Einde inhoudsopgave
Regeling financieel beheer van het Rijk
Artikel 13 Het verlenen van voorschotten aan derden
Geldend
Geldend vanaf 27-03-2018. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-2018
- Bronpublicatie:
15-03-2018, Stcrt. 2018, 16621 (uitgifte: 26-03-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
27-03-2018, terugwerkend tot: 01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-03-2018, Stcrt. 2018, 16621 (uitgifte: 26-03-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / Rijksfinanciën
1.
De Ministers en de colleges, elk met betrekking tot de begroting of taak waarvoor hij verantwoordelijk is, kunnen aan een derde een voorschot verlenen. Het voorschot bedraagt niet meer dan het bedrag van het bestelde product of dienst of de te verlenen subsidie of bijdrage.
2.
In afwijking van het eerste lid verlenen de Ministers en de colleges geen voorschot indien op basis van een risicoanalyse blijkt dat de derde de voorwaarden die aan de levering van het product of dienst, de verlening van de subsidie of de verstrekking van de bijdrage ten grondslag liggen niet zal nakomen.
3.
De verlening van een voorschot met als doel om het voorschot ten laste van een eerder begrotingsjaar te brengen, is niet toegestaan, tenzij dit in het belang van de Staat is. In dat geval geschiedt de verlening van het voorschot in overeenstemming met de Minister van Financiën. De instemming wordt schriftelijk verleend.
4.
De Ministers en de colleges kunnen nadere voorwaarden verbinden aan de verlening van een voorschot dat betrekking heeft op de levering van een product of dienst aan de Staat en de verstrekking van de subsidie of bijdrage. Indien het voorschot betrekking heeft op de levering van een product of dienst of de verstrekking van een bijdrage en € 500.000 of meer inclusief btw bedraagt, wordt een bankgarantie van de derde geëist. De bankgarantie kan uitsluitend worden afgegeven door banken en schadeverzekeraars, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht en met instemming van de Minister van Financiën door andere rechtspersonen.
5.
De Ministers en de colleges brengen rente in rekening over een verleend voorschot, voor zover dit vanwege de aard van het geleverde product of dienst, de subsidie of bijdrage die aan het voorschot ten grondslag ligt redelijk wordt geacht.