-2022, Stb. 2022, 86 (uitgifte: 25-02-2022, kamerstukken: 35145)
29-11-2021, Stb. 2021, 599 (uitgifte: 09-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt bij art. 1, lid 2, van het KB van 29-11-2021, Stb. 599 tegelijk in werking met de wet van 08-02-2022, Stb. 86.
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Voortgezet onderwijs
1.
Onder het beroep van leraar wordt verstaan het dragen van verantwoordelijkheid voor het vakinhoudelijke, vakdidactische en pedagogische proces in de school binnen de kaders van het onderwijskundig beleid van de school.
2.
De leraar heeft een zelfstandige verantwoordelijkheid voor het beoordelen van de onderwijsprestaties van leerlingen.
3.
De leraar beschikt over voldoende vakinhoudelijke, vakdidactische en pedagogische zeggenschap, waaronder de zeggenschap over:
- a.
de inhoud van de lesstof;
- b.
de wijze waarop de lesstof wordt aangeboden en de middelen die daarbij worden gebruikt;
- c.
de te hanteren pedagogisch-didactische aanpak op de school en de wijze waarop daar uitvoering aan wordt gegeven, waaronder de begeleiding van de leerlingen en de contacten met de ouders; en
- d.
het in samenhang met de onderdelen a, b en c, onderhouden van de bekwaamheid van de leraren als onderdeel van het team.
4.
Het bevoegd gezag stelt in overleg met de leraren een professioneel statuut op met daarin de afspraken over de wijze waarop de zeggenschap van leraren als bedoeld in het derde lid wordt georganiseerd.