Verdrag van Lissabon
Artikel 2
Geldend
Geldend vanaf 01-12-2009
- Redactionele toelichting
Dit artikel is gecorrigeerd via rectificaties (23-03-2010, Trb. 2010, 174 en 02-12-2011, Trb. 2012, 9).
- Bronpublicatie:
13-12-2007, Trb. 2008, 11 (uitgifte: 01-02-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-02-2010, Trb. 2010, 43 (uitgifte: 05-02-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap wordt gewijzigd overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.
1)
De titel van het Verdrag wordt: ‘Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie’.
A Horizontale wijzigingen
2)
In het hele Verdrag
- a.
worden ‘de Gemeenschap’ en ‘de Europese Gemeenschap’ vervangen door ‘de Unie’, de woorden ‘van de Europese Gemeenschappen’ of ‘van de EEG’ door ‘van de Europese Unie’ en het bijvoeglijk naamwoord ‘communautair’ door ‘van de Unie’, met uitzondering van artikel 299, lid 6, onder c, thans artikel 311 bis, lid 5, onder c. Het woord ‘Gemeenschapsrecht’ wordt vervangen door de woorden ‘het recht van de Unie’, het woord ‘Gemeenschapsprogramma’ wordt vervangen door de woorden ‘programma van de Unie’. De woorden ‘der gemeenschap’ worden vervangen door de woorden ‘van de Unie’. In artikel 136, eerste alinea, heeft de voorgaande wijziging uitsluitend betrekking op de vermelding ‘de Gemeenschap.’;
- b.
worden ‘dit Verdrag’, ‘van dit Verdrag’ en ‘in dit Verdrag’ vervangen door respectievelijk ‘de Verdragen’, ‘van de Verdragen’ en ‘in de Verdragen’, zo nodig met aanpassing van bijvoeglijk naamwoord en werkwoord; dit geldt niet voor artikel 182, derde alinea, noch voor de artikelen 312 en 313;
- c.
worden de woorden ‘de Raad …volgens de procedure van artikel 251’ vervangen door ‘het Europees Parlement en de Raad … volgens de gewone wetgevingsprocedure’, en wordt ‘de procedure van artikel 251’ vervangen door ‘de gewone wetgevingsprocedure’; al naargelang het geval wordt het werkwoord in het meervoud geplaatst.
- d.
wordt ‘met gekwalificeerde meerderheid van stemmen’, ‘die besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen’ en ‘genomen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen’ geschrapt;
- e.
wordt ‘de Raad in de samenstelling van de staatshoofden en regeringsleiders’ vervangen door ‘de Europese Raad’;
- f.
wordt ‘instellingen of organen’ en ‘instellingen en organen’ vervangen door ‘instellingen, organen of instanties’, behalve in artikel 193, eerste alinea;
- g.
wordt ‘gemeenschappelijke markt’ vervangen door ‘interne markt’;
- h.
wordt ‘ecu’ vervangen door ‘euro’;
- i.
wordt ‘lidstaten zonder derogatie’ vervangen door ‘lidstaten die de euro als munt hebben’;
- j.
wordt de afkorting ‘ECB’ vervangen door ‘Europese Centrale Bank’;
- k.
wordt ‘statuten van het ESCB’ vervangen door ‘statuten van het ESCB en van de ECB’;
- l.
wordt ‘het in artikel 114 bedoelde Comité’ vervangen door ‘het Economisch en Financieel Comité’;
- m.
wordt ‘statuut van het Hof van Justitie’ of ‘statuut van het Hof’ vervangen door ‘statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie’;
- n.
wordt ‘Gerecht van eerste aanleg’ vervangen door ‘Gerecht’;
- o.
worden ‘rechterlijke kamer’ en ‘rechterlijke kamers’ vervangen door ‘gespecialiseerde rechtbank’ en ‘gespecialiseerde rechtbanken’.
3)
In de volgende artikelen worden de woorden ‘met eenparigheid van stemmen’ vervangen door ‘met eenparigheid van stemmen, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure’, en wordt ‘op voorstel van de Commissie’ geschrapt:
- —
artikel 13, thans 16 E, lid 1
- —
artikel 19, lid 1
- —
artikel 19, lid 2
- —
artikel 22, tweede alinea
- —
artikel 93
- —
artikel 94, thans 95
- —
artikel 104, lid 14, tweede alinea
- —
artikel 175, lid 2, eerste alinea
4)
In de volgende artikelen wordt ‘met gewone meerderheid’ ingevoegd na ‘de Raad’:
- —
artikel 130, eerste alinea
- —
artikel 144, eerste alinea
- —
artikel 208
- —
artikel 209
- —
artikel 213, laatste alinea, derde zin
- —
artikel 216
- —
artikel 284
5)
In de volgende artikelen wordt ‘raadpleging van het Europees Parlement’ vervangen door ‘goedkeuring door het Europees Parlement’;
- —
artikel 13, thans 16 E, lid 1
- —
artikel 22, tweede alinea
6)
In de volgende artikelen wordt ‘instelling’ of ‘de instelling’ vervangen door ‘instelling, orgaan of instantie’ of ‘de instelling, het orgaan of de instantie’;
- —
artikel 195, lid 1, tweede alinea
- —
artikel 232, tweede alinea
- —
artikel 233, eerste alinea
- —
artikel 234, onder b
- —
artikel 255, lid 3, thans artikel 16 A, derde alinea
7)
In de volgende artikelen worden ‘Hof van Justitie’ en ‘Hof’ vervangen door ‘Hof van Justitie van de Europese Unie’:
- —
artikel 83, lid 2, onder d
- —
artikel 88, lid 2, tweede alinea
- —
artikel 95, thans 94, lid 9
- —
artikel 195, lid 1
- —
artikel 225 A, zesde alinea
- —
artikel 226, tweede alinea
- —
artikel 227, eerste alinea
- —
artikel 228, lid 1, eerste vermelding
- —
artikel 229
- —
artikel 229 A
- —
artikel 230, eerste alinea
- —
artikel 231, eerste alinea
- —
artikel 232, eerste alinea
- —
artikel 233, eerste alinea
- —
artikel 234, eerste alinea
- —
artikel 235
- —
artikel 236
- —
artikel 237, onder d) inleidende zin
- —
artikel 238
- —
artikel 240
- —
artikel 242, eerste zin
- —
artikel 243
- —
artikel 244
- —
artikel 247, lid 9, thans lid 8
- —
artikel 256, tweede alinea
In de volgende artikelen worden na het woord ‘Hof’ de woorden ‘van Justitie’ geschrapt:
- —
artikel 227, vierde alinea
- —
artikel 228, lid 1, tweede vermelding
- —
artikel 230, derde alinea
- —
artikel 232, derde alinea
- —
artikel 234, tweede en derde alinea
- —
artikel 237, derde zin
- —
artikel 256, vierde alinea
8)
In de volgende artikelen wordt de verwijzing naar een ander artikel van het Verdrag vervangen door de onderstaande verwijzing naar een artikel van het Verdrag betreffende de Europese Unie:
— | artikel 21, derde alinea, thans vierde alinea: | verwijzing naar artikel 9 (eerste verwijzing en naar artikel 53, lid 1 (tweede verwijzing |
— | artikel 4, thans artikel 97 ter: | verwijzing naar artikel 2 |
— | artikel 98: | verwijzing naar artikel 2 (eerste verwijzing |
— | artikel 105, lid 1, tweede zin: | verwijzing naar artikel 2 |
— | artikel 215, derde alinea, thans vierde alinea: | verwijzing naar artikel 9 D, lid 7, eerste alinea |
9)
In de Nederlandstalige versie van het Verdrag, in de volgende artikelen, worden de woorden ‘beschikking’ of ‘beslissing’ vervangen door ‘besluit’ en de werkwoorden ‘beschikken’ of ‘beslissen’ door het werkwoord ‘besluiten’ in de gepaste grammaticale vorm:
- —
artikel 75, lid 4
- —
artikel 76, lid 2, 2e alinea
- —
artikel 85, lid 2
- —
artikel 86, lid 3
- —
artikel 88, lid 2 en lid 3
- —
artikel 110
- —
artikel 119, lid 2
B Specifieke wijzigingen
Preambule
10)
In de tweede overweging wordt ‘landen’ vervangen door ‘staten’ en in de laatste overweging van de preambule wordt ‘Hebben besloten een Europese Gemeenschap op te richten en hebben… aangewezen’ vervangen door ‘Hebben … aangewezen:’
Gemeenschappelijke bepalingen
11)
De artikelen 1 en 2 worden geschrapt. Artikel 1 bis wordt ingevoegd:
Artikel 1 bis
1
Dit Verdrag regelt de werking van de Unie en bepaalt de gebieden, de afbakening en de voorwaarden van uitoefening van haar bevoegdheden.
2
Dit Verdrag en het Verdrag betreffende de Europese Unie vormen de verdragen waarop de Unie is gegrondvest. Deze twee verdragen, die dezelfde juridische waarde hebben, worden aangeduid met de term ‘de Verdragen’. ’
Categorieën en gebieden van bevoegdheid
12)
Een nieuwe titel I en de nieuwe artikelen 2 A tot en met 2 E worden ingevoegd:
Titel I. Categorieën en gebieden van bevoegdheden van de Unie
Artikel 2 A
1
In de gevallen waarin bij de Verdragen op een bepaald gebied een exclusieve bevoegdheid aan de Unie wordt toegedeeld, kan alleen de Unie wetgevend optreden en juridisch bindende handelingen vaststellen, en kunnen de lidstaten zulks slechts zelf doen als zij daartoe door de Unie gemachtigd zijn of ter uitvoering van de handelingen van de Unie.
2
In de gevallen waarin bij de Verdragen op een bepaald gebied een bevoegdheid aan de Unie wordt toegedeeld die zij met de lidstaten deelt, kunnen de Unie en de lidstaten wetgevend optreden en juridisch bindende handelingen vaststellen. De lidstaten oefenen hun bevoegdheid uit voor zover de Unie haar bevoegdheid niet heeft uitgeoefend. De lidstaten oefenen hun bevoegdheid weer uit voor zover de Unie besloten heeft haar bevoegdheid niet meer uit te oefenen.
3
De lidstaten coördineren hun economisch en werkgelegenheidsbeleid overeenkomstig de in dit Verdrag gestelde nadere regels, die de Unie bevoegd is vast te stellen.
4
De Unie is bevoegd om, overeenkomstig het Verdrag betreffende de Europese Unie, een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid te bepalen en te voeren, met inbegrip van de geleidelijke bepaling van een gemeenschappelijk defensiebeleid.
5
Op bepaalde gebieden en onder de bij de Verdragen gestelde voorwaarden is de Unie bevoegd om het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen, zonder evenwel de bevoegdheid van de lidstaten op die gebieden over te nemen.
De juridisch bindende handelingen van de Unie die op grond van de bepalingen van de Verdragen over die gebieden worden vastgesteld, kunnen generlei harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inhouden.
6
De omvang en de voorwaarden voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Unie worden geregeld door de bepalingen van de Verdragen over ieder van die gebieden.
Artikel 2 B
1
De Unie is exclusief bevoegd op de volgende gebieden
- a.
de douane-unie;
- b.
de vaststelling van mededingingsregels die voor de werking van de interne markt nodig zijn;
- c.
het monetair beleid voor de lidstaten die de euro als munt hebben;
- d.
de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid;
- e.
de gemeenschappelijke handelspolitiek.
2
De Unie is tevens exclusief bevoegd een internationale overeenkomst te sluiten indien een wetgevingshandeling van de Unie in die sluiting voorziet, indien die sluiting noodzakelijk is om de Unie in staat te stellen haar interne bevoegdheid uit te oefenen of wanneer die sluiting gemeenschappelijke regels kan aantasten of de strekking daarvan kan wijzigen.
Artikel 2 C
1
De Unie heeft een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid in de gevallen waarin haar in de Verdragen een bevoegdheid wordt toegedeeld die buiten de in de artikelen 2B en 2E bedoelde gebieden valt.
2
De gedeelde bevoegdheden van de Unie en de lidstaten betreffen in het bijzonder de volgende gebieden:
- a.
interne markt;
- b.
sociaal beleid, voor de in het onderhavige Verdrag genoemde aspecten;
- c.
economische, sociale en territoriale samenhang;
- d.
landbouw en visserij, met uitsluiting van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee;
- e.
milieu;
- f.
consumentenbescherming;
- g.
vervoer;
- h.
trans-Europese netwerken;
- i.
energie;
- j.
de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht;
- k.
gemeenschappelijke veiligheidsvraagstukken op het gebied van volksgezondheid, voor de in het onderhavige Verdrag genoemde aspecten.
3
Op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en de ruimte is de Unie bevoegd op te treden, en met name programma's vast te stellen en uit te voeren; de uitoefening van die bevoegdheid belet de lidstaten niet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen.
4
Op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp is de Unie bevoegd op te treden en een gemeenschappelijk beleid te voeren; de uitoefening van die bevoegdheid belet de lidstaten niet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen.
Artikel 2 D
1
De lidstaten coördineren hun economisch beleid binnen de Unie. Daartoe stelt de Raad maatregelen vast, met name globale richtsnoeren voor dat beleid.
Voor de lidstaten die de euro als munt hebben, gelden bijzondere bepalingen.
2
De Unie neemt maatregelen om te zorgen voor de coördinatie van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten, met name door de richtsnoeren voor dat beleid te bepalen.
3
De Unie kan initiatieven nemen ter coördinatie van het sociaal beleid van de lidstaten.
Artikel 2 E
De Unie is bevoegd om het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen. Dit geldt voor de volgende gebieden wat hun Europese dimensie betreft:
- a.
bescherming en verbetering van de menselijke gezondheid;
- b.
industrie;
- c.
cultuur;
- d.
toerisme;
- e.
onderwijs, beroepsopleiding, jongeren en sport;
- f.
civiele bescherming;
- g.
administratieve samenwerking. ’
Algemeen toepasselijke bepalingen
13)
Titel II en artikel 2 F worden ingevoegd:
Titel II. Algemeen toepasselijke bepalingen
Artikel 2 F
De Unie ziet toe op de samenhang tussen haar verschillende beleidsmaatregelen en optredens, rekening houdend met het geheel van haar doelstellingen en met inachtneming van het beginsel van bevoegdheidstoedeling. ’
14)
Artikel 3, lid 1 wordt geschrapt. In lid 2 worden de woorden ‘in dit artikel bedoeld optreden’ vervangen door ‘optreden’; dit lid wordt een alinea zonder nummer.
15)
De tekst van artikel 4 wordt artikel 97 ter. Het wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 85).
16)
Artikel 5 wordt geschrapt; het wordt vervangen door artikel 3 ter van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
17)
Artikel 5 bis wordt ingevoegd:
Artikel 5 bis
Bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden houdt de Unie rekening met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting alsmede een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de menselijke gezondheid.
18)
Artikel 5 ter wordt ingevoegd:
Artikel 5 ter
Bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden streeft de Unie naar bestrijding van iedere discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid. ’
19)
In artikel 6 worden de woorden ‘als bedoeld in artikel 3’ geschrapt.
20)
Artikel 6 bis wordt ingevoegd, met de tekst van artikel 153, lid 2.
21)
Artikel 6 ter wordt ingevoegd, met de tekst van het dispositief van het protocol betreffende de bescherming en het welzijn van dieren; ‘visserij’ wordt ingevoegd na ‘landbouw’, ‘onderzoek’ wordt vervangen door ‘onderzoek, technologische ontwikkeling en de ruimte’, en ‘als wezens met gevoel’ wordt ingevoegd na ‘welzijn van dieren.’
22)
De artikelen 7 tot en met 10 worden geschrapt. De artikelen 11 en 11 A worden vervangen door artikel 10 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en door de artikelen 280 A tot en met 280 I van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, zoals aangegeven in artikel 1, punt 22), van het onderhavige Verdrag en hierna in punt 278).
23)
De tekst van artikel 12 wordt artikel 16 D.
24)
De tekst van artikel 13 wordt artikel 16 E. Zij wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 33).
25)
De tekst van artikel 14 wordt artikel 22 bis. Zij wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 41).
26)
De tekst van artikel 15 wordt artikel 22 ter. Zij wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 42).
27)
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
aan het begin van het artikel worden de woorden ‘Onverminderd de artikelen 73, 86, en 87…’ vervangen door ‘Onverminderd artikel 3 bis van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de artikelen 73, 86 en 87 van dit Verdrag…,’;
- b.
aan het einde van de zin wordt ‘en voorwaarden die hen in staat stellen hun taken te vervullen’ vervangen door ‘en, met name economische en financiële, voorwaarden die hen in staat stellen hun taken te vervullen.’;
- c.
de volgende zin wordt toegevoegd:
‛ Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen deze beginselen en voorwaarden vast, onverminderd de bevoegdheid van de lidstaten om, met inachtneming van de Verdragen, dergelijke diensten te verstrekken, te laten verrichten en te financieren. ’
28)
Artikel 16 A wordt ingevoegd, met de tekst van artikel 255; het wordt als volgt gewijzigd:
- a.
lid 1 wordt voorafgegaan door onderstaande tekst en omgenummerd tot lid 3; de leden 2 en 3 worden alinea's:
1
Om goed bestuur te bevorderen en de deelneming van het maatschappelijk middenveld te waarborgen, werken de instellingen, organen en instanties van de Unie in een zo groot mogelijke openheid.
2
Het Europees Parlement, en de Raad wanneer hij beraadslaagt en stemt over een ontwerp van wetgevingshandeling, vergaderen in het openbaar. ’
- b.
in lid 1, hernummerd tot 3, eerste alinea, wordt ‘van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie’ vervangen door ‘van de instellingen, organen en instanties van de Unie, ongeacht de informatiedrager waarop zij zijn vastgelegd’, en de woorden ‘de leden 2 en 3’ worden vervangen door ‘het huidige lid’;
- c.
in lid 2, thans lid 3, tweede alinea, wordt ‘Binnen twee jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam bepaalt de Raad’ vervangen door ‘Het Europees Parlement en de Raad bepalen bij verordeningen’;
- d.
in lid 3, thans lid 3, derde alinea, wordt ‘Elk van bovengenoemde instellingen, orgaan of instantie’ vervangen door ‘Elke instelling zorgt voor transparantie in zijn of haar werkzaamheden en …’, en aan de alinea wordt ‘overeenkomstig de in de tweede alinea bedoelde verordeningen’ toegevoegd; de volgende twee alinea's worden toegevoegd:
Ten aanzien van het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Europese Centrale Bank en de Europese Investeringsbank, geldt het onderhavige lid alleen voor de uitoefening van hun administratieve taken.
Het Europees Parlement en de Raad zorgen voor de openbaarmaking van de stukken betreffende de wetgevingsprocedures overeenkomstig de voorwaarden van de in de tweede alinea bedoelde verordeningen. ’
29)
Het volgende artikel 16 B wordt ingevoegd ter vervanging van artikel 286:
Artikel 16 B
Eenieder heeft recht op bescherming van zijn persoonsgegevens.
2
Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure de voorschriften vast betreffende de bescherming van natuurlijke personen ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie, alsook door de lidstaten, bij de uitoefening van activiteiten die binnen het toepassingsgebied van het recht van de Unie vallen, alsmede de voorschriften betreffende het vrij verkeer van die gegevens. Op de naleving van deze voorschriften wordt toezicht uitgeoefend door onafhankelijke autoriteiten.
De op basis van dit artikel vastgestelde voorschriften doen geen afbreuk aan de in artikel 25 bis van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde specifieke voorschriften. ’
30)
Het volgende artikel 16 C wordt ingevoegd:
Artikel 16 C
1
De Unie eerbiedigt de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationaal recht in de lidstaten hebben, en doet daaraan geen afbreuk.
2
De Unie eerbiedigt tevens de status die de levensbeschouwelijke en niet-confessionele organisaties volgens het nationaal recht hebben.
3
De Unie voert een open, transparante en regelmatige dialoog met die kerken en organisaties, onder erkenning van hun identiteit en hun specifieke bijdrage. ’
Non-discriminatie en burgerschap
31)
Het opschrift van het tweede deel wordt vervangen door ‘Non-discriminatie en burgerschap van de Unie’.
32)
Artikel 16 D wordt ingevoegd, met de tekst van artikel 12;
33)
Een artikel 16 E wordt ingevoegd, met de tekst van artikel 13; in lid 2 wordt ‘Wanneer de Raad … ’ vervangen door ‘Het Europees Parlement en de Raad kunnen, in afwijking van lid 1, volgens de gewone wetgevingsprocedure, ...’, wordt ‘... vaststelt ...’ vervangen door ‘-de basisbeginselen vaststellen’, en wordt ‘neemt hij in afwijking van lid 1, een besluit volgens de procedure van artikel 251’ geschrapt;
34)
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 1 wordt ‘vult het nationale burgerschap aan’ vervangen door ‘komt naast het nationale burgerschap’;
- b.
lid 2 wordt vervangen door:
2
De burgers van de Unie genieten de rechten en hebben de plichten die bij de Verdragen zijn bepaald. Zij hebben, onder andere,
- a.
het recht zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te verplaatsen en er vrij te verblijven;
- b.
het actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement en bij de gemeenteraadsverkiezingen in de lidstaat waar zij verblijf houden, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat;
- c.
het recht op bescherming van de diplomatieke en consulaire instanties van iedere andere lidstaat op het grondgebied van derde landen waar de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn, niet vertegenwoordigd is, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die lidstaat;
- d.
het recht om verzoekschriften tot het Europees Parlement te richten, zich tot de Europese ombudsman te wenden, alsook zich in een van de talen van de Verdragen tot de instellingen en de adviesorganen van de Unie te richten en in die taal antwoord te krijgen.
Deze rechten worden uitgeoefend onder de voorwaarden en binnen de grenzen welke bij de Verdragen en de maatregelen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld. ’
35)
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 2 wordt ‘… kan de Raad … vaststellen’ vervangen door ‘kunnen het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure … vaststellen …’ en wordt de laatste zin geschrapt;
- b.
lid 3 wordt vervangen door:
3
Ter verwezenlijking van dezelfde doelstellingen als in lid 1 genoemd en tenzij de Verdragen in de daartoe vereiste bevoegdheden voorzien, kan de Raad, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, maatregelen inzake sociale zekerheid en sociale bescherming vaststellen. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement. ’
36)
In artikel 20 wordt ‘stellen onderling de nodige regels vast en …’ vervangen door ‘treffen de nodige voorzieningen en…’. De volgende alinea wordt toegevoegd:
‛ De Raad kan, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Europees Parlement, richtlijnen aannemen tot vaststelling van coördinatie- en samenwerkingsmaatregelen die nodig zijn om die bescherming te vergemakkelijken. ’
37)
In artikel 21 wordt de volgende eerste alinea ingevoegd:
Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen de bepalingen vast voor de procedures en voorwaarden voor de indiening van een burgerinitiatief in de zin van artikel 8 B van het Verdrag betreffende de Europese Unie, met inbegrip van het minimum aantal lidstaten waaruit de burgers die het verzoek indienen, afkomstig dienen te zijn, ’
38)
In artikel 22, tweede alinea, wordt ‘…de in dit deel vastgelegde rechten vaststellen, waarvan hij de aanneming door de lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aanbeveelt.’ vervangen door ‘…de in artikel 17, lid 2, vermelde rechten vaststellen. Deze bepalingen treden pas in werking nadat zij door de lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen zijn goedgekeurd.’.
39)
In het opschrift van het derde deel wordt ‘en intern optreden’ ingevoegd na ‘beleid’.
Interne markt
40)
Aan het begin van het derde deel wordt een titel I ingevoegd met het opschrift ‘De interne markt’
41)
Een artikel 22 bis wordt ingevoegd, met de tekst van artikel 14, lid 1 wordt vervangen door:
1
De Unie stelt de maatregelen vast die ertoe bestemd zijn om de interne markt tot stand te brengen en de werking ervan te verzekeren, overeenkomstig de bepalingen terzake van de Verdragen. ’
42)
Een artikel 22 ter wordt ingevoegd, met de tekst van artikel 15; in de eerste alinea wordt ‘gedurende het tijdvak van instelling’ vervangen door ‘voor de instelling’.
43)
‘Titel I — Het vrije verkeer van goederen’ wordt hernummerd tot ‘I bis …’.
44)
In artikel 23, lid 1, wordt ‘…is gegrondvest op …’ vervangen door ‘…omvat…’.
45)
Na artikel 27 wordt een ‘hoofdstuk 1 bis’ ingevoegd met het opschrift ‘De douanesamenwerking’, en er wordt een artikel 27 bis ingevoegd, met de tekst van artikel 135, waarvan de laatste zin wordt geschrapt.
Landbouw en visserij
46)
Het opschrift van titel II wordt ‘Landbouw en visserij’.
47)
Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
aan lid 1 wordt de volgende eerste alinea toegevoegd:
1
De Unie bepaalt een gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid en voert dat uit.
; de huidige tekst van lid 1 wordt de tweede alinea.
In de eerste zin van de tweede alinea wordt ,‘ de visserij’ ingevoegd na ‘landbouw’ en de volgende zin wordt toegevoegd als laatste zin van de alinea: ‘Verwijzingen naar het gemeenschappelijk landbouwbeleid of naar de landbouw en het gebruik van de term landbouw worden geacht tevens te gelden als verwijzing naar de visserij, met inachtneming van de bijzondere kenmerken van de visserijsector.’
- b.
in lid 2 wordt ‘…en de werking…’ ingevoegd na ‘instelling’.
- c.
in lid 3 worden de woorden ‘een lijst die als bijlage I aan dit Verdrag is gehecht’ vervangen door ‘de lijst in bijlage I’
48)
Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in de eerste alinea wordt ‘het Europees Parlement en’ ingevoegd voor ‘de Raad’, en wordt de verwijzing naar lid 3 geschrapt.
- b.
in de tweede alinea wordt de inleidende zin vervangen door: ‘De Raad kan, op voorstel van de Commissie, machtiging geven tot het verlenen van steun:’
49)
Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
lid 1 wordt geschrapt;
- b.
lid 2 wordt lid 1. ‘Rekening houdend met de werkzaamheden van de in lid 1 bedoelde conferentie, doet de Commissie, na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité, binnen twee jaar na de inwerkingtreding van dit Verdrag voorstellen …’ wordt vervangen door ‘De Commissie doet voorstellen …’ en de derde alinea wordt geschrapt;
- c.
de volgende leden worden ingevoegd als leden 2 en 3, en de volgende leden worden dienovereenkomstig hernummerd:
2
Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité de in artikel 34, lid 1, bedoelde gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten in en stellen de overige bepalingen vast die nodig zijn om de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid na te streven.
3
De Raad stelt op voorstel van de Commissie de maatregelen vast voor de prijsbepaling, de heffingen, de steun en de kwantitatieve beperkingen, alsook voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden. ’
- d.
in de inleidende zin van lid 3, hernummerd tot 4, geldt de verwijzing naar lid 2 als een verwijzing naar het nieuwe lid 2, en wordt ‘door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen’ geschrapt;
- e.
wijziging niet van toepassing op de Nederlandstalige versie.
Vrij verkeer van werknemers
50)
In artikel 39, lid 3, onder d wordt ‘uitvoeringsverordeningen’ vervangen door ‘verordeningen’.
51)
Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in de eerste alinea wordt ‘migrerende werknemers en hun rechthebbenden’ vervangen door ‘al dan niet in loondienst werkzame migrerende werknemers en hun rechthebbenden’;
- b.
De laatste alinea wordt vervangen door:
Wanneer een lid van de Raad verklaart dat een ontwerp van wetgevingshandeling als bedoeld in de eerste alinea afbreuk zou doen aan belangrijke aspecten van zijn socialezekerheidsstelsel, met name het toepassingsgebied, de kosten en de financiële structuur ervan, of gevolgen zou hebben voor het financiële evenwicht van dat stelsel, kan hij verzoeken dat de aangelegenheid wordt voorgelegd aan de Europese Raad. In dat geval wordt de gewone wetgevingsprocedure geschorst. Na bespreking zal de Europese Raad, binnen 4 maanden na die schorsing:
- a.
het ontwerp terugverwijzen naar de Raad, waardoor de schorsing van de gewone wetgevingsprocedure wordt beëindigd, of
- b.
niet handelen of de Commissie verzoeken een nieuw voorstel in te dienen; in dat geval wordt de aanvankelijk voorgestelde handeling geacht niet te zijn vastgesteld.
’ ’
Recht van vestiging
52)
In artikel 44, lid 2, wordt aan het begin van de eerste alinea ‘Het Europees Parlement,’ ingevoegd.
53)
In artikel 45, tweede alinea, wordt ‘De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie besluiten …’ vervangen door ‘Het Europees Parlement en de Raad kunnen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, besluiten …’.
54)
Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
aan lid 1 wordt de volgende zin toegevoegd: ‘en inzake de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende de toegang tot werkzaamheden anders dan in loondienst en de uitoefening daarvan.’
- b.
lid 2 wordt geschrapt en lid 3 wordt lid 2; ‘opheffing’ wordt vervangen door ‘afschaffing’.
55)
Er wordt een artikel 48 bis ingevoegd, met de tekst van artikel 294;
Diensten
56)
Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in de eerste alinea wordt ‘ander land van de Gemeenschap zijn gevestigd dan dat, waarin’ vervangen door ‘andere lidstaat zijn gevestigd dan die, waarin’;
- b.
in de tweede alinea wordt ‘De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie de bepalingen …’ vervangen door ‘Het Europees Parlement en de Raad kunnen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, de bepalingen …’.
57)
In artikel 50, derde alinea wordt ‘het land’ vervangen door ‘de lidstaat’, en ‘dat land’ door ‘die lidstaat’.
58)
In artikel 52, lid 1, wordt ‘… stelt de Raad op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité alsook van het Europees Parlement …’ vervangen door ‘… stellen het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité …’.
59)
In artikel 53 wordt ‘…verklaren zich bereid, bij de liberalisatie…’ vervangen door ‘… spannen zich in om bij de liberalisering…’.
Kapitaal
60)
In artikel 57, lid 2, wordt ‘Hoewel de Raad tracht … kan hij … op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen maatregelen nemen …’ vervangen door ‘Hoewel het Europees Parlement en de Raad trachten … stellen zij … volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen vast…’; de laatste zin van lid 2 wordt lid 3 en luidt als volgt:
3
In afwijking van lid 2, kan alleen de Raad, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, met eenparigheid van stemmen en na raadpleging van het Europees Parlement, maatregelen vaststellen die in het recht van de Unie een achteruitgang op het gebied van de liberalisering van het kapitaalverkeer naar of uit derde landen vormen. ’
61)
Aan artikel 58 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:
4
Bij ontstentenis van maatregelen als bedoeld in artikel 57, lid 3, kan de Commissie, of, bij ontstentenis van een besluit van de Commissie binnen drie maanden na de indiening van het verzoek door de betrokken lidstaat, kan de Raad een besluit vaststellen waarin wordt bepaald dat door een lidstaat jegens een of meer derde landen genomen beperkende belastingmaatregelen verenigbaar worden geacht met de Verdragen, voor zover deze stroken met de doelstellingen van de Unie en verenigbaar zijn met de goede werking van de interne markt. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, op verzoek van een lidstaat. ’
62)
Artikel 60 wordt artikel 61 H en wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 64).
De ruimte van vrijheid, veiligheid en recht
63)
Titel IV, met het opschrift ‘De ruimte van vrijheid, veiligheid en recht’ vervangt titel IV inzake visa, asiel, immigratie en andere beleidsterreinen die verband houden met het vrije verkeer van personen. Die titel bevat de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
Hoofdstuk 2: Beleid inzake grenscontroles, asiel en immigratie
Hoofdstuk 3: Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken
Hoofdstuk 4: Justitiële samenwerking in strafzaken
Hoofdstuk 5: Politiële samenwerking
Algemene bepalingen
64)
Artikel 61 wordt vervangen door het volgende hoofdstuk 1 met de onderstaande artikelen 61 tot en met 61 I. Artikel 61 vervangt eveneens artikel 29 van het huidige Verdrag betreffende de Europese Unie, artikel 61 D vervangt artikel 36 van dat Verdrag, artikel 61 E vervangt artikel 64, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en artikel 33 van het huidige Verdrag betreffende de Europese Unie, artikel 61 G vervangt artikel 66 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en artikel 61 H herneemt artikel 60 van laatstgenoemd Verdrag, zoals aangegeven in punt 62):
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 61
1
De Unie is een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, waarin de grondrechten en de verschillende rechtsstelsels en -tradities van de lidstaten worden geëerbiedigd.
2
De Unie zorgt ervoor dat aan de binnengrenzen geen personencontroles worden verricht en zij ontwikkelt een gemeenschappelijk beleid op het gebied van asiel, immigratie en controle aan de buitengrenzen, dat gebaseerd is op solidariteit tussen de lidstaten en dat billijk is ten aanzien van de onderdanen van derde landen. Voor de toepassing van deze titel worden staatlozen gelijkgesteld met onderdanen van derde landen.
3
De Unie streeft ernaar een hoog niveau van veiligheid te waarborgen, door middel van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en van racisme en vreemdelingenhaat, maatregelen inzake coördinatie en samenwerking tussen de politiële en justitiële autoriteiten in strafzaken en andere bevoegde autoriteiten, alsmede door de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken en, zo nodig, door de onderlinge aanpassing van de strafwetgevingen.
4
De Unie vergemakkelijkt de toegang tot de rechter, met name door het beginsel van wederzijdse erkenning van gerechtelijke en buitengerechtelijke beslissingen in burgerlijke zaken.
Artikel 61 A
De Europese Raad stelt de strategische richtsnoeren van de wetgevende en operationele programmering in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht vast.
Artikel 61 B
Met betrekking tot de wetgevingsvoorstellen en -initiatieven die worden ingediend in het kader van de hoofdstukken 4 en 5 zien de nationale parlementen erop toe dat het subsidiariteitsbeginsel wordt geëerbiedigd, overeenkomstig het protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.
Artikel 61 C
Onverminderd de artikelen 226, 227 en 228, kan de Raad op voorstel van de Commissie maatregelen vaststellen die bepalen dat de lidstaten in samenwerking met de Commissie een objectieve en onpartijdige evaluatie van de uitvoering, door de autoriteiten van de lidstaten, van het door deze titel bestreken beleid van de Unie verrichten, met name ter bevordering van de volledige toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning. Het Europees Parlement en de nationale parlementen worden op de hoogte gebracht van de inhoud en de resultaten van die evaluatie.
Artikel 61 D
Binnen de Raad wordt een permanent comité opgericht om ervoor te zorgen dat binnen de Unie de operationele samenwerking op het gebied van de binnenlandse veiligheid wordt bevorderd en versterkt. Onverminderd artikel 207 bevordert het comité de coördinatie van het optreden van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. De vertegenwoordigers van de betrokken organen en instanties van de Unie kunnen bij de werkzaamheden van het comité worden betrokken. Het Europees Parlement en de nationale parlementen worden over deze werkzaamheden geïnformeerd.
Artikel 61 E
Deze titel laat de uitoefening van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid onverlet.
Artikel 61 F
Het staat de lidstaten vrij onderling en onder hun verantwoordelijkheid vormen van samenwerking en coördinatie te organiseren zoals zij het passend achten tussen hun bevoegde overheidsdiensten die verantwoordelijk zijn voor het verzekeren van de nationale veiligheid.
Artikel 61 G
De Raad stelt maatregelen vast voor de administratieve samenwerking tussen de diensten van de lidstaten die bevoegd zijn op de door deze titel bestreken gebieden, en tussen deze diensten en de Commissie. De Raad besluit op voorstel van de Commissie, onder voorbehoud van artikel 61 I, en na raadpleging van het Europees Parlement.
Artikel 61 H
Indien zulks noodzakelijk is om de in artikel 61 genoemde doelstellingen te verwezenlijken, wat betreft de preventie en de bestrijding van terrorisme en aanverwante activiteiten, stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen een kader vast voor beheersmaatregelen met betrekking tot het kapitaal- en betalingsverkeer, zoals het bevriezen van tegoeden, financiële activa of economische baten waarvan de bezitters, de eigenaars of de houders natuurlijke personen, rechtspersonen dan wel niet-statelijke groepen of entiteiten zijn.
De Raad stelt op voorstel van de Commissie maatregelen vast ter uitvoering van het in de eerste alinea bedoelde kader.
De in dit artikel bedoelde handelingen bevatten de nodige bepalingen inzake juridische waarborgen.
Artikel 61 I
De in de hoofdstukken 4 en 5 bedoelde handelingen alsmede de in artikel 61 G bedoelde maatregelen tot vaststelling van regels voor administratieve samenwerking op de door die hoofdstukken bestreken gebieden worden vastgesteld:
- a.
op voorstel van de Commissie, of
- b.
op initiatief van een kwart van de lidstaten. ’
Grenscontrole, asiel en immigratie
65)
De artikelen 62 tot en met 64 worden vervangen door het volgende hoofdstuk 2 en de volgende artikelen 62 tot en met 63 ter. Artikel 62 vervangt artikel 62, artikel 63, leden 1 en 2, vervangt artikel 63, punten 1 en 2, artikel 63, lid 3, vervangt artikel 64, lid 2, en artikel 63 bis vervangt artikel 63, punten 3 en 4:
Hoofdstuk 2. Beleid inzake grenscontroles, asiel en immigratie
Artikel 62
1
De Unie ontwikkelt een beleid dat tot doel heeft:
- a.
het voorkomen dat personen, ongeacht hun nationaliteit, bij het overschrijden van de binnengrenzen aan enige controle worden onderworpen;
- b.
te zorgen voor personencontrole en efficiënte bewaking bij het overschrijden van de buitengrenzen;
- c.
geleidelijk een geïntegreerd systeem voor het beheer van de buitengrenzen op te zetten.
2
Voor de toepassing van lid 1 stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen vast voor
- a.
het gemeenschappelijk beleid inzake visa en andere verblijfstitels van korte duur;
- b.
de controles waaraan personen bij het overschrijden van de buitengrenzen worden onderworpen;
- c.
de voorwaarden waaronder onderdanen van derde landen gedurende een korte periode vrij in de Unie kunnen reizen;
- d.
de geleidelijke invoering van een geïntegreerd systeem van beheer van de buitengrenzen;
- e.
het voorkomen dat personen, ongeacht hun nationaliteit, bij het overschrijden van de binnengrenzen aan enige controle worden onderworpen.
3
Indien een optreden van de Unie noodzakelijk blijkt om de uitoefening van het in artikel 17, lid 2, onder a, bedoelde recht te vergemakkelijken, kan de Raad, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, bepalingen inzake paspoorten, identiteitskaarten, verblijfsvergunningen en daarmee gelijkgestelde documenten vaststellen, tenzij de Verdragen in de daartoe vereiste bevoegdheden voorzien. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.
4
Dit artikel laat de bevoegdheid van de lidstaten inzake de geografische afbakening van hun grenzen overeenkomstig het internationaal recht onverlet.
Artikel 63
1
De Unie ontwikkelt een gemeenschappelijk beleid inzake asiel, subsidiaire bescherming en tijdelijke bescherming, teneinde iedere onderdaan van een derde land die internationale bescherming behoeft, een passende status te verlenen en de naleving van het beginsel van non-refoulement te garanderen. Dit beleid moet in overeenstemming zijn met het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 en het protocol van 31 januari 1967 betreffende de status van vluchtelingen alsmede met de andere toepasselijke verdragen.
2
Voor de toepassing van lid 1 stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen vast voor een gemeenschappelijk Europees asielstelsel dat omvat:
- a.
een uniforme asielstatus voor onderdanen van derde landen die in de hele Unie geldt;
- b.
een uniforme subsidiaire-beschermingsstatus voor onderdanen van derde landen die, als zij geen asiel krijgen in de Europese Unie, internationale bescherming behoeven;
- c.
een gemeenschappelijk stelsel voor tijdelijke bescherming van ontheemden in geval van een massale toestroom;
- d.
gemeenschappelijke procedures voor toekenning of intrekking van de uniforme status van asiel of van subsidiaire bescherming;
- e.
criteria en instrumenten voor de vaststelling van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek of van een verzoek om subsidiaire bescherming;
- f.
normen betreffende de voorwaarden inzake de opvang van asielzoekers of van aanvragers van subsidiaire bescherming;
- g.
partnerschap en samenwerking met derde landen om de stromen van asielzoekers of aanvragers van subsidiaire of tijdelijke bescherming te beheersen.
3
Indien een of meer lidstaten ten gevolge van een plotselinge toestroom van onderdanen van derde landen in een noodsituatie terechtkomen, kan de Raad op voorstel van de Commissie voorlopige maatregelen ten gunste van de betrokken lidstaat of lidstaten vaststellen. De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement.
Artikel 63 bis
1
De Unie ontwikkelt een gemeenschappelijk immigratiebeleid, dat erop gericht is in alle stadia te zorgen voor een efficiënt beheer van de migratiestromen, een billijke behandeling van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven, en een preventie en intensievere —bestrijding van illegale immigratie en mensenhandel.
2
Voor de toepassing van lid 1 stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen vast op de volgende gebieden:
- a.
de voorwaarden voor toegang en verblijf, en normen betreffende de afgifte door de lidstaten van langlopende visa en verblijfstitels, onder andere met het oog op gezinshereniging;
- b.
de omschrijving van de rechten van onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven, alsook de voorwaarden ter regeling van het vrije verkeer en het vrije verblijf in andere lidstaten;
- c.
illegale immigratie en illegaal verblijf, met inbegrip van verwijdering en repatriëring van illegaal verblijvende personen;
- d.
bestrijding van mensenhandel, met name handel in vrouwen en kinderen.
3
De Unie kan overeenkomsten met derde landen sluiten waarmee de overname door hun land van oorsprong of herkomst wordt beoogd van onderdanen van derde landen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, aanwezigheid of verblijf op het grondgebied van een van de lidstaten.
4
Het Europees Parlement en de Raad kunnen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, maatregelen vaststellen om het optreden van de lidstaten ter bevordering van de integratie van onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven, aan te moedigen en te ondersteunen, met uitsluiting van enige harmonisering van de wettelijke of bestuursrechtelijke regelingen van de lidstaten.
5
Dit artikel laat het recht van de lidstaten onverlet, zelf te bepalen hoeveel onderdanen van derde landen, afkomstig uit derde landen, tot hun grondgebied worden toegelaten teneinde daar al dan niet in loondienst arbeid te verrichten.
Artikel 63 ter
Aan het in dit hoofdstuk bedoelde beleid van de Unie en de uitvoering daarvan liggen de beginselen van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten, ook op financieel vlak, ten grondslag. De handelingen van de Unie die uit hoofde van dit hoofdstuk worden vastgesteld, bevatten telkens wanneer dat nodig is, passende bepalingen voor de toepassing van dit beginsel. ’
Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken
66)
Artikel 65 wordt vervangen door:
Hoofdstuk 3. Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken
Artikel 65
1
De Unie ontwikkelt een justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen, die berust op het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen en van beslissingen in buitengerechtelijke zaken. Deze samenwerking kan maatregelen ter aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten omvatten.
2
Voor de toepassing van lid 1 stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure, met name wanneer dat nodig is voor de goede werking van de interne markt, maatregelen vast die het volgende beogen:
- a.
de wederzijdse erkenning tussen de lidstaten van rechterlijke beslissingen en van beslissingen in buitengerechtelijke zaken en de tenuitvoerlegging daarvan;
- b.
de grensoverschrijdende betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken;
- c.
de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels voor collisie en jurisdictiegeschillen;
- d.
samenwerking bij het vergaren van bewijsmiddelen;
- e.
daadwerkelijke toegang tot de rechter;
- f.
het wegnemen van de hindernissen voor de goede werking van burgerrechtelijke procedures, zo nodig door bevordering van de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende bepalingen inzake burgerlijke rechtsvordering;
- g.
de ontwikkeling van alternatieve methoden voor geschillenbeslechting;
- h.
de ondersteuning van de opleiding van magistraten en justitieel personeel.
3
In afwijking van lid 2, worden maatregelen betreffende het familierecht met grensoverschrijdende gevolgen vastgesteld door de Raad, die volgens een bijzondere wetgevingsprocedure besluit. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.
De Raad kan op voorstel van de Commissie bij besluit vaststellen ten aanzien van welke aspecten van het familierecht met grensoverschrijdende gevolgen handelingen volgens de gewone wetgevingsprocedure kunnen worden vastgesteld. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.
Het in de tweede alinea bedoelde voorstel wordt aan de nationale parlementen toegezonden. Indien binnen een termijn van zes maanden na die toezending door een nationaal parlement bezwaar wordt aangetekend, is het besluit niet vastgesteld. Indien geen bezwaar wordt aangetekend, kan de Raad het besluit vaststellen. ’
Justitiële samenwerking in strafzaken
67)
Artikel 66 wordt vervangen door artikel 61 G, zoals aangegeven onder punt 64) en de artikelen 67 tot en met 69 worden geschrapt. Het volgende hoofdstuk 4 en de volgende artikelen 69 A tot en met 69 E worden ingevoegd. De artikelen 69 A, 69 B en 69 D vervangen artikel 31 van het huidige Verdrag betreffende de Europese Unie, zoals aangegeven in artikel 1, punt 51), van het onderhavige Verdrag:
Hoofdstuk 4. Justitiële samenwerking in strafzaken
Artikel 69 A
1
De justitiële samenwerking in strafzaken in de Unie berust op het beginsel van de wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen en omvat de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten op de in lid 2 en in artikel 69 B genoemde gebieden.
Het Europees Parlement en de Raad stellen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, maatregelen vast die ertoe strekken:
- a.
regels en procedures vast te leggen waarmee alle soorten vonnissen en rechterlijke beslissingen overal in de Unie erkend worden;
- b.
jurisdictiegeschillen tussen de lidstaten te voorkomen en op te lossen;
- c.
de opleiding van magistraten en justitieel personeel te ondersteunen;
- d.
in het kader van strafvervolging en tenuitvoerlegging van beslissingen de samenwerking tussen de justitiële of gelijkwaardige autoriteiten van de lidstaten te bevorderen.
2
Voor zover nodig ter bevordering van de wederzijdse erkenning van vonnissen en rechterlijke beslissingen en van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken met een grensoverschrijdende dimensie, kunnen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure bij richtlijnen minimumvoorschriften vaststellen. In die minimumvoorschriften wordt rekening gehouden met de verschillen tussen de rechtstradities en rechtsstelsels van de lidstaten.
Deze minimumvoorschriften hebben betrekking op:
- a.
de wederzijdse toelaatbaarheid van bewijs tussen de lidstaten;
- b.
de rechten van personen in de strafvordering;
- c.
de rechten van slachtoffers van misdrijven;
- d.
andere specifieke elementen van de strafvordering, die door de Raad vooraf bij besluit worden bepaald. Voor de aanneming van dit besluit, besluit de Raad met eenparigheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement.
De vaststelling van de in dit lid bedoelde minimumvoorschriften belet de lidstaten niet een hoger niveau van bescherming voor personen te handhaven of in te voeren.
3
Wanneer een lid van de Raad van oordeel is dat een in lid 2 bedoelde ontwerp-richtlijn afbreuk zou doen aan fundamentele aspecten van zijn strafrechtstelsel, kan hij verzoeken dat het ontwerp aan de Europese Raad wordt voorgelegd. In dat geval wordt de gewone wetgevingsprocedure geschorst. Na bespreking, en in geval van een consensus, verwijst de Europese Raad, binnen vier maanden na die schorsing het ontwerp terug naar de Raad, waardoor de schorsing van de gewone wetgevingsprocedure wordt beëindigd.
Binnen dezelfde termijn, in geval van verschil van mening en indien ten minste negen lidstaten een nauwere samenwerking wensen aan te gaan op grond van de betrokken ontwerp-richtlijn, stellen zij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie daarvan in kennis. In dat geval wordt de in de artikelen 10, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en 280 D, lid 1, van dit Verdrag bedoelde machtiging tot nauwere samenwerking geacht te zijn verleend en zijn de bepalingen betreffende nauwere samenwerking van toepassing.
Artikel 69 B
1
Het Europees Parlement en de Raad kunnen volgens de gewone wetgevingsprocedure bij richtlijnen minimumvoorschriften vaststellen betreffende de bepaling van strafbare feiten en sancties in verband met vormen van bijzonder zware criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie die voortvloeit uit de aard of de gevolgen van deze strafbare feiten of uit een bijzondere noodzaak om deze op gemeenschappelijke basis te bestrijden.
Het betreft de volgende vormen van criminaliteit: terrorisme, mensenhandel en seksuele uitbuiting van vrouwen en kinderen, illegale drugshandel, illegale wapenhandel, het witwassen van geld, corruptie, de vervalsing van betaalmiddelen, computercriminaliteit en de georganiseerde criminaliteit.
Afhankelijk van de ontwikkelingen in de criminaliteit kan de Raad bij besluit vaststellen, welke andere vormen van criminaliteit aan de in dit lid genoemde criteria voldoen. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement.
2
Indien onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten op het gebied van het strafrecht nodig blijkt voor een doeltreffende uitvoering van beleid van de Unie op een gebied waarop harmonisatiemaatregelen zijn vastgesteld, kunnen bij richtlijnen minimumvoorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de bepaling van strafbare feiten en de sancties op het betrokken gebied. Onverminderd artikel 61 I worden deze richtlijnen vastgesteld volgens de gewone of een bijzondere wetgevingsprocedure die gelijk is aan de procedure voor de vaststelling van de betrokken harmonisatiemaatregelen.
3
Wanneer een lid van de Raad van oordeel is dat een in de leden 1 en 2 bedoelde richtlijn afbreuk zou doen aan fundamentele aspecten van zijn strafrechtstelsel, kan hij verzoeken dat het ontwerp aan de Europese Raad wordt voorgelegd. In dat geval wordt de gewone wetgevingsprocedure geschorst. Na bespreking, en in geval van een consensus, verwijst de Europese Raad, binnen vier maanden na die schorsing het ontwerp terug naar de Raad, waardoor de schorsing van de gewone wetgevingsprocedure wordt beëindigd.
Binnen dezelfde termijn, in geval van verschil van mening en indien ten minste negen lidstaten een nauwere samenwerking wensen aan te gaan op grond van de betrokken ontwerp-richtlijn, stellen zij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie daarvan in kennis. In dat geval wordt de in de artikelen 10, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en 280 D, lid 1, van dit Verdrag bedoelde machtiging tot nauwere samenwerking geacht te zijn verleend en zijn de bepalingen betreffende nauwere samenwerking van toepassing.
Artikel 69 C
Het Europees Parlement en de Raad kunnen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, maatregelen vaststellen ter stimulering en ondersteuning van het optreden van de lidstaten op het gebied van misdaadpreventie, met uitsluiting van enige harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten.
Artikel 69 D
1
De opdracht van Eurojust bestaat in het ondersteunen en versterken van de coördinatie en de samenwerking tussen de nationale autoriteiten die belast zijn met het onderzoek en de vervolging van zware criminaliteit welke twee of meer lidstaten schaadt of een vervolging op gemeenschappelijke basis vereist, op basis van de door de autoriteiten van de lidstaten en Europol uitgevoerde operaties en verstrekte informatie.
In dit kader bepalen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen de structuur, de werking, het werkterrein en de taken van Eurojust. Deze taken kunnen het volgende omvatten:
- a.
het inleiden van strafrechtelijk onderzoek alsmede het voorstellen van het inleiden van vervolging door de bevoegde nationale autoriteiten, met name in verband met strafbare feiten welke de financiële belangen van de Unie schaden;
- b.
de coördinatie van onderzoek en vervolging als bedoeld onder a;
- c.
de versterking van de justitiële samenwerking, met name door middel van het oplossen van jurisdictiegeschillen en door nauwe samenwerking met het Europees justitieel netwerk.
Bij die verordeningen wordt tevens bepaald op welke wijze het Europees Parlement en de nationale parlementen bij de evaluatie van de activiteiten van Eurojust worden betrokken.
2
In het kader van de in lid 1 bedoelde vervolgingen en onverminderd artikel 69 E, worden de formele handelingen in verband met de gerechtelijke procedure gesteld door de bevoegde nationale functionarissen.
Artikel 69 E
1
Ter bestrijding van strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden, kan de Raad op de grondslag van Eurojust volgens een bijzondere wetgevingsprocedure bij verordeningen een Europees openbaar ministerie instellen. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement.
Is er geen eenparigheid, dan kan een groep van ten minste negen lidstaten verzoeken dat het ontwerp van verordening aan de Europese Raad wordt voorgelegd. In dat geval wordt de procedure in de Raad geschorst. Na bespreking, en in geval van een consensus, verwijst de Europese Raad, binnen vier maanden na die schorsing, het ontwerp ter aanneming terug naar de Raad.
Binnen dezelfde termijn, in geval van verschil van mening en indien ten minste negen lidstaten een nauwere samenwerking wensen aan te gaan op grond van de betrokken ontwerpverordening, stellen zij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie daarvan in kennis. In dat geval wordt de in de artikelen 10, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en 280 D, lid 1, van dit Verdrag bedoelde machtiging tot nauwere samenwerking geacht te zijn verleend en zijn de bepalingen betreffende nauwere samenwerking van toepassing.
2
Het Europees openbaar ministerie is, in voorkomend geval in samenwerking met Europol, bevoegd voor het opsporen, vervolgen en voor het gerecht brengen van daders van en medeplichtigen aan strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie, zoals omschreven in de in lid 1 bedoelde verordening, schaden. Het Europees openbaar ministerie is belast met de rechtsvordering voor de bevoegde rechterlijke instanties- van de lidstaten in verband met deze strafbare feiten.
3
Het statuut van het Europees openbaar ministerie, de voorwaarden voor de uitoefening van zijn functies, de voor zijn activiteiten geldende procedurevoorschriften en de voorschriften inzake de toelaatbaarheid van bewijs en de voorschriften voor de rechterlijke toetsing van de procedurele handelingen die het in de uitoefening van zijn ambt verricht, worden bij de in lid 1 bedoelde verordeningen vastgesteld.
4
De Europese Raad kan tegelijkertijd of later een besluit vaststellen tot wijziging van lid 1, teneinde de bevoegdheden van het Europees openbaar ministerie bij de bestrijding van ernstige criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie uit te breiden en dientengevolge tot wijziging van lid 2 wat betreft de plegers van en medeplichtigen aan zware misdrijven die verscheidene lidstaten schaden. De Europese Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement en na raadpleging van de Commissie. ’
Politiële samenwerking
68)
Hoofdstuk 5 en de artikelen 69 F, 69 G en 69 H worden ingevoegd. De artikelen 69 F en 69 G vervangen artikel 30 van het huidige Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 69 H vervangt artikel 32 van dat Verdrag, zoals aangegeven in artikel 1, punt 51), van het onderhavige Verdrag:
Hoofdstuk 5. Politiële samenwerking
Artikel 69 F
1
De Unie ontwikkelt een vorm van politiële samenwerking waarbij alle bevoegde autoriteiten van de lidstaten betrokken zijn, met inbegrip van de politie, de douane en andere gespecialiseerde wetshandhavingsdiensten die belast zijn met het voorkomen, opsporen en onderzoeken van strafbare feiten.
2
Voor de toepassing van lid 1 stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen vast voor:
- a.
de verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van relevante informatie;
- b.
steun voor de opleiding van personeel, alsmede samenwerking betreffende de uitwisseling van personeel, apparatuur en onderzoek op het gebied van criminalistiek;
- c.
gemeenschappelijke onderzoekstechnieken voor het opsporen van ernstige vormen van georganiseerde criminaliteit.
3
De Raad kan volgens een bijzondere wetgevingsprocedure maatregelen vaststellen die betrekking hebben op de operationele samenwerking tussen de in dit artikel bedoelde autoriteiten. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement.
Is er geen eenparigheid, dan kan een groep van ten minste negen lidstaten verzoeken dat de ontwerp-maatregelen aan de Europese Raad wordt voorgelegd. In dat geval wordt de procedure in de Raad geschorst. Na bespreking, en in geval van een consensus, verwijst de Europese Raad, binnen vier maanden na die schorsing, het ontwerp ter aanneming terug naar de Raad.
Binnen dezelfde termijn, in geval van verschil van mening en indien ten minste negen lidstaten nauwere samenwerking wensen aan te gaan op grond van de betrokken ontwerp-maatregelen, stellen zij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie daarvan in kennis. In dat geval wordt de in artikelen 10, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en 280 D, lid 1, van dit Verdrag bedoelde machtiging tot nauwere samenwerking geacht te zijn verleend en zijn de bepalingen betreffende nauwere samenwerking van toepassing.
De in de tweede en derde alinea bedoelde procedure is niet van toepassing op handelingen die een ontwikkeling vormen van het Schengenacquis.
Artikel 69 G
1
De opdracht van Europol is het optreden van de politie-instanties en andere wetshandhavingsdiensten van de lidstaten, alsmede hun wederzijdse samenwerking bij de voorkoming en bestrijding van zware criminaliteit waardoor twee of meer lidstaten worden getroffen, van terrorisme en van vormen van criminaliteit die een schending inhouden van een gemeenschappelijk belang dat tot het beleid van de Unie behoort, te ondersteunen en te versterken.
2
Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen de structuur, de werking, het werkterrein en de taken van Europol vast. Deze taken kunnen het volgende omvatten:
- a.
de verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van informatie die met name door de autoriteiten van de lidstaten of van derde landen of instanties worden verstrekt;
- b.
de coördinatie, organisatie en uitvoering van onderzoeken en operationele acties, die gezamenlijk met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of in gezamenlijke onderzoeksteams worden uitgevoerd, in voorkomend geval in samenwerking met Eurojust.
Bij deze verordeningen wordt tevens bepaald op welke wijze de activiteiten van Europol door het Europees Parlement, tezamen met de nationale parlementen, worden gecontroleerd.
3
Iedere operationele actie van Europol moet worden uitgevoerd in overleg en overeenstemming met de autoriteiten van de lidstaat op wiens of de lidstaten op wier grondgebied de actie wordt uitgevoerd. Over het gebruik van dwangmiddelen beslissen alleen de bevoegde nationale autoriteiten.
Artikel 69 H
De Raad stelt volgens een bijzondere wetgevingsprocedure de voorwaarden en de beperkingen vast waarbinnen de in de artikelen 69 A en 69 F bedoelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het grondgebied van een andere lidstaat in overleg en overeenstemming met de autoriteiten van die staat mogen optreden. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement. ’
Vervoer
69)
In artikel 70 wordt ‘van het Verdrag’ vervangen door ‘van de Verdragen’ en ‘door de lidstaten’ wordt geschrapt.
70)
In artikel 71 wordt lid 2 vervangen door de onderstaande tekst:
2
Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde maatregelen wordt rekening gehouden met gevallen waarin de toepassing ervan ernstige gevolgen zou kunnen hebben voor de levensstandaard en de werkgelegenheid in bepaalde regio's, en voor de exploitatie van de vervoersfaciliteiten. ’
71)
Aan het begin van artikel 72 wordt ‘en behoudens goedkeuringen van de Raad, met eenparigheid van stemmen verleend’ vervangen door ‘en behoudens vaststelling door de Raad, met eenparigheid van stemmen van een maatregel die in een afwijking voorziet …’.
72)
Artikel 75 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 1 wordt ‘In het verkeer binnen de Gemeenschap dienen de discriminaties te worden opgeheven…’ vervangen door ‘In het verkeer binnen de Unie zijn discriminaties verboden…’;
- b.
In lid 2, wordt ‘De Raad’ vervangen door ‘het Europees Parlement en de Raad’.
- c.
in lid 3, eerste alinea, wordt ‘van het Economisch en Sociaal Comité’ vervangen door ‘van het Europees Parlement en van het Economisch en Sociaal Comité’.
73)
Aan artikel 78 wordt de volgende zin toegevoegd:
‛ Vijf jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon kan de Raad op voorstel van de Commissie een besluit tot intrekking van dit artikel vaststellen. ’
74)
In artikel 79 wordt ‘onverminderd de bevoegdheden van het Economisch en Sociaal Comité’ geschrapt.
75)
In artikel 80 wordt lid 2 vervangen door de onderstaande tekst:
2
Het Europees Parlement en de Raad kunnen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, passende bepalingen vaststellen voor de zeevaart en de luchtvaart. Zij besluiten na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. ’
Regels betreffende de mededinging
76)
Aan artikel 85 wordt een lid 3 toegevoegd:
3
De Commissie kan verordeningen vaststellen betreffende groepen overeenkomsten ten aanzien waarvan de Raad overeenkomstig artikel 83, lid 2, onder b, een verordening of een richtlijn heeft vastgesteld. ’
77)
Artikel 87 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 2 wordt aan littera c de volgende zin toegevoegd:
‛ Vijf jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon kan de Raad op voorstel van de Commissie een besluit tot intrekking van dit punt vaststellen. ’
- b.
in lid 3 wordt aan littera a het volgende toegevoegd: ‘…en van de in artikel 299 bedoelde regio's, rekening houdend met hun structurele, economische en sociale situatie.’
78)
Aan artikel 88 wordt een lid 4 toegevoegd:
4
De Commissie kan verordeningen vaststellen betreffende de soorten van staatssteun waaromtrent de Raad overeenkomstig artikel 89 heeft bepaald dat zij van de in lid 3 van dit artikel bedoelde procedure kunnen worden vrijgesteld. ’
Bepalingen betreffende belastingen
79)
In artikel 93 wordt ‘binnen de in artikel 14 gestelde termijn te verzekeren’ vervangen door ‘te bewerkstelligen en concurrentieverstoringen te voorkomen’.
Onderlinge aanpassing van de wetgevingen
80)
De artikelen 94 en 95 verwisselen van plaats. Artikel 94 wordt artikel 95 en artikel 95 wordt artikel 94.
81)
Artikel 95, hernummerd tot 94, wordt als volgt gewijzigd:
- a.
aan het begin van lid 1 worden de woorden ‘In afwijking van artikel 94 en’ geschrapt;
- b.
aan het begin van lid 4 wordt ‘Wanneer een lidstaat het, nadat de Raad of de Commissie een harmonisatiemaatregel heeft genomen,…’ vervangen door ‘Wanneer een lidstaat het, nadat door het Europees Parlement en de Raad, door de Raad of door de Commissie een harmonisatiemaatregel is genomen,…’;
- c.
aan het begin van lid 5 wordt ‘Wanneer een lidstaat het, na het nemen van een harmonisatiemaatregel door de Raad of de Commissie… voorts …’ vervangen door ‘Wanneer een lidstaat het, nadat door het Europees Parlement en de Raad, door de Raad of door de Commissie een harmonisatiemaatregel is genomen …’;
- d.
in lid 10 wordt ‘een communautaire toetsingsprocedure’ vervangen door ‘een toetsingsprocedure van de Unie’.
82)
In artikel 94, hernummerd tot 95, worden de woorden ‘De Raad stelt … en’ vervangen door ‘Onverminderd artikel 94 stelt de Raad’.
83)
In artikel 96, tweede alinea, eerste zin, wordt ,‘ stelt de Raad, op voorstel van de Commissie…’ vervangen door ,‘ stellen het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure,…’ De tweede zin wordt vervangen door ‘Ook andere dienstige maatregelen waarin de Verdragen voorzien, kunnen worden vastgesteld.’
Intellectuele eigendom
84)
Onderstaand artikel 97 bis wordt ingevoegd als laatste artikel van titel VI:
Artikel 97 bis
In het kader van de totstandbrenging en de werking van de interne markt stellen het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure, de maatregelen vast voor de invoering van Europese titels om een eenvormige bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten in de hele Unie te bewerkstelligen, en voor de instelling van op het niveau van de Unie gecentraliseerde machtigings-, coördinatie- en controleregelingen.
De Raad stelt, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, bij verordeningen de talenregelingen met betrekking tot de Europese titels vast. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement. ’
Economisch en monetair beleid
85)
Een artikel 97 ter wordt ingevoegd als eerste artikel van titel VII, met de tekst van artikel 4; het wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 1 wordt ‘en volgens het tijdschema’ geschrapt;
- b.
in lid 2 wordt ‘Gelijktijdig daarmee omvat dit optreden, onder de voorwaarden en volgens het tijdschema en de procedures waarin dit Verdrag voorziet, de onherroepelijke vaststelling van wisselkoersen, leidend tot de invoering van één munt, de Ecu,…’ vervangen door ‘Gelijktijdig daarmee omvat dit optreden, onder de voorwaarden en volgens de procedures waarin de Verdragen voorzien, één munt, de euro,…’.
86)
Artikel 99 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 4 wordt de eerste zin van de eerste alinea vervangen door:
‛ Wanneer in het kader van de procedure van lid 3 blijkt dat het economisch beleid van een lidstaat niet overeenkomt met de in lid 2 bedoelde globale richtsnoeren of de goede werking van de economische en monetaire unie in gevaar dreigt te brengen, kan de Commissie een waarschuwing tot de betrokken lidstaat richten. De Raad kan op aanbeveling van de Commissie de nodige aanbevelingen tot de lidstaat richten.; ’
- b.
de tweede alinea van lid 4 wordt lid 5 en het huidige lid 5 wordt hernummerd tot lid 6;
- c.
de onderstaande twee alinea's worden in lid 4 ingevoegd:
In het kader van dit lid besluit de Raad zonder rekening te houden met de stem van het lid van de Raad dat de betrokken lidstaat vertegenwoordigt.
De gekwalificeerde meerderheid van de overige leden van de Raad wordt bepaald overeenkomstig artikel 205, lid 3, onder a. ’
- d.
in lid 5, hernummerd tot 6, wordt ‘De Raad kan volgens de procedure van artikel 252 nadere bepalingen… vaststellen’ vervangen door: ‘Het Europees Parlement en de Raad kunnen volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen nadere bepalingen… vaststellen’ en de woorden ‘van dit artikel’ worden geschrapt.
Problemen bij de voorziening van bepaalde producten (energie
87)
In artikel 100 wordt lid 1 vervangen door de onderstaande tekst:
1
Onverminderd de overige procedures waarin de Verdragen voorzien, kan de Raad op voorstel van de Commissie in een geest van solidariteit tussen de lidstaten bij besluit de voor de economische situatie passende maatregelen vaststellen, met name indien zich bij de voorziening van bepaalde producten, in het bijzonder op energiegebied, ernstige moeilijkheden voordoen.
.
Overige bepalingen — economisch en monetair beleid
88)
Artikel 102, lid 2, wordt geschrapt en lid 1 blijft ongenummerd.
89)
In artikel 103 wordt lid 2 vervangen door de onderstaande tekst:
2
Indien nodig kan de Raad op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, definities vaststellen voor de toepassing van de in de artikelen 101 en 102 en in dit artikel bedoelde verbodsbepalingen. ’
Procedure bij buitensporige tekorten
90)
Artikel 104 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
lid 5 wordt vervangen door:
5
Indien de Commissie van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan, richt zij een advies tot de betrokken lidstaat en brengt zij de Raad daarvan op de hoogte.
;
- b.
in lid 6 wordt ‘aanbeveling’ vervangen door ‘voorstel’;
- c.
in lid 7 wordt de eerste zin vervangen door ‘Wanneer de Raad overeenkomstig lid 6 besluit dat er sprake is van een buitensporig tekort, stelt hij, op aanbeveling van de Commissie, zonder ongegronde vertraging de aanbevelingen vast die hij tot de betrokken lidstaat richt opdat deze binnen een bepaalde termijn een eind maakt aan het tekort.’;
- d.
in lid 11, eerste alinea, wordt, in de inleidende zin, ‘aanscherpen’ vervangen door ‘versterken’;
- e.
in lid 12 wordt, aan het begin van de eerste zin, ‘besluiten’ vervangen door ‘besluiten of aanbevelingen’;
- f.
lid 13 wordt vervangen door:
13
De in de leden 8, 9, 11 en 12 bedoelde besluiten worden door de Raad op aanbeveling van de Commissie genomen.
Wanneer de Raad de in de leden 6 tot en met 9, 11 en 12 bedoelde maatregelen neemt, houdt hij geen rekening met de stem van het lid van de Raad dat de betrokken lidstaat vertegenwoordigt.
De gekwalificeerde meerderheid van de overige leden van de Raad wordt bepaald overeenkomstig artikel 205, lid 3, onder a.
;
- g.
in lid 14, derde alinea, wordt ‘vóór 1 januari 1994’ geschrapt.
Monetair beleid
91)
Artikel 105 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 1, eerste zin, wordt ‘ESCB’ vervangen door ‘Europees Stelsel van Centrale Banken hierna ‘ESCB’ te noemen,’;
- b.
in lid 2, tweede streepje, wordt de verwijzing naar artikel 111 vervangen door een verwijzing naar artikel 188 O;
- c.
lid 6 wordt vervangen door:
6
De Raad kan volgens een bijzondere wetgevingsprocedure bij verordeningen, na raadpleging van het Europees Parlement en de Europese Centrale Bank, met eenparigheid van stemmen besluiten aan de Europese Centrale Bank specifieke taken op te dragen betreffende het beleid op het gebied van het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en andere financiële instellingen, met uitzondering van verzekeringsondernemingen. ’
92)
Artikel 106 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 1 wordt in de eerste zin na ‘bankbiljetten’ toegevoegd ‘in euro’;
- b.
in lid 2 wordt in de eerste zin na ‘munten’ toegevoegd ‘in euro’; aan het begin van de tweede zin wordt ‘De Raad kan volgens de procedure van artikel 252 en na raadpleging van de ECB,…’ vervangen door: ‘De Raad kan, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en de Europese Centrale Bank,…’.
93)
Artikel 107 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
de leden 1 en 2 worden geschrapt en de leden 3, 4, 5 en 6 worden respectievelijk de leden 1, 2, 3 en 4;
- b.
in lid 4, hernummerd tot 2, wordt ‘de statuten van het ESCB’ vervangen door: ‘de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en van de Europese Centrale Bank, hierna genoemd ‘statuten van het ESCB en van de ECB’…’;
- c.
lid 5, hernummerd tot 3, wordt vervangen door:
3
Artikelen 5.1, 5.2, 5.3, 17, 18, 19.1, 22, 23, 24, 26, 32.2, 32.3, 32.4, 32.6, 33.1a) en 36 van de statuten van het ESCB en van de ECB kunnen door het Europees Parlement en de Raad worden gewijzigd volgens de gewone wetgevingsprocedure. Zij besluiten hetzij op aanbeveling van de Europese Centrale Bank en na raadpleging van de Commissie, hetzij op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de Europese Centrale Bank. ’
94)
In artikel 109 wordt ‘… uiterlijk op de datum van oprichting van het ESCB…’ geschrapt.
95)
In artikel 110 worden de eerste vier alinea's van lid 2 geschrapt.
Maatregelen betreffende het gebruik van de euro
96)
In artikel 111 worden de leden 1, 2, 3 en 5 respectievelijk de leden 1 tot en met 4 van artikel 188 O; zij worden gewijzigd zoals aangegeven onder punt 174). De tekst van lid 4 wordt lid 1 van artikel 115 C en wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 100).
97)
Artikel 111 bis wordt ingevoegd:
Artikel 111 bis
Onverminderd de bevoegdheden van de Europese Centrale Bank, stellen het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure, de maatregelen vast die nodig zijn voor het gebruik van de euro als enige munteenheid. Deze maatregelen worden vastgesteld na raadpleging van de Europese Centrale Bank. ’
Institutionele bepalingen (EMU)
98)
De tekst van artikel 112 wordt artikel 245 ter en wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 228). De tekst van artikel 113 wordt artikel 245 quater.
99)
Artikel 114 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 1, eerste alinea, wordt ‘Monetair Comité van raadgevende aard’ vervangen door ‘Economisch en Financieel comité’;
- b.
in lid 1 worden de tweede en de derde alinea geschrapt;
- c.
in lid 2 wordt de eerste alinea geschrapt; in het derde streepje wordt de verwijzing naar artikel 99, leden 2, 3, 4 en 5 vervangen door een verwijzing naar artikel 99, leden 2, 3, 4 en 6, en de verwijzingen naar artikel 122, lid 2, en naar artikel 123, leden 4 en 5, worden vervangen door een verwijzing naar artikel 117 bis, leden 2 en 3; in het vierde streepje worden de woorden ‘van het Verdrag’ vervangen door de woorden ‘van de Verdragen’.
- d.
in lid 4 wordt de verwijzing naar de artikelen 122 en 123 vervangen door een verwijzing naar artikel 116 bis.
Specifieke bepalingen voor de lidstaten die de euro als munt hebben
100)
Het volgende hoofdstuk 3 bis en de volgende artikelen 115 A, 115 B en 115 C worden ingevoegd:
Hoofdstuk 3 bis. Specifieke bepalingen voor de lidstaten die de euro als munt hebben
Artikel 115 A
1
Om bij te dragen aan de goede werking van de economische en monetaire unie, en overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de Verdragen stelt de Raad, overeenkomstig de procedure van artikel 99 of van artikel 104, al naar het geval, met uitzondering van de procedure van artikel 104, lid 14, maatregelen vast voor de lidstaten die de euro als munt hebben:
- a.
ter versterking van de coördinatie en de bewaking van hun begrotingsdiscipline;
- b.
houdende bepaling van de richtsnoeren voor hun economisch beleid, met dien verstande dat deze verenigbaar moeten zijn met de richtsnoeren welke voor de gehele Unie zijn vastgesteld, en met het oog op de bewaking ervan.
2
Met betrekking tot de in lid 1 bedoelde maatregelen hebben alleen leden van de Raad die lidstaten vertegenwoordigen welke de euro als munt hebben, stemrecht.
De gekwalificeerde meerderheid van deze leden wordt bepaald overeenkomstig artikel 205, lid 3, onder a.
Artikel 115 B
De nadere regels voor vergaderingen van de ministers van de lidstaten die de euro als munt hebben, worden vastgesteld in het protocol betreffende de Eurogroep.
Artikel 115 C
1
Teneinde de positie van de euro in het internationaal monetair stelsel veilig te stellen, stelt de Raad op voorstel van de Commissie een besluit vast houdende de gemeenschappelijke standpunten in de bevoegde internationale financiële instellingen en conferenties over kwesties die voor de Economische en Monetaire Unie van bijzonder belang zijn. De Raad besluit na raadpleging van de Europese Centrale Bank.
2
De Raad kan op voorstel van de Commissie passende maatregelen vaststellen met het oog op een gezamenlijke vertegenwoordiging in de internationale financiële instellingen en conferenties. De Raad besluit na raadpleging van de Europese Centrale Bank.
3
Met betrekking tot de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen hebben alleen de leden van de Raad die lidstaten vertegenwoordigen welke de euro als munt hebben, stemrecht.
De gekwalificeerde meerderheid van deze leden wordt bepaald overeenkomstig artikel 205, lid 3, onder a.
.
Overgangsbepalingen met betrekking tot de lidstaten die onder een derogatie vallen
101)
Artikel 116 wordt geschrapt en een artikel 116 bis wordt ingevoegd:
Artikel 116 bis
1
De lidstaten ten aanzien waarvan de Raad niet heeft besloten dat zij voldoen aan de nodige voorwaarden voor de invoering van de euro, worden hierna ‘lidstaten die vallen onder een derogatie’ genoemd.
2
De onderstaande bepalingen van de Verdragen zijn niet van toepassing op de lidstaten die onder een derogatie vallen:
- a.
de aanneming van de onderdelen van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die in algemene zin betrekking hebben op de eurozone (artikel 99, lid 2);
- b.
dwingende maatregelen om buitensporige tekorten te verminderen (artikel 104, leden 9 en 11);
- c.
doelstellingen en taken van het ESCB (artikel 105, leden 1, 2, 3 en 5);
- d.
uitgifte van de euro (artikel 106);
- e.
handelingen van de Europese Centrale Bank (artikel 110);
- f.
maatregelen met betrekking tot het gebruik van de euro (artikel 111 bis);
- g.
monetaire overeenkomsten en andere maatregelen in verband met het wisselkoersbeleid (artikel 188 O);
- h.
aanwijzing van de leden van de directie van de Europese Centrale Bank (artikel 245 ter, lid 2);
- i.
besluiten houdende gemeenschappelijke standpunten in de bevoegde internationale financiële instellingen en conferenties over kwesties die voor de economische en monetaire unie van bijzonder belang zijn (artikel 115 C, lid 1);
- j.
maatregelen die een gezamenlijke vertegenwoordiging in de internationale financiële instellingen en conferenties verzekeren (artikel 115 C, lid 2).
Derhalve wordt in de onder a) tot en met j) genoemde punten onder „lidstaten” verstaan „de lidstaten die de euro als munt hebben’.
3
De lidstaten die onder een derogatie vallen, alsmede hun nationale centrale banken, zijn uitgesloten van de rechten en plichten in het kader van het ESCB, overeenkomstig hoofdstuk IX van de statuten van het ESCB en van de ECB.
4
De stemrechten van de leden van de Raad die de lidstaten vertegenwoordigen welke onder een derogatie vallen, worden geschorst tijdens de aanneming door de Raad van de maatregelen bedoeld in de in lid 2 opgesomde artikelen, alsmede in de volgende gevallen:
- a.
bij de vaststelling van aanbevelingen die in het kader van het multilaterale toezicht worden gericht tot de lidstaten die de euro als munt hebben, met inbegrip van aanbevelingen over de stabiliteitsprogramma's en waarschuwingen (artikel 99, lid 4);
- b.
bij de aanneming van maatregelen inzake buitensporige tekorten ten aanzien van lidstaten die de euro als munt hebben (artikel 104, leden 6, 7, 8, 12 en 13).
De gekwalificeerde meerderheid van de overige leden van de Raad wordt bepaald overeenkomstig artikel 205, lid 3, onder a. ’
102)
Artikel 117 wordt geschrapt, met uitzondering van de eerste vijf streepjes van lid 2 die de eerste vijf streepjes van artikel 118 bis, lid 2 worden; zij worden gewijzigd zoals aangegeven onder punt 103). Een artikel 117 bis wordt als volgt ingevoegd:
- a.
in lid 1 wordt de tekst van lid 1 van artikel 121 overgenomen, met onderstaande wijzigingen:
- i)
in het gehele lid wordt ‘het EMI’ vervangen door ‘de Europese Centrale Bank’;
- ii)
aan het begin van de eerste alinea worden de woorden ‘De Commissie en de Europese Centrale Bank brengen’ vervangen door ‘Ten minste eens in de twee jaar of op verzoek van een lidstaat die onder een derogatie valt, brengen de Commissie en de Europese Centrale Bank’.
- iii)
in de eerste alinea wordt ‘de vooruitgang die door de lidstaten is geboekt bij de nakoming van hun verplichtingen…’ vervangen door ‘de vooruitgang die door de onder een derogatie vallende lidstaten is geboekt bij de nakoming van hun verplichtingen…’;
- iv)
in de eerste alinea wordt in de tweede zin ‘… elke lidstaat…’ vervangen door ‘… elk van deze lidstaten…’ en wordt ‘van dit Verdrag’ geschrapt;
- v)
in de eerste alinea, derde streepje, wordt ‘… ten opzichte van de munt van een andere lidstaat’ vervangen door ‘… ten opzichte van de euro;’
- vi)
in de eerste alinea, vierde streepje wordt ‘… de lidstaat…’ vervangen door ‘… de lidstaat die onder een derogatie valt…’;
- vii)
in de tweede alinea wordt ‘de ontwikkeling van de Ecu,’ geschrapt;
- b.
in lid 2 wordt de tekst van artikel 122, lid 2, tweede zin, overgenomen, met de volgende wijzigingen:
- i)
aan het eind van de tekst wordt ‘van artikel 121, lid 1’ vervangen door ‘van lid 1’;
- ii)
de onderstaande nieuwe tweede en derde alinea worden toegevoegd:
De Raad besluit na een aanbeveling te hebben ontvangen van een gekwalificeerde meerderheid van diegenen onder zijn leden die de lidstaten vertegenwoordigen welke de euro als munt hebben. Deze leden handelen binnen zes maanden nadat de Raad het Commissievoorstel heeft ontvangen.
De gekwalificeerde meerderheid van deze leden wordt bepaald overeenkomstig artikel 205, lid 3, onder a. ’
- c.
in lid 3 wordt de tekst van artikel 123, lid 5, overgenomen, met de volgende wijzigingen:
- i)
Het begin van het lid ‘Indien overeenkomstig de procedure van artikel 122, lid 2, wordt besloten tot intrekking van een derogatie,…’ wordt vervangen door ‘Indien overeenkomstig de procedure van lid 2, wordt besloten tot intrekking van een derogatie…’;
- ii)
‘stelt de Raad…. de koers vast…’ wordt vervangen door ‘stelt de Raad onherroepelijk… de koers vast…’.
103)
Artikel 118 wordt geschrapt. Een artikel 118 bis wordt ingevoegd:
- a.
in lid 1 wordt de tekst van lid 3 van artikel 123 overgenomen; ‘van dit Verdrag,’ wordt geschrapt;
- b.
in lid 2 wordt de tekst van de eerste vijf streepjes van lid 2 van artikel 117 overgenomen; de vijf streepjes worden gewijzigd zoals hieronder aangegeven en worden vooraf gegaan door de volgende inleidende zin:
‛ Indien en zolang er onder een derogatie vallende lidstaten zijn, heeft de Europese Centrale Bank ten aanzien van die lidstaten de taak: ’
- i)
in het derde streepje wordt ‘Europees Monetair Stelsel’ vervangen door ‘wisselkoersmechanisme’;
- ii)
het vijfde streepje wordt vervangen door:
- —
de vroegere taken uit te oefenen van het Europees Fonds voor monetaire samenwerking, die eerder waren overgenomen door het Europees Monetair Instituut.
;
104)
Een artikel 118 ter wordt ingevoegd, met de tekst van artikel 124, lid 1; het wordt als volgt gewijzigd:
- a.
‘Tot de aanvang van de derde fase behandelt iedere lidstaat…’ wordt vervangen door ‘Iedere onder een derogatie vallende lidstaat behandelt…’;
- b.
‘…van het Europees Monetair Stelsel (EMS) en bij de ontwikkeling van de Ecu, met inachtneming van de bestaande bevoegdheden’ wordt vervangen door ‘… van het wisselkoersmechanisme.’
105)
Artikel 119 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 1 wordt in de eerste en tweede alinea ‘lidstaat’ vervangen door ‘onder een derogatie vallende lidstaat’ en wordt in de eerste alinea ‘geleidelijke’ geschrapt;
- b.
in lid 2, onder a, wordt ‘de lidstaten’ veranderd in ‘de onder een derogatie vallende lidstaten’ en wordt onder b ‘het land dat in moeilijkheden verkeert’ vervangen door ‘de onder een derogatie vallende lidstaat die in moeilijkheden verkeert…’;
- c.
in lid 3 wordt ‘machtigt de Commissie de in moeilijkheden verkerende staat…’ vervangen door ‘machtigt de Commissie de onder een derogatie vallende lidstaat die in moeilijkheden verkeert…’;
- d.
lid 4 wordt geschrapt.
106)
Artikel 120 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 1 wordt ‘kan de betrokken lidstaat… treffen’ vervangen door ‘kan een onder een derogatie vallende lidstaat… treffen’;
- b.
in lid 3 wordt ‘advies’ vervangen door ‘aanbeveling’ en ‘staat’ door ‘lidstaat’;
- c.
lid 4 wordt geschrapt.
107)
Artikel 121, lid 1, wordt lid 1 van artikel 117 bis; het wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 102). De rest van artikel 121 wordt ingetrokken.
108)
In artikel 122 wordt de tweede zin van lid 2 de eerste alinea van lid 2 van artikel 117 bis; de zin wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 102). De rest van artikel 122 wordt ingetrokken.
109)
Artikel 123, lid 3, wordt lid 1 van artikel 118 bis en lid 5 wordt lid 3 van artikel 117 bis; zij worden gewijzigd zoals aangegeven onder respectievelijk punt 103) en punt 102). De rest van artikel 123 wordt ingetrokken.
110)
In artikel 124 wordt lid 1 het nieuwe artikel 118 ter; het wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 104). De rest van artikel 124 wordt ingetrokken.
Werkgelegenheid
111)
In artikel 125 wordt ‘en van artikel 2 van dit Verdrag’ geschrapt.
Verplaatste titels
112)
Titel IX, ‘Gemeenschappelijke handelspolitiek’, en de artikelen 131 en 133 worden respectievelijk titel II in het vijfde deel over het externe optreden van de Unie en de artikelen 188 B en 188 C. Artikel 131 wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 157) en artikel 133 wordt vervangen door artikel 188 C.
De artikelen 132 en 134 worden geschrapt.
113)
Titel X, ‘Douanesamenwerking’ en artikel 135 worden respectievelijk hoofdstuk 1 bis in titel I bis, genaamd ‘Vrij verkeer van goederen’ en artikel 27 bis, zoals aangegeven onder punt 45).
Het sociaal beleid
114)
Het opschrift van titel XI, ‘Sociale politiek, onderwijs, beroepsopleiding en jeugd’, wordt vervangen door het volgende opschrift: ‘Sociale politiek’ en krijgt nummer IX; het opschrift ‘Hoofdstuk 1 — Sociale bepalingen’ wordt geschrapt.
115)
Het onderstaande artikel 136 bis wordt ingevoegd:
Artikel 136 bis
De Unie erkent en bevordert de rol van de sociale partners op het niveau van de Unie, en houdt daarbij rekening met de verschillen tussen de nationale stelsels. Zij bevordert hun onderlinge dialoog, met inachtneming van hun autonomie.
De tripartiete sociale top voor groei en werkgelegenheid levert een bijdrage tot de sociale dialoog. ’
116)
Artikel 137 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 2 wordt ‘kan de Raad:’ in de inleidende zinsnede van de eerste alinea vervangen door ‘kunnen het Europees Parlement en de Raad:’ de eerste zin van de tweede alinea wordt gesplitst in twee alinea's die als volgt luiden:
Het Europees Parlement en de Raad besluiten volgens de gewone wetgevingsprocedure na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.
Op de in lid 1, onder c, d, f en g, bedoelde gebieden besluit de Raad volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement en de beide Comités. ’
De tweede zin van de tweede alinea wordt de laatste alinea, en de woorden ‘van dit artikel’ worden geschrapt;
- b.
in lid 3, eerste alinea, wordt aan het eind toegevoegd ‘of, in voorkomend geval, de uitvoering van een overeenkomstig artikel 139 vastgesteld besluit van de Raad.’ in de tweede alinea wordt ‘… een richtlijn overeenkomstig artikel 249 moet zijn omgezet,’ vervangen door ‘… een richtlijn of een besluit moet zijn omgezet of uitgevoerd,’ en wordt na ‘betrokken richtlijn’ toegevoegd ‘of het betrokken besluit’.
117)
In artikel 138, lid 4, eerste zin, wordt ‘Ter gelegenheid van deze raadpleging…’ vervangen door ‘Ter gelegenheid van de in de leden 2 en 3 bedoelde raadplegingen…’ en wordt in de tweede zin ‘De procedure’ vervangen door ‘Dit proces’.
118)
Artikel 139, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:
- a.
aan het eind van de eerste alinea wordt toegevoegd: ‘Het Europees Parlement wordt hiervan in kennis gesteld.’;
- b.
in de tweede alinea wordt ‘De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, tenzij de betrokken overeenkomst…’ vervangen door ‘De Raad besluit met eenparigheid van stemmen wanneer de betrokken overeenkomst …’. De laatste zin wordt geschrapt.
119)
In artikel 140 wordt aan het eind van de tweede alinea toegevoegd: ‘…, met name initiatieven om richtsnoeren en indicatoren vast te stellen, de uitwisseling van beste praktijken te regelen en de nodige elementen met het oog op periodieke controle en evaluatie te verzamelen. Het Europees Parlement wordt ten volle in kennis gesteld.’
120)
In artikel 143 wordt de tweede alinea geschrapt.
Het Europees Sociaal Fonds
121)
Hoofdstuk 2 wordt ‘TITEL X’.
122)
In artikel 148 wordt ‘uitvoeringsbesluiten’ vervangen door ‘uitvoeringsverordeningen’.
Onderwijs, beroepsopleiding, jeugd en sport
123)
Hoofdstuk 3 wordt ‘TITEL XI’ en aan het eind van het opschrift wordt ‘en jeugd’ vervangen door ‘, jeugd en sport’.
124)
Artikel 149 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 1 wordt de volgende alinea wordt toegevoegd[lees: toegevoegd]:
‛ De Unie draagt bij tot de bevordering van de Europese inzet op sportgebied, rekening houdend met haar specifieke kenmerken, haar op vrijwilligerswerk berustende structuren en haar sociale en educatieve functie. ’
;
- b.
in lid 2, vijfde streepje, wordt aan het eind ‘… en de deelneming van jongeren aan het democratisch leven van Europa aan te moedigen.’ toegevoegd; het onderstaande streepje wordt toegevoegd als laatste streepje:
- —
de Europese dimensie van de sport te ontwikkelen, door de eerlijkheid en de openheid van sportcompetities en de samenwerking tussen de verantwoordelijke sportorganisaties te bevorderen, en door de fysieke en morele integriteit van sportlieden, met name jonge sporters, te beschermen.
;
- c.
in lid 3 wordt ‘inzake onderwijs’ vervangen door ‘inzake onderwijs en sport’;
- d.
in lid 4 wordt ‘neemt de Raad’ geschrapt, het eerste streepje begint met ‘nemen het Europees Parlement en de Raad, volgens…’; het tweede streepje begint met ‘neemt de Raad, op voorstel…’.
125)
In artikel 150, lid 4, wordt na ‘van de lidstaten’ toegevoegd: ‘en de Raad neemt, op voorstel van de Commissie, aanbevelingen aan.’
Cultuur
126)
Artikel 151, lid 5, wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in de inleidende zin wordt ‘neemt de Raad’ geschrapt;
- b.
de eerste zin van het eerste streepje begint met ‘nemen het Europees Parlement en de Raad, volgens…’ en de tweede zin wordt geschrapt;
- c.
in het tweede streepje wordt ‘met eenparigheid van stemmen geschrapt’ en het streepje begint met ‘neemt de Raad, op voorstel…’.
Volksgezondheid
127)
Artikel 152 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 1, tweede alinea, wordt ‘menselijke’ vervangen door ‘lichamelijke en geestelijke’ en aan het einde van de alinea wordt de volgende zin toegevoegd: ‘, en de controle van, de alarmering bij en de bestrijding van ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid.’;
- b.
in lid 2 wordt aan het eind van de eerste alinea toegevoegd: ‘Zij moedigt in het bijzonder aan dat de lidstaten samenwerken ter verbetering van de complementariteit van hun gezondheidsdiensten in de grensgebieden.’;
- c.
in lid 2 wordt aan het eind van de tweede alinea de volgende tekst toegevoegd: ‘…, met name initiatieven om richtsnoeren en indicatoren vast te stellen, de uitwisseling van beste praktijken te regelen en de nodige elementen met het oog op periodieke controle en evaluatie te verzamelen. Het Europees Parlement wordt ten volle in kennis gesteld.’;
- d.
lid 4 wordt als volgt gewijzigd:
- i)
in de eerste alinea, in de inleidende zin, worden de woorden ‘De Raad draagt’ vervangen door ‘In afwijking van artikel 2 A, lid 5, en artikel 2 E, onder a, en overeenkomstig artikel 2 C, lid 2, onder k, dragen het Europees Parlement en de Raad’ en aan het eind wordt toegevoegd: ‘… om gemeenschappelijke veiligheidskwesties het hoofd te bieden:’;
- ii)
onder b wordt ‘In afwijking van artikel 37’ geschrapt;
- iii)
een littera c wordt ingevoegd:
- c.
maatregelen waarbij hoge kwaliteits- en veiligheidseisen worden gesteld aan geneesmiddelen en medische hulpmiddelen.
;
- iv)
het huidige c wordt lid 5 en wordt vervangen door:
5
Het Europees Parlement en de Raad kunnen, volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, ook stimuleringsmaatregelen vaststellen die gericht zijn op de bescherming en de verbetering van de menselijke gezondheid en met name de bestrijding van grote grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid, maatregelen betreffende de controle van, de alarmering bij en de bestrijding van ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid, alsook maatregelen die rechtstreeks verband houden met de bescherming van de volksgezondheid ter zake van tabak en misbruik van alcohol, met uitsluiting van enige harmonisering van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten.
;
- e.
de tweede alinea van het huidige lid 4 wordt lid 6; lid 5 wordt lid 7, en wordt vervangen door:
7
Het optreden van de Unie eerbiedigt de verantwoordelijkheden van de lidstaten met betrekking tot de bepaling van hun gezondheidsbeleid, alsmede de organisatie en de verstrekking van gezondheidsdiensten en geneeskundige verzorging. De verantwoordelijkheden van de lidstaten omvatten het beheer van gezondheidsdiensten en geneeskundige verzorging, alsmede de allocatie van de daaraan toegewezen middelen. De in lid 4, onder a, bedoelde maatregelen doen geen afbreuk aan de nationale voorschriften inzake donatie en geneeskundig gebruik van organen en bloed. ’
Consumentenbescherming
128)
Artikel 153, lid 2, wordt artikel 6 bis en de leden 3, 4 en 5 worden respectievelijk de leden 2, 3 en 4.
Industrie
129)
Artikel 157 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 2 wordt aan het eind de volgende tekst toegevoegd: ‘…, met name initiatieven om richtsnoeren en indicatoren vast te stellen, de uitwisseling van beste praktijken te regelen en de nodige elementen met het oog op periodieke controle en evaluatie te verzamelen. Het Europees Parlement wordt ten volle in kennis gesteld.’;
- b.
in lid 3, eerste alinea, wordt aan het eind van de tweede zin toegevoegd: ‘… met uitsluiting van enige harmonisering van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten.’
Economische, sociale en territoriale samenhang
130)
Het opschrift van titel XVII wordt vervangen door: ‘Economische, sociale en territoriale samenhang’.
131)
Artikel 158 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in de eerste alinea wordt ‘de economische en sociale samenhang’ vervangen door ‘de economische, sociale en territoriale samenhang’;
- b.
in de tweede alinea wordt ‘of eilanden, met inbegrip van de plattelandsgebieden’ geschrapt;
- c.
de volgende nieuwe alinea wordt toegevoegd:
‛ Wat betreft die regio's wordt bijzondere aandacht besteed aan de plattelandsgebieden, de regio's die een industriële overgang doormaken, en de regio's die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen, zoals de meest noordelijke regio's met een zeer geringe bevolkingsdichtheid, alsmede insulaire, grensoverschrijdende en berggebieden. ’
132)
In artikel 159, tweede alinea, wordt ‘economische en sociale’ vervangen door ‘economische, sociale en territoriale’.
133)
Artikel 161 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
aan het begin van de eerste alinea, eerste zin, wordt ‘Onverminderd artikel 162 stelt de Raad op voorstel van de Commissie, en na instemming van het Europees Parlement en … vast’ vervangen door ‘Onverminderd artikel 162 stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, de taken … vast’ en in de tweede zin wordt ‘De Raad stelt volgens dezelfde procedure tevens de algemene regels vast …’ vervangen door ‘Volgens dezelfde procedure worden tevens de algemene regels vastgesteld…’;
- b.
in de tweede alinea wordt ‘door de Raad’ geschrapt;
- c.
de derde alinea wordt geschrapt.
134)
In artikel 162, eerste alinea, wordt ‘De toepassingsbesluiten’ vervangen door ‘De toepassingsverordeningen’.
Onderzoek en technologische ontwikkeling
135)
In het opschrift van titel XVIII wordt ‘en ruimte’ toegevoegd.
136)
Artikel 163 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
lid 1 wordt vervangen door:
1
De Unie heeft tot doel haar wetenschappelijke en technologische grondslagen te versterken door de totstandbrenging van een Europese onderzoeksruimte waarbinnen onderzoekers, wetenschappelijke kennis en technologieën vrij circuleren, tot de ontwikkeling van het concurrentievermogen van de Unie en van haar industrie bij te dragen en de onderzoeksactiviteiten te bevorderen die uit hoofde van andere hoofdstukken van de Verdragen nodig worden geacht.
;
- b.
in lid 2 wordt ‘… waarbij haar beleid er vooral op gericht is de ondernemingen in staat te stellen ten volle de mogelijkheden van de interne markt te benutten,…’ vervangen door ‘waarbij het beleid er vooral op gericht is onderzoekers in staat te stellen vrijelijk samen te werken over de grenzen heen, en ondernemingen in staat te stellen de mogelijkheden van de interne markt ten volle te benutten,…’;
137)
In artikel 165, lid 2, wordt na ‘te bevorderen’ toegevoegd: ‘…, met name initiatieven om richtsnoeren en indicatoren vast te stellen, de uitwisseling van beste praktijken te organiseren en in de nodige elementen te voorzien met het oog op periodieke controle en evaluatie. Het Europees Parlement wordt ten volle in kennis gesteld.’
138)
Artikel 166 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 4 worden de woorden ‘met gekwalificeerde meerderheid vast op voorstel van de Commissie’ vervangen door ‘overeenkomstig een bijzondere wetgevingsprocedure’ en wordt na ‘Economisch en Sociaal Comité’ het woord ‘vast’ ingevoegd.
- b.
het volgende lid 5 wordt toegevoegd:
5
Ter aanvulling op de in het meerjarenkaderprogramma geplande activiteiten stellen het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité, de maatregelen vast die nodig zijn om de Europese onderzoeksruimte te realiseren. ’
139)
In artikel 167 wordt ‘de Raad’ vervangen door ‘de Unie’.
140)
In artikel 168, tweede alinea, wordt ‘De Raad’ vervangen door ‘De Unie’.
141)
In artikel 170, tweede alinea, wordt ‘…, waarover wordt onderhandeld en die worden gesloten overeenkomstig artikel 300’ geschrapt.
Ruimte
142)
Het onderstaande artikel 172 bis wordt ingevoegd:
Artikel 172 bis
1
Om de wetenschappelijke en technische vooruitgang, het industriële concurrentievermogen en de uitvoering van haar beleid te bevorderen, stippelt de Unie een Europees ruimtevaartbeleid uit. Daartoe kan zij gemeenschappelijke initiatieven bevorderen, onderzoek en technologische ontwikkeling steunen en de nodige inspanningen coördineren voor de verkenning en het gebruik van de ruimte.
2
Om bij te dragen aan de verwezenlijking van de in lid 1 bedoelde doelstellingen, stellen het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure, de nodige maatregelen vast, die de vorm kunnen hebben van een Europees ruimtevaartprogramma, met uitsluiting van enige harmonisering van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten.
3
De Unie gaat elke nuttige relatie aan met het Europees Ruimteagentschap.
4
Dit artikel laat de overige bepalingen van deze titel onverlet. ’
Milieu (klimaatverandering
143)
Artikel 174 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 1 wordt het vierde streepje vervangen door:
- —
bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en in het bijzonder de bestrijding van klimaatverandering.
;
- b.
in lid 2, tweede alinea, wordt ‘een communautaire toetsingsprocedure’ vervangen door ‘een toetsingsprocedure van de Unie’.
- c.
in lid 4, eerste alinea, wordt ‘waarover wordt onderhandeld en die worden gesloten overeenkomstig artikel 300’ geschrapt.
144)
Artikel 175 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 2 wordt de tweede alinea vervangen door:
‛ De Raad kan, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, van het Economisch en Sociaal Comité en van het Comité van de Regio's, met eenparigheid van stemmen de gewone wetgevingsprocedure van toepassing verklaren op de in de eerste alinea genoemde gebieden. ’
;
- b.
in lid 3, eerste alinea, wordt ‘Op andere gebieden’ geschrapt en de zinsvolgorde wordt aangepast; de tweede alinea wordt vervangen door de onderstaande tekst:
‛ De voor de uitvoering van die programma's nodige maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig lid 1, respectievelijk lid 2. ’
;
- c.
in lid 4 wordt ‘… bepaalde maatregelen met een communautair karakter, …’ vervangen door ‘… bepaalde door de Unie vastgestelde maatregelen, …’
- d.
in lid 5 wordt ‘treft de Raad… in het besluit betreffende de aanneming van die maatregel… voorzieningen…’ vervangen door ‘omvat deze maatregel voorzieningen…’.
Verplaatste titels
145)
Titel XX, ‘Ontwikkelingssamenwerking’, en de artikelen 177, 179, 180 en 181 worden respectievelijk hoofdstuk 1 van titel III van het vijfde deel over het externe optreden van de Unie en de artikelen 188 D tot en met en 188 G; deze artikelen worden gewijzigd zoals aangegeven onder de punten 161) tot en met 164). Artikel 178 wordt ingetrokken.
146)
Titel XXI, ‘Economische, financiële en technische samenwerking met derde landen’, en artikel 181 A wordt respectievelijk hoofdstuk 2 van titel III van het vijfde deel over het externe optreden van de Unie en het nieuwe artikel 188 H; dit artikel wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 166).
Energie
147)
Titel XX wordt vervangen door onderstaande nieuwe titel en onderstaand nieuw artikel 176 A:
Titel XX. Energie
Artikel 176 A
1
In het kader van de totstandbrenging en de werking van de interne markt en rekening houdend met de noodzaak om het milieu in stand te houden en te verbeteren, is het beleid van de Unie op het gebied van energie, in een geest van solidariteit tussen de lidstaten, erop gericht:
- a.
de werking van de energiemarkt te waarborgen;
- b.
de continuïteit van de energievoorziening in de Unie te waarborgen,
- c.
energie-efficiëntie, energiebesparing en de ontwikkeling van nieuwe en duurzame energie te stimuleren; en
- d.
de interconnectie van energienetwerken te bevorderen.
2
Onverminderd de toepassing van andere bepalingen van de Verdragen stellen het Europees Parlement en de Raad, volgens de gewone wetgevingsprocedure, de maatregelen vast die noodzakelijk zijn om de in lid 1 genoemde doelstellingen te verwezenlijken. Deze maatregelen worden vastgesteld na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en van het Comité van de Regio's.
Zij zijn, onverminderd artikel 175, lid 2, onder c, niet van invloed op het recht van een lidstaat de voorwaarden voor de exploitatie van zijn energiebronnen te bepalen, op zijn keuze tussen verschillende energiebronnen of op de algemene structuur van zijn energievoorziening.
3
In afwijking van lid 2, stelt de Raad volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, met eenparigheid van stemmen en na raadpleging van het Europees Parlement, de daarin bedoelde maatregelen vast die voornamelijk van fiscale aard zijn. ’
Toerisme
148)
Titel XXI wordt vervangen door onderstaande nieuwe titel en onderstaand nieuw artikel 176 B:
Titel XXI. Toerisme
Artikel 176 B
1
De Unie zorgt voor aanvulling van het optreden van de lidstaten in de toerismesector, met name door bevordering van het concurrentievermogen van de ondernemingen van de Unie in die sector.
In dit verband is het optreden van de Unie gericht op:
- a.
het bevorderen van een klimaat dat gunstig is voor de ontwikkeling van bedrijven in deze sector;
- b.
het stimuleren van de samenwerking tussen de lidstaten, met name door uitwisseling van goede praktijken.
2
Het Europees Parlement en de Raad stellen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, de bijzondere maatregelen vast ter aanvulling van de acties die in de lidstaten worden ondernomen om de in dit artikel genoemde doelstellingen te verwezenlijken, met uitsluiting van enige harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten. ’
Civiele bescherming
149)
Een nieuwe titel XXII en een nieuw artikel 176 C worden ingevoegd:
Titel XXII. Civiele bescherming
Artikel 176 C
1
De Unie bevordert de samenwerking tussen de lidstaten om zodoende te komen tot een grotere doeltreffendheid van de systemen ter voorkoming van en bescherming tegen natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen.
Het optreden van de Unie is erop gericht:
- a.
het optreden van de lidstaten op nationaal, regionaal en lokaal niveau met betrekking tot risicopreventie, het voorbereiden van de instanties op het gebied van civiele bescherming in de lidstaten en het optreden bij natuurrampen of door de mens veroorzaakte calamiteiten binnen de Unie te steunen en aan te vullen;
- b.
snelle operationele en doeltreffende samenwerking tussen de nationale civiele beschermingsdiensten binnen de Unie te bevorderen;
- c.
de samenhang tussen internationale acties op het gebied van civiele bescherming te stimuleren.
2
Het Europees Parlement en de Raad stellen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, de maatregelen vast die nodig zijn om bij te dragen aan de verwezenlijking van de in lid 1 genoemde doelstellingen, met uitsluiting van enige harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten. ’
Administratieve samenwerking
150)
Een nieuwe Titel XXIII en een nieuw artikel 176 D worden ingevoegd:
Titel XXIII. Administratieve samenwerking
Artikel 176 D
1
De doeltreffende uitvoering van het recht van de Unie door de lidstaten, die van wezenlijk belang is voor de goede werking van de Unie, wordt beschouwd als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang.
2
De Unie kan de inspanningen van de lidstaten ter verbetering van hun administratieve vermogen om het recht van de Unie uit te voeren, steunen. Dergelijke steun kan zowel het vergemakkelijken van de uitwisseling van informatie en van ambtenaren omvatten, als het ondersteunen van opleidings- en ontwikkelingsregelingen. Geen enkele lidstaat is verplicht gebruik te maken van dergelijke steun. Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen de daartoe noodzakelijke maatregelen vast, met uitsluiting van enige harmonisering van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten.
3
Dit artikel laat de verplichting van de lidstaten om het recht van de Unie uit te voeren, alsook de prerogatieven en taken van de Commissie, onverlet. Het laat ook de andere bepalingen van de verdragen die voorzien in administratieve samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Unie, onverlet. ’
Associatie van de landen en gebieden overzee
151)
In artikel 182, eerste alinea, wordt aan het eind ‘een lijst die als bijlage II aan dit Verdrag is gehecht’ veranderd in ‘de lijst in bijlage II’.
152)
In artikel 186 wordt ‘… worden geregeld door later te sluiten overeenkomsten, waarvoor eenstemmigheid van de lidstaten is vereist.’ vervangen door ‘… vallen onder volgens artikel 187 vastgestelde instrumenten.’
153)
In artikel 187 wordt ‘met eenparigheid van stemmen’ vervangen door ‘met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie’ en wordt aan het eind de volgende zin toegevoegd: ‘Wanneer de bepalingen door de Raad volgens een bijzondere wetgevingsprocedure worden vastgesteld, besluit hij met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement.’.
Extern optreden van de Unie
154)
Een nieuw vijfde deel wordt ingevoegd. Het draagt het opschrift ‘Extern optreden van de Unie’ en bevat de volgende titels en hoofdstukken:
Titel I: Algemene bepalingen inzake het extern optreden van de Unie
Titel II: De gemeenschappelijke handelspolitiek
Titel III: Samenwerking met derde landen en humanitaire hulp
Hoofdstuk 1: Ontwikkelingssamenwerking
Hoofdstuk 2: Economische, financiële en technische samenwerking met derde landen
Hoofdstuk 3: Humanitaire hulp
Titel IV: Beperkende maatregelen
Titel V: Internationale overeenkomsten
Titel VI: Betrekkingen van de Unie met internationale organisaties en derde landen en delegaties van de Unie
Titel VII: Solidariteitsclausule
Algemene bepalingen
155)
Een nieuwe titel I en een nieuw artikel 188 A worden ingevoegd:
Titel I. Algemene bepalingen inzake het extern optreden van de Unie
Artikel 188 A
Het internationaal optreden van de Unie berust, voor de toepassing van dit deel, op de beginselen en is gericht op de doelstellingen van, en wordt uitgevoerd overeenkomstig de algemene bepalingen van hoofdstuk 1 van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie. ’
De gemeenschappelijke handelspolitiek
156)
Een titel II wordt ingevoegd, ‘De gemeenschappelijke handelspolitiek’, met het opschrift van titel IX van het derde deel.
157)
Een artikel 188 B wordt ingevoegd, met de tekst van artikel 131; het wordt als volgt gewijzigd:
- a.
De eerste alinea wordt vervangen door:
Door de oprichting van een douane-unie, overeenkomstig de artikelen 23 tot en met 27, levert de Unie in het gemeenschappelijk belang een bijdrage tot een harmonische ontwikkeling van de wereldhandel, tot de geleidelijke afschaffing van de beperkingen voor het internationale handelsverkeer en voor buitenlandse directe investeringen, en tot de vermindering van de douane- en andere belemmeringen.
;
- b.
de tweede alinea wordt geschrapt.
158)
Een artikel 188 C wordt ingevoegd ter vervanging van artikel 133;
Artikel 188 C
1
De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gegrond op eenvormige beginselen, met name aangaande tariefwijzigingen, het sluiten van tarief- en handelsakkoorden betreffende handel in goederen en diensten, en de handelsaspecten van intellectuele eigendom, de directe buitenlandse investeringen, het eenvormig maken van liberalisatiemaatregelen, de uitvoerpolitiek alsmede de handelspolitieke beschermingsmaatregelen, waaronder de te nemen maatregelen in geval van dumping en subsidies. De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gevoerd in het kader van de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Unie.
2
Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen de maatregelen vast die het kader voor de uitvoering van de gemeenschappelijke handelspolitiek van de Unie bepalen.
3
Bij de onderhandelingen over en sluiting van akkoorden met een of meer derde landen of internationale organisaties, is artikel 188 N van toepassing, behoudens de bijzondere bepalingen van het huidige artikel.
De Commissie doet aanbevelingen aan de Raad, die haar machtigt de vereiste onderhandelingen te openen. De Raad en de Commissie zien erop toe dat die akkoorden verenigbaar zijn met het interne beleid en de interne voorschriften van de Unie.
De Commissie voert de onderhandelingen in overleg met een speciaal comité dat door de Raad is aangewezen om haar daarin bij te staan, en binnen het bestek van de richtsnoeren welke de Raad haar kan verstrekken. De Commissie brengt aan het speciaal comité en het Europees Parlement regelmatig verslag uit over de stand van de onderhandelingen.
4
Ten aanzien van de onderhandelingen over en de sluiting van de in lid 3 bedoelde akkoorden besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.
Ten aanzien van de onderhandelingen over en de sluiting van akkoorden betreffende de handel in diensten en betreffende de handelsaspecten van intellectuele eigendom en betreffende buitenlandse directe investeringen besluit de Raad met eenparigheid van stemmen voor zover het akkoord bepalingen bevat die met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld wat interne voorschriften betreft.
De Raad besluit ook met eenparigheid van stemmen ten aanzien van de onderhandelingen over en de sluiting van akkoorden betreffende:
- a.
de handel in culturele en audiovisuele diensten, indien deze akkoorden afbreuk dreigen te doen aan de verscheidenheid aan cultuur en taal in de Unie;
- b.
sociale, onderwijs- en gezondheidsdiensten wanneer deze akkoorden de nationale organisatie van die diensten ernstig dreigen te verstoren en afbreuk dreigen te doen aan de verantwoordelijkheid van de lidstaten om die diensten te leveren.
5
Op de onderhandelingen over en de sluiting van internationale akkoorden betreffende vervoer zijn de bepalingen van Deel III, titel V, alsmede artikel 188 N, van toepassing.
6
De uitoefening van de bij dit artikel verleende bevoegdheden op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek laat de afbakening van de bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten onverlet en leidt niet tot enige harmonisering van de wettelijke of bestuursrechtelijke regelingen van de lidstaten voor zover de Verdragen een dergelijke harmonisering uitsluiten. ’
Ontwikkelingssamenwerking
159)
Een titel III, ‘Samenwerking met derde landen en humanitaire hulp’, wordt ingevoegd.
160)
Een hoofdstuk 1, ‘Ontwikkelingssamenwerking’, wordt ingevoegd met het opschrift van titel XX van het derde deel.
161)
Een artikel 188 D wordt ingevoegd, met de tekst van artikel 177; het wordt als volgt gewijzigd:
- a.
de leden 1 en 2 worden vervangen door:
1
Het beleid van de Unie op het gebied van ontwikkelingssamenwerking wordt gevoerd in het kader van de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Unie. Het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de Unie en dat van de lidstaten completeren en versterken elkaar.
Hoofddoel van het beleid van de Unie op dit gebied is de armoede terug te dringen en uiteindelijk uit te bannen. De Unie houdt bij de uitvoering van beleid dat gevolgen kan hebben voor de ontwikkelingslanden rekening met de doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking. ’
- b.
lid 3 wordt lid 2.
162)
Een artikel 188 E wordt ingevoegd, met de tekst van artikel 179; het wordt als volgt gewijzigd:
- a.
lid 1 wordt vervangen door:
1
Het Europees Parlement en de Raad stellen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, de maatregelen vast die nodig zijn voor de uitvoering van het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, die betrekking kunnen hebben op meerjarenprogramma's voor samenwerking met ontwikkelingslanden of op thematische programma's.
;
- b.
een nieuw lid 2 wordt ingevoegd:
2
De Unie kan met derde landen en de bevoegde internationale organisaties alle overeenkomsten sluiten die dienstig zijn om de in artikel 10 A van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 188 D van dit Verdrag genoemde doelstellingen te verwezenlijken.
De eerste alinea laat de bevoegdheid van de lidstaten om in internationale fora te onderhandelen en overeenkomsten te sluiten, onverlet. ’
- c.
het huidige lid 2 wordt lid 3 en het huidige lid 3 wordt geschrapt.
163)
Een artikel 188 F wordt ingevoegd, met de tekst van artikel 180; het wordt als volgt gewijzigd:
Aan het begin van lid 1 worden de woorden ‘De Gemeenschap en de lidstaten coördineren hun ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en plegen overleg’ vervangen door: ‘Om de complementariteit en de doeltreffendheid van hun optreden te bevorderen, coördineren de Unie en de lidstaten hun ontwikkelingssamenwerkingsbeleid en plegen zij overleg’.
164)
Een artikel 188 G wordt ingevoegd, met de tekst van artikel 181; de tweede zin van de eerste alinea en de tweede alinea worden geschrapt.
Economische, financiële en technische samenwerking met derde landen
165)
Een hoofdstuk 2, ‘Economische, financiële en technische samenwerking met derde landen’, wordt ingevoegd met het opschrift van titel XXI van het derde deel.
166)
Een artikel 188 H wordt ingevoegd, met de tekst van artikel 181 A; het wordt als volgt gewijzigd:
- a.
lid 1 wordt vervangen door:
1
Onverminderd de overige bepalingen van de Verdragen, met name de artikelen 188 D tot en met 188 G, onderneemt de Unie activiteiten voor economische, financiële en technische samenwerking, met inbegrip van bijstand op met name financieel gebied, met derde landen die geen ontwikkelingsland zijn. Deze activiteiten zijn coherent met het ontwikkelingsbeleid van de Unie en vinden plaats in het kader van de beginselen en doelstellingen van haar externe optreden. De acties van de Unie en die van de lidstaten completeren en versterken elkaar.
;
- b.
lid 2 wordt vervangen door:
2
Het Europees Parlement en de Raad stellen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, de voor de uitvoering van lid 1 nodige maatregelen vast.
;
- c.
in lid 3, eerste alinea, tweede zin, wordt ‘waarover onderhandeld wordt en die gesloten worden overeenkomstig artikel 300’ geschrapt.
167)
Het volgende artikel 188 I wordt ingevoegd:
Artikel 188 I
Wanneer wegens de situatie in een derde land dringende financiële hulp van de Unie vereist is, stelt de Raad op voorstel van de Commissie de nodige besluiten vast. ’
Humanitaire hulp
168)
Een nieuw hoofdstuk 3 en een nieuw artikel 188 J worden ingevoegd:
Hoofdstuk 3. Humanitaire hulp
Artikel 188 J
1
De acties van de Unie op het gebied van humanitaire hulp vinden plaats in het kader van de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Unie. Deze acties hebben tot doel aan de bevolking van derde landen die het slachtoffer is van natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen, specifieke bijstand en hulp te bieden en haar te beschermen om de uit die situaties voortvloeiende humanitaire noden te lenigen. De acties van de Unie en die van de lidstaten completeren en versterken elkaar.
2
Humanitaire hulpacties worden uitgevoerd overeenkomstig de beginselen van het internationaal recht, en de beginselen van onpartijdigheid, neutraliteit en non-discriminatie.
3
Het Europees Parlement en de Raad stellen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, de maatregelen vast die het kader voor de uitvoering van de humanitaire hulpacties van de Unie bepalen.
4
De Unie kan met derde landen en de bevoegde internationale organisaties alle overeenkomsten sluiten die dienstig zijn om de in lid 1 en in artikel 10 A van het Verdrag betreffende de Europese Unie genoemde doelstellingen te verwezenlijken.
De eerste alinea laat de bevoegdheid van de lidstaten om in internationale fora te onderhandelen en overeenkomsten te sluiten, onverlet.
5
Er wordt een Europees vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening opgericht, als kader voor gemeenschappelijke bijdragen van Europese jongeren aan de humanitaire hulpacties van de Unie. Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen het statuut en de regels voor de activiteiten van het korps vast.
6
De Commissie kan ieder initiatief nemen dat dienstig is om de coördinatie tussen de acties van de Unie en die van de lidstaten te bevorderen, en zodoende de doeltreffendheid en de complementariteit van de humanitaire hulpmiddelen van de Unie en van de lidstaten te verbeteren.
7
De Unie ziet erop toe dat haar humanitaire hulpacties gecoördineerd worden en coherent zijn met die van internationale organisaties en instanties, met name die welke tot het bestel van de Verenigde Naties behoren. ’
Beperkende maatregelen
169)
Artikel 301 wordt vervangen door een titel IV en een artikel 188 K:
Titel IV. Beperkende maatregelen
Artikel 188 K
1
Wanneer een overeenkomstig hoofdstuk 2 van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgesteld besluit voorziet in verbreking of gehele of gedeeltelijke beperking van de economische en financiële betrekkingen met een of meer derde landen, stelt de Raad, op gezamenlijk voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de nodige maatregelen vast. De Raad stelt het Europees Parlement daarvan in kennis.
2
Wanneer een overeenkomstig hoofdstuk 2 van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgesteld besluit daarin voorziet, kan de Raad volgens de in lid 1 bedoelde procedure jegens natuurlijke personen, rechtspersonen dan wel niet-statelijke groepen of entiteiten beperkende maatregelen vaststellen.
3
De in dit artikel bedoelde handelingen bevatten de nodige bepalingen inzake juridische waarborgen. ’
Internationale overeenkomsten
170)
Een titel V, ‘Internationale overeenkomsten’, wordt ingevoegd na artikel 188 K.
171)
Het volgende artikel 188 L wordt ingevoegd:
Artikel 188 L
1
De Unie kan een overeenkomst met een of meer derde landen of internationale organisaties sluiten wanneer de Verdragen daarin voorzien of wanneer het sluiten van een overeenkomst ofwel nodig is om, in het kader van het beleid van de Unie, een van de in de Verdragen bepaalde doelstellingen te verwezenlijken, of wanneer daarin bij een juridisch bindende handeling van de Unie is voorzien of wanneer zulks gemeenschappelijke regels kan aantasten of de strekking daarvan kan wijzigen.
2
De door de Unie gesloten overeenkomsten zijn verbindend voor de instellingen van de Unie en voor de lidstaten. ’
172)
Een artikel 188 M wordt ingevoegd, met de tekst van artikel 310; ‘staten’ wordt vervangen door ‘derde landen’.
173)
Een artikel 188 N wordt ingevoegd ter vervanging van artikel 300;
Artikel 188 N
1
Onverminderd de bijzondere bepalingen van artikel 188 C wordt bij het onderhandelen over en het sluiten van overeenkomsten tussen de Unie en derde landen of internationale organisaties de volgende procedure gevolgd.
2
De Raad verleent machtiging tot het openen van de onderhandelingen, stelt de onderhandelingsrichtsnoeren vast, verleent machtiging tot ondertekening en sluit de overeenkomsten.
3
De Commissie of, indien de voorgenomen overeenkomst uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, doet aanbevelingen aan de Raad, die een besluit vaststelt houdende machtiging tot het openen van de onderhandelingen en waarbij, naar gelang van de inhoud van de voorgenomen overeenkomst, de onderhandelaar of het hoofd van het onderhandelingsteam van de Unie wordt aangewezen.
4
De Raad kan de onderhandelaar richtsnoeren geven en een bijzonder comité aanwijzen; de onderhandelingen moeten in overleg met dat comité worden gevoerd.
5
De Raad stelt op voorstel van de onderhandelaar een besluit vast waarbij machtiging wordt verleend tot ondertekening van de overeenkomst en, in voorkomend geval, in afwachting van de inwerkingtreding, tot de voorlopige toepassing ervan.
6
De Raad stelt op voorstel van de onderhandelaar een besluit houdende sluiting van de overeenkomst vast.
Tenzij de overeenkomst uitsluitend betrekking heeft op het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, stelt de Raad het besluit houdende sluiting van de overeenkomst vast:
- a.
na goedkeuring door het Europees Parlement, in de volgende gevallen:
- i)
associatieovereenkomsten;
- ii)
toetreding van de Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
- iii)
overeenkomsten die door de instelling van samenwerkingsprocedures een specifiek institutioneel kader scheppen;
- iv)
overeenkomsten die aanzienlijke gevolgen hebben voor de begroting van de Unie;
- v)
overeenkomsten betreffende gebieden waarop de gewone wetgevingsprocedure, of, indien de goedkeuring van het Europees Parlement vereist is, de bijzondere wetgevingsprocedure van toepassing is.
In dringende gevallen kunnen het Europees Parlement en de Raad een termijn voor het geven van de goedkeuring overeenkomen.
- b.
na raadpleging van het Europees Parlement in de overige gevallen. Het Europees Parlement brengt advies uit binnen een termijn die de Raad naar gelang van de urgentie kan bepalen. Indien er binnen die termijn geen advies is uitgebracht, kan de Raad besluiten.
7
Bij de sluiting van een overeenkomst kan de Raad, in afwijking van de leden 5, 6 en 9, de onderhandelaar machtigen om de wijzigingen die krachtens de overeenkomst volgens een vereenvoudigde procedure of door een bij de overeenkomst opgericht orgaan worden aangenomen, namens de Unie goed te keuren. De Raad kan aan deze machtiging bijzondere voorwaarden verbinden.
8
Tijdens de gehele procedure besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.
De Raad besluit evenwel met eenparigheid van stemmen wanneer de overeenkomst een gebied betreft waarop handelingen van de Unie met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld, alsmede ten aanzien van de associatieovereenkomsten en de in artikel 188 H bedoelde overeenkomsten met de kandidaat-lidstaten. De Raad besluit eveneens met eenparigheid van stemmen over de overeenkomst inzake toetreding van de Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Dit besluit houdende sluiting van die overeenkomst treedt pas in werking nadat de lidstaten het overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen hebben goedgekeurd.
9
De Raad stelt, op voorstel van de Commissie of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, een besluit vast tot schorsing van de toepassing van een overeenkomst en tot bepaling van de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.
10
Het Europees Parlement wordt in iedere fase van de procedure onverwijld en ten volle geïnformeerd.
11
Een lidstaat, het Europees Parlement, de Raad of de Commissie kan het advies inwinnen van het Hof van Justitie over de verenigbaarheid van een voorgenomen overeenkomst met de Verdragen. Indien het Hof afwijzend adviseert, kan de voorgenomen overeenkomst niet in werking treden, behoudens in geval van wijziging daarvan of herziening van de Verdragen. ’
174)
Een artikel 188 O wordt ingevoegd, met de tekst van de leden 1, 2, 3 en 5 van artikel 111, waarbij de laatste twee zinnen van lid 1 de tweede alinea van dit lid worden; het wordt als volgt gewijzigd:
- a.
lid 1, eerste alinea, wordt vervangen door:
1
In afwijking van artikel 188 N kan de Raad hetzij op aanbeveling van de Europese Centrale Bank, hetzij op aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van de Europese Centrale Bank, met het oog op een consensus die verenigbaar is met de doelstelling van prijsstabiliteit, formele overeenkomsten sluiten over een stelsel van wisselkoersen van de euro ten opzichte van valuta's van derde staten. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen na raadpleging van het Europees Parlement en volgens de procedure van lid 3.
.
In de tweede alinea wordt ‘… op aanbeveling van de ECB of van de Commissie en na raadpleging van de ECB …’ vervangen door ‘… hetzij op aanbeveling van de Europese Centrale Bank, hetzij op aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van de Europese Centrale Bank, …’
- b.
in lid 2 wordt ‘niet-Gemeenschapsvaluta's’ vervangen door ‘valuta's van derde staten’;
- c.
in lid 3 wordt in de eerste zin van de eerste alinea de verwijzing naar artikel 300 vervangen door een verwijzing naar artikel 188 N en wordt ‘staten’ vervangen door ‘derde staten’; de tweede alinea wordt geschrapt;
- d.
lid 5 wordt lid 4.
Betrekkingen van de Unie met internationale organisaties, en derde landen en delegaties van de Unie
175)
Titel VI en de artikelen 188 P en 188 Q worden ingevoegd, waarbij artikel 118 P de artikelen 302 tot en met 304 vervangt:
Titel VI Betrekkingen van de Unie met internationale organisaties, met derde landen en delegaties van de Unie
Artikel 188 P
1
De Unie brengt iedere dienstige samenwerking tot stand met de organen en de gespecialiseerde organisaties van de Verenigde Naties, de Raad van Europa, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling.
De Unie onderhoudt voorts met andere internationale organisaties de betrekkingen die wenselijk worden geacht.
2
De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie zijn belast met de uitvoering van het bepaalde in dit artikel.
Artikel 188 Q
1
De Unie wordt in derde landen en bij internationale organisaties vertegenwoordigd door de delegaties van Unie.
2
De delegaties van de Unie staan onder het gezag van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid. Zij handelen in nauwe samenspraak met de diplomatieke en consulaire missies van de lidstaten. ’
Solidariteitsclausule
176)
Een nieuwe titel VII en een nieuw artikel 188 R worden ingevoegd:
Titel VII. Solidariteitsclausule
Artikel 188 R
1
De Unie en de lidstaten treden uit solidariteit gezamenlijk op indien een lidstaat getroffen wordt door een terroristische aanval, een natuurramp of een door de mens veroorzaakte ramp. De Unie maakt van alle tot haar beschikking staande instrumenten, waaronder de door de lidstaten ter beschikking gestelde militaire middelen, gebruik om:
- a
- —
de dreiging van het terrorisme op het grondgebied van de lidstaten te keren;
- —
de democratische instellingen en de burgerbevolking tegen een eventuele terroristische aanval te beschermen;
- —
op verzoek van de politieke autoriteiten van een lidstaat op diens grondgebied bijstand te verlenen in geval van een terroristische aanval;
- b.
op verzoek van de politieke autoriteiten van een lidstaat op diens grondgebied bijstand te verlenen in geval van een natuurramp of van een door de mens veroorzaakte ramp.
2
Een lidstaat die getroffen wordt door een terroristische aanval, een natuurramp of een door de mens veroorzaakte ramp, wordt op verzoek van zijn politieke autoriteiten door de andere lidstaten bijstand verleend. De lidstaten coördineren daartoe hun optreden in het kader van de Raad.
3
De toepassing door de Unie van deze solidariteitsclausule wordt geregeld bij een besluit, dat door de Raad op gezamenlijk voorstel van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid wordt vastgesteld. Indien dit besluit gevolgen heeft op defensiegebied, besluit de Raad overeenkomstig artikel 15 ter, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Het Europees Parlement wordt geïnformeerd.
In het kader van dit lid en onverminderd artikel 207 wordt de Raad bijgestaan door het politiek en veiligheidscomité met ondersteuning van de structuren die in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid zijn ontwikkeld, en door het comité van artikel 61 D, welke comités hem in voorkomend geval gezamenlijke adviezen verstrekken.
4
Teneinde de Unie en haar lidstaten in staat te stellen doeltreffend op te treden, evalueert de Europese Raad regelmatig de dreigingen waarmee de Unie wordt geconfronteerd. ’
Institutionele en financiële bepalingen
177)
Het vijfde deel wordt: ‘Zesde deel’ en het opschrift wordt vervangen door ‘Institutionele en financiële bepalingen’.
Europees Parlement
178)
Artikel 189 wordt ingetrokken.
179)
Artikel 190 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
de leden 1, 2 en 3 worden geschrapt en de leden 4 en 5 worden respectievelijk de leden 1 en 2;
- b.
lid 4 wordt lid 1 en wordt als volgt gewijzigd:
- i)
in de eerste alinea wordt ‘… voor het houden van rechtstreekse algemene verkiezingen …’ vervangen door ‘… met het oog op de vaststelling van de nodige bepalingen voor de rechtstreekse algemene verkiezing van zijn leden …’;
- ii)
de tweede alinea wordt vervangen door:
‛ De Raad stelt met eenparigheid van stemmen, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure en na goedkeuring van het Europees Parlement, dat met meerderheid van stemmen van zijn leden een besluit neemt, de nodige bepalingen vast. Deze bepalingen treden pas in werking nadat zij door de lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen zijn goedgekeurd. ’
;
- c.
in lid 5, hernummerd tot 2, wordt na ‘Het Europees Parlement bepaalt’ toegevoegd ‘op eigen initiatief volgens een bijzondere wetgevingsprocedure bij verordeningen’.
180)
In artikel 191 wordt de eerste alinea geschrapt; in de tweede alinea wordt ‘De Raad stelt volgens de procedure van artikel 251’ vervangen door ‘Het Europese Parlement en de Raad stellen bij verordeningen volgens de gewone wetgevende procedure…’ en wordt na ‘partijen’ toegevoegd ‘, bedoeld in artikel 8 A, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie,’.
181)
In artikel 192 wordt de eerste alinea geschrapt; in de tweede alinea wordt ‘van zijn leden’ vervangen door ‘van de leden waaruit het bestaat’ en wordt aan het einde de onderstaande zin toegevoegd: ‘Indien de Commissie geen voorstel indient, deelt zij de redenen daarvoor aan het Europees Parlement mee.’
182)
Artikel 193 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in de eerste alinea wordt ‘van zijn leden’ vervangen door ‘van de leden waaruit het bestaat’;
- b.
de derde alinea wordt vervangen door:
‛ De nadere bepalingen betreffende de uitoefening van het enquêterecht worden volgens een bijzondere wetgevingsprocedure bij verordeningen vastgesteld door het Europees Parlement, na goedkeuring door de Raad en de Commissie. ’
183)
Artikel 195 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 1, eerste alinea, wordt ‘Het Europees Parlement benoemt een ombudsman die bevoegd is kennis te nemen van klachten…’ vervangen door ‘Een door het Europees Parlement gekozen ombudsman krijgt de bevoegdheid om kennis te nemen van klachten…’, ‘en het Gerecht van eerste aanleg bij de uitoefening van hun gerechtelijke taak.’ wordt vervangen door ‘… bij de uitoefening van zijn gerechtelijke taak.’ en onderstaande slotzin wordt toegevoegd: ‘Hij onderzoekt die klachten en brengt ter zake verslag uit.’
- b.
in lid 2 wordt ‘benoemd’ vervangen door ‘gekozen’;
- c.
in lid 3 wordt ‘van enig lichaam’ vervangen door ‘van enige regering, instelling, orgaan of instantie’;
- d.
in lid 4 wordt na ‘Het Europees Parlement stelt’ toegevoegd ‘op eigen initiatief volgens een bijzondere wetgevingsprocedure bij verordeningen’.
184)
In artikel 196, tweede alinea, wordt ‘in buitengewone zitting’ vervangen door ‘in buitengewone vergaderperiode’ en wordt ‘van zijn leden’ vervangen door ‘van de leden waaruit het bestaat’.
185)
Artikel 197 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
de eerste alinea wordt geschrapt;
- b.
de tweede alinea wordt vervangen door:
‛ De Commissie kan alle vergaderingen bijwonen en wordt op haar verzoek gehoord. ’
;
- c.
De vierde alinea wordt vervangen door:
‛ De Europese Raad en de Raad worden door het Europees Parlement gehoord onder de voorwaarden waarin het reglement van orde van de Europese Raad en het reglement van orde van de Raad voorzien. ’
186)
In artikel 198 wordt in de eerste alinea ‘volstrekte’ geschrapt.
187)
In artikel 199, tweede alinea, wordt ‘… bepalingen van dat reglement’ vervangen door ‘… bepalingen van de Verdragen en dat reglement’.
188)
In artikel 201 wordt de tweede alinea vervangen door:
Indien de motie van afkeuring wordt aangenomen met een meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen, welke een meerderheid van de leden van het Europees Parlement vertegenwoordigt, moeten de leden van de Commissie collectief ontslag nemen en moet ook de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid zijn functie in de Commissie neerleggen. Zij blijven in functie en blijven de lopende zaken behartigen totdat overeenkomstig artikel 9 D van het Verdrag betreffende de Europese Unie in hun vervanging is voorzien. In dat geval verstrijkt de ambtsperiode van de ter vervanging benoemde Commissieleden op de datum waarop de ambtstermijn van de collectief tot ontslag gedwongen Commissieleden zou zijn verstreken. ’
Europese Raad
189)
Onderstaande nieuwe afdeling 1 bis en onderstaande nieuwe artikelen 201 bis en 201 ter worden ingevoegd:
Afdeling 1 bis. De Europese Raad
Artikel 201 bis
1
Ieder lid van de Europese Raad kan slechts door één ander lid worden gemachtigd om namens hem te stemmen.
Artikel 9 C, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 205, lid 2, van dit Verdrag zijn van toepassing op de Europese Raad wanneer deze met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit. Wanneer de Europese Raad zich in een stemming uitspreekt, nemen de voorzitter van de Europese Raad en die van de Commissie niet aan de stemming deel.
Onthouding van stemming door aanwezige of vertegenwoordigde leden vormt geen beletsel voor het vaststellen van beslissingen van de Europese Raad waarvoor eenparigheid van stemmen is vereist.
2
De voorzitter van het Europees Parlement kan worden uitgenodigd om door de Europese Raad te worden gehoord.
3
De Europese Raad besluit met gewone meerderheid van stemmen over procedurekwesties en over de vaststelling van zijn reglement van orde.
4
De Europese Raad wordt bijgestaan door het secretariaat-generaal van de Raad.
Artikel 201 ter
De Europese raad stelt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen:
- a.
een besluit houdende de lijst van Raadsformaties andere dan die van algemene zaken en buitenlandse zaken, overeenkomstig artikel 9 C, lid 6, van het Verdrag betreffende de Europese Unie vast;
- b.
een besluit betreffende het voorzitterschap van de andere Raadsformaties dan die van buitenlandse zaken, overeenkomstig artikel 9 C, lid 9, van het Verdrag betreffende de Europese Unie vast. ’
Raad
190)
De artikelen 202 en 203 worden geschrapt.
191)
Artikel 205 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
de leden 1 en 2 worden vervangen door:
1
Voor de besluiten van de Raad waarvoor een gewone meerderheid vereist is, besluit de Raad bij meerderheid van zijn leden.
2
In afwijking van artikel 9 C, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt, met ingang van 1 november 2014 en onder voorbehoud van het bepaalde in het protocol inzake de overgangsbepalingen, wanneer de Raad niet besluit op voorstel van de Commissie of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, onder gekwalificeerde meerderheid verstaan ten minste 72 % van de leden van de Raad, die lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65 % uitmaakt van de bevolking van de Unie.
3
Met ingang van 1 november 2014 en onder voorbehoud van het bepaalde in het protocol inzake de overgangsbepalingen, wordt, in de gevallen waarin, overeenkomstig de Verdragen niet alle leden van de Raad aan de stemming deelnemen, gekwalificeerde meerderheid aldus gedefinieerd:
- a.
Onder gekwalificeerde meerderheid wordt verstaan ten minste 55 % van de leden van de Raad die deelnemende lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65 % uitmaakt van alle deelnemende staten.
Een blokkerende minderheid moet ten minste uit het minimum aantal van de leden van de Raad bestaan die meer dan 35 % van de bevolking van de deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, plus één lid; in het andere geval wordt de gekwalificeerde meerderheid geacht te zijn verkregen.
- b.
In afwijking van a wordt, wanneer de Raad niet besluit op voorstel van de Commissie of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, onder gekwalificeerde meerderheid van stemmen verstaan ten minste 72 % van de leden van de Raad die deelnemende lidstaten vertegenwoordigen waarvan de bevolking ten minste 65 % uitmaakt van de bevolking van alle deelnemende staten. ’
- b.
lid 4 wordt geschrapt en lid 3 wordt lid 4.
192)
Artikel 207 wordt vervangen door:
Artikel 207
1
Een comité, bestaande uit de permanente vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de werkzaamheden van de Raad en voor de uitvoering van de door de Raad verstrekte opdrachten. Het comité kan in de in het reglement van orde van de Raad genoemde gevallen procedurebesluiten nemen.
2
De Raad wordt bijgestaan door een secretariaat-generaal onder leiding van een secretaris-generaal, die door de Raad wordt benoemd.
De Raad beslist met gewone meerderheid van stemmen over de organisatie van het secretariaat-generaal.
3
De Raad besluit bij gewone meerderheid van stemmen over procedurekwesties en over de vaststelling van zijn reglement van orde. ’
193)
Aan artikel 208 wordt de volgende slotzin toegevoegd: ‘Indien de Commissie geen voorstellen doet, stelt zij de Raad in kennis van de redenen daarvoor.’
194)
In artikel 209 wordt ‘advies’ vervangen door ‘raadpleging’.
195)
Artikel 210 wordt vervangen door:
Artikel 210
De Raad stelt de bezoldigingen, de vergoedingen en pensioenen van de voorzitter van de Europese Raad, van de voorzitter van de Commissie, van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, van de leden van de Commissie, van de presidenten, de leden en de griffiers van het Hof van Justitie van de Europese Unie, alsmede van de secretaris-generaal van de Raad, vast. De Raad stelt tevens alle vergoedingen vast welke als beloning kunnen gelden. ’
Commissie
196)
Artikel 211 wordt geschrapt. Een artikel 211 bis wordt ingevoegd:
Artikel 211 bis
Overeenkomstig artikel 9 D, lid 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie worden de leden van de Commissie gekozen volgens een toerbeurtsysteem dat door de Europese Raad met eenparigheid van stemmen wordt vastgesteld en dat stoelt op de onderstaande beginselen:
- a.
de lidstaten worden volstrekt gelijk behandeld wat betreft de bepaling van de volgorde en de ambtstermijn van hun onderdanen als leden van de Commissie; derhalve kan het verschil tussen het totale aantal mandaten van onderdanen van twee willekeurige lidstaten nooit meer dan één bedragen;
- b.
behoudens het bepaalde onder a, weerspiegelt de samenstelling van de Commissie te allen tijde in voldoende mate de demografische en geografische verscheidenheid van alle lidstaten. ’
197)
Artikel 212 wordt lid 2 van artikel 218.
198)
In artikel 213 wordt lid 1 geschrapt en blijft lid 2 ongenummerd; de eerste twee alinea's worden samengevoegd en luiden als volgt:
‛De leden van de Commissie onthouden zich van iedere handeling welke onverenigbaar is met het karakter van hun ambt. De lidstaten eerbiedigen hun onafhankelijkheid en trachten niet hen te beïnvloeden bij de uitvoering van hun taak.’
199)
Artikel 214 wordt ingetrokken.
200)
Artikel 215 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
de tweede alinea wordt vervangen door onderstaande twee alinea's:
In geval van vrijwillig ontslag, ontslag ambtshalve of overlijden, wordt het lid voor de verdere duur van zijn ambtstermijn vervangen door een nieuw lid van dezelfde nationaliteit, dat overeenkomstig de criteria van artikel 9 D, lid 3, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, in onderlinge overeenstemming met de voorzitter van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement door de Raad wordt benoemd.
De Raad kan, met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de voorzitter van de Commissie besluiten dat in een dergelijke vacature niet behoeft te worden voorzien, met name indien de resterende duur van de ambtstermijn van het lid kort is.
;
- b.
onderstaande nieuwe, vijfde alinea wordt ingevoegd:
In geval van vrijwillig ontslag, ontslag ambtshalve of overlijden, wordt de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid voor de verdere duur van zijn ambtstermijn vervangen overeenkomstig artikel 9 E, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.
;
- c.
De laatste alinea wordt vervangen door:
In geval van vrijwillig ontslag van alle leden van de Commissie blijven zij in functie en blijven zij de lopende zaken behartigen totdat in hun vervanging voor het resterende deel van hun ambtstermijn is voorzien overeenkomstig artikel 9 D van het Verdrag betreffende de Europese Unie. ’
201)
In artikel 217 worden de leden 1, 3 en 4 geschrapt en blijft lid 2 ongenummerd. De eerste zin wordt vervangen door: ‘Onverminderd artikel 9 E, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie worden de taken van de Commissie overeenkomstig artikel 9 D, lid 6, van voornoemd Verdrag door de voorzitter gestructureerd en over de leden van de Commissie verdeeld.’
202)
In artikel 218 wordt lid 1 geschrapt. Lid 2 wordt lid 1 en ‘overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag’ wordt geschrapt. Een lid 2 wordt toegevoegd, met de tekst van artikel 212.
203)
In artikel 219, eerste alinea, wordt ‘van het in artikel 213 bepaalde aantal leden’ vervangen door ‘van haar leden’ en de tweede alinea wordt vervangen door ‘Het quorum wordt bepaald in het reglement van orde’.
Hof van Justitie
204)
In het opschrift bij de vierde afdeling wordt ‘van de Europese Unie’ toegevoegd.
205)
Artikel 220 wordt ingetrokken.
206)
In artikel 221 wordt de eerste alinea geschrapt.
207)
In artikel 223 wordt aan het eind van de eerste alinea toegevoegd ‘… na raadpleging van het in artikel 224 bis bedoelde comité.’
208)
In artikel 224, eerste alinea, wordt de eerste zin geschrapt en na ‘rechters’ wordt toegevoegd ‘van het Gerecht’. In de tweede alinea wordt aan de tweede zin toegevoegd ‘… na raadpleging van het in artikel 224 bis bedoelde comité.’
209)
Een nieuw artikel 224 bis wordt ingevoegd:
Artikel 224 bis
Er wordt een comité opgericht dat de lidstaten van advies dient over de geschiktheid van de kandidaten voor de uitoefening van de ambten van rechter en advocaat-generaal van het Hof van Justitie en van het Gerecht, voordat de regeringen van de lidstaten overgaan tot de benoemingen overeenkomstig de artikelen 223 en 224.
Het comité bestaat uit zeven personen, gekozen uit voormalige leden van het Hof van Justitie en van het Gerecht, personen die de hoogste nationale rechterlijke ambten bekleden en personen die bekend staan als kundige rechtsgeleerden, waarvan er één wordt voorgedragen door het Europees Parlement. De Raad stelt een besluit vast houdende bepaling van de werkwijze van dit comité, alsmede een besluit tot benoeming van de leden. De Raad besluit op initiatief van de president van het Hof van Justitie. ’
210)
In artikel 225, lid 1, eerste alinea, eerste zin, wordt ‘… die waarvoor een rechterlijke kamer bevoegd is en die …’ vervangen door ‘… die waarvoor een krachtens artikel 225 A ingestelde gespecialiseerde rechtbank bevoegd is en die …’ en wordt in lid 2, eerste alinea, ‘krachtens artikel 225 A ingestelde’ geschrapt.
211)
Artikel 225 A wordt als volgt gewijzigd:
- a.
De eerste alinea wordt vervangen door:
‛ Het Europees Parlement en de Raad kunnen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, gespecialiseerde rechtbanken instellen die worden toegevoegd aan het Gerecht, en die in eerste aanleg kennis nemen van bepaalde categorieën van beroepen in specifieke aangelegenheden. Het Europees Parlement en de Raad besluiten bij verordeningen hetzij op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Hof van Justitie, hetzij op verzoek van het Hof van Justitie en na raadpleging van de Commissie. ’
;
- b.
in de tweede alinea wordt ‘het besluit’ vervangen door ‘de verordening’ en wordt ‘die kamer’ vervangen door ‘die rechtbank’:
- c.
in de derde alinea wordt ‘het besluit tot instelling van de kamer’ vervangen door ‘de verordening tot instelling van de gespecialiseerde rechtbank’;
- d.
in de zesde alinea wordt ‘het besluit’ vervangen door ‘de verordening’ en wordt aan het eind de volgende zin toegevoegd: ‘Titel I van het statuut en artikel 64 daarvan zijn in ieder geval van toepassing op de gespecialiseerde rechtbanken.’
212)
Artikel 228 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 2 worden de eerste en de tweede alinea vervangen door onderstaande tekst, die de eerste alinea wordt:
2
Indien de Commissie van oordeel is dat de betrokken lidstaat niet het nodige heeft gedaan om gevolg te geven aan het arrest van het Hof, kan zij, nadat zij deze staat de mogelijkheid heeft geboden zijn opmerkingen in te dienen, de zaak voor het Hof brengen. De Commissie vermeldt het bedrag van de door de betrokken lidstaat te betalen forfaitaire som of dwangsom die zij in de gegeven omstandigheden passend acht. ’
In de derde, thans de tweede alinea, wordt na ‘het Hof’ ‘van Justitie’ geschrapt.
- b.
het volgende lid 3 wordt toegevoegd:
3
Wanneer de Commissie bij het Hof een zaak aanhangig maakt op grond van artikel 226 omdat zij van oordeel is dat de betrokken lidstaat zijn verplichting tot mededeling van maatregelen ter omzetting van een volgens een wetgevingsprocedure aangenomen richtlijn niet is nagekomen, kan de Commissie, indien zij dit passend acht, aangeven wat haars inziens gezien de omstandigheden een redelijke hoogte is voor de door deze lidstaat te betalen forfaitaire som of dwangsom.
Indien het Hof de niet-nakoming vaststelt, kan het de betrokken lidstaat de betaling van een forfaitaire som of een dwangsom opleggen die niet hoger is dan de Commissie heeft aangegeven. De verplichting tot betaling gaat in op de door het Hof in zijn arrest bepaalde datum. ’
213)
In artikel 229 A wordt ‘… kan de Raad op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement met eenparigheid van stemmen…’ vervangen door ‘… kan de Raad, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen…’ en de woorden ‘communautaire industriële eigendomsrechten’ worden vervangen door ‘Europese intellectuele eigendomsrechten’. De laatste zin wordt vervangen door: ‘Deze bepalingen treden pas in werking nadat zij door de lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen zijn goedgekeurd.’
214)
Artikel 230 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in de eerste alinea wordt ‘… handelingen van het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk,…’ vervangen door ‘… wetgevingshandelingen, …’, wordt na ‘Europees Parlement’ toegevoegd ‘en de Europese Raad’, en aan de alinea wordt toegevoegd: ‘Het gaat ook de wettigheid na van de handelingen van de organen of instanties van de Unie waarmee rechtsgevolgen ten aanzien van derden worden beoogd.’;
- b.
in de derde alinea wordt ‘…door de Rekenkamer of de Europese Centrale Bank ingesteld beroep dat op vrijwaring van hun prerogatieven is gericht.’ vervangen door ‘… door de Rekenkamer, de Europese Centrale Bank of het Comité van de Regio's ingesteld beroep dat op vrijwaring van hun prerogatieven is gericht.’;
- c.
De vierde alinea wordt vervangen door:
‛ Iedere natuurlijke of rechtspersoon kan onder de in de eerste en tweede alinea vastgestelde voorwaarden beroep instellen tegen handelingen die tot hem gericht zijn of die hem rechtstreeks en individueel raken, alsmede tegen regelgevingshandelingen die hem rechtstreeks raken en die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengen. ’
;
- d.
de vijfde alinea wordt de zesde alinea en de onderstaande nieuwe vijfde alinea wordt ingevoegd:
‛ De handelingen tot oprichting van organen en instanties van de Unie kunnen voorzien in bijzondere voorwaarden en bepalingen inzake de beroepen welke door natuurlijke of rechtspersonen worden ingesteld tegen handelingen van deze organen of instanties waarmee rechtsgevolgen ten aanzien van hen worden beoogd. ’
;
215)
In artikel 231 wordt de tweede alinea vervangen door: ‘Het Hof van Justitie bepaalt evenwel, zo het dit nodig oordeelt, welke gevolgen van de vernietigde handeling als definitief moeten worden beschouwd.’.
216)
Artikel 232 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in de eerste alinea wordt ‘de Europese Raad’, toegevoegd na ‘Europees Parlement’, wordt ‘of de Europese Centrale Bank’ toegevoegd na ‘Commissie’, wordt ‘of’ vóór ‘de Commissie’ vervangen door een komma en wordt aan het eind toegevoegd: ‘Dit artikel is onder dezelfde voorwaarden van toepassing op de organen en de instanties van de Unie die nalaten een besluit te nemen.’
- b.
in de derde alinea wordt ‘, organen of instanties’ toegevoegd na ‘een der instellingen’;
- c.
de vierde alinea wordt geschrapt.
217)
In artikel 233, eerste alinea, wordt ‘of de instellingen’ geschrapt, evenals ‘respectievelijk zijn’; de derde alinea wordt geschrapt.
218)
In artikel 234, eerste alinea, onder b, wordt ‘en van de ECB’ geschrapt, en c vervalt. Aan het artikel wordt de volgende alinea toegevoegd: ‘Indien een dergelijke vraag wordt opgeworpen in een bij een nationale rechterlijke instantie aanhangige zaak betreffende een gedetineerde persoon, doet het Hof zo spoedig mogelijk uitspraak.’
219)
In artikel 235 wordt de verwijzing naar artikel 288, tweede alinea, vervangen door een verwijzing naar artikel 288, tweede en derde alinea.
220)
Onderstaand nieuw artikel 235 bis wordt ingevoegd:
Artikel 235 bis
Het Hof van Justitie kan uitsluitend op verzoek van de lidstaat ten aanzien waarvan de Europese Raad of de Raad een constatering heeft gedaan en uitsluitend wat de naleving van de procedurele bepalingen van artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie betreft uitspraak doen over de wettigheid van een handeling die door de Europese Raad of door de Raad krachtens dit artikel is vastgesteld.
Dit verzoek moet binnen een maand na de constatering worden gedaan. Het Hof doet een uitspraak binnen een maand na de datum van het verzoek. ’
221)
In artikel 236 wordt ‘in het statuut of voortvloeiende uit de regeling welke voor hen toepasselijk is’ vervangen door ‘door het statuut van de ambtenaren van de Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie.’.
222)
In artikel 237, onder d), in de tweede zin, wordt ‘van bestuur’ toegevoegd na ‘De Raad’.
223)
Twee nieuwe artikelen 240 bis en 240 ter worden ingevoegd:
Artikel 240 bis
Het Hof van Justitie van de Europese Unie is niet bevoegd ten aanzien van de bepalingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid noch ten aanzien van de op grond daarvan vastgestelde besluiten.
Het Hof is evenwel bevoegd om toezicht te houden op de naleving van artikel 25 ter van het Verdrag betreffende de Europese Unie en uitspraak te doen inzake beroepen die onder de in artikel 230, vierde alinea, van dit Verdrag bepaalde voorwaarden worden ingesteld betreffende het toezicht op de wettigheid van besluiten houdende beperkende maatregelen jegens natuurlijke personen of rechtspersonen, die door de Raad op grond van titel V, hoofdstuk 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie zijn vastgesteld.
Artikel 240 ter
Bij de uitoefening van zijn taken in verband met de bepalingen in de hoofdstukken 4 en 5 van titel IV van het derde deel, betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht is het Hof van Justitie van de Europese Unie niet bevoegd om de geldigheid of de evenredigheid na te gaan van operaties van de politie of van andere instanties belast met wetshandhaving in een lidstaat, noch om zich uit te spreken over de uitoefening van de verantwoordelijkheden van de lidstaten ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid. ’
224)
Artikel 241 wordt vervangen door:
Artikel 241
1
Iedere partij kan, ook na het verstrijken van de in artikel 230, zesde alinea, bedoelde termijn, naar aanleiding van een geschil waarbij een door een instelling, een orgaan of een instantie van de Unie vastgestelde handeling van algemene strekking in het geding is, de in artikel 230, tweede alinea, bedoelde middelen aanvoeren om voor het Hof van Justitie van de Europese Unie de niet-toepasselijkheid van deze handeling in te roepen. ’
225)
In artikel 242, tweede zin, wordt na ‘het Hof’ ‘van Justitie’ geschrapt.
226)
In artikel 245 wordt de tweede alinea vervangen door:
‛ Het Europees Parlement en de Raad kunnen, volgens de gewone wetgevingsprocedure, het statuut wijzigen, met uitzondering van titel I en artikel 64 daarvan. Het Europees Parlement en de Raad besluiten hetzij op verzoek van het Hof van Justitie en na raadpleging van de Commissie, hetzij op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Hof van Justitie. ’
De Europese Centrale Bank
227)
Afdeling 4 bis en artikel 245 bis worden ingevoegd:
Afdeling 4 bis. De Europese Centrale Bank
Artikel 245 bis
1
De Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken vormen het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESBC). De Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben, welke het Eurosysteem vormen, voeren het monetair beleid van de Unie.
2
Het ESBC wordt geleid door de besluitvormingsorganen van de Europese Centrale Bank. Het hoofddoel van het ESCB is het handhaven van prijsstabiliteit. Onverminderd deze doelstelling ondersteunt het stelsel het algemeen economisch beleid in de Unie teneinde bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie.
3
De Europese Centrale Bank bezit rechtspersoonlijkheid. Zij heeft het alleenrecht machtiging te geven tot uitgifte van de euro. Zij is onafhankelijk, zowel bij de uitoefening van haar bevoegdheden als met betrekking tot het beheer van haar financiële middelen. De instellingen, organen en instanties van de Unie en de regeringen van de lidstaten eerbiedigen deze onafhankelijkheid.
4
De Europese Centrale Bank neemt de maatregelen die nodig zijn om haar taken te vervullen overeenkomstig de artikelen 105 tot en met 111 bis en artikel 115 C en de door de statuten van het ESCB en van de ECB bepaalde voorwaarden. Overeenkomstig voornoemde artikelen behouden de lidstaten die de euro niet als munt hebben en hun centrale banken hun bevoegdheden op monetair gebied.
5
Op de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen, wordt de Europese Centrale Bank geraadpleegd over ieder ontwerp van een handeling van de Unie, alsmede over ieder ontwerp van regelgeving op nationaal niveau, en kan zij advies uitbrengen. ’
228)
Een artikel 245 ter wordt ingevoegd, met de tekst van artikel 112; het wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 1 wordt na ‘… nationale centrale banken’ ingevoegd ‘van de lidstaten die de euro als munt hebben’;
- b.
in lid 2 vervalt de verdeling in a en b; littera a wordt de eerste alinea en de drie alinea's van b worden respectievelijk de tweede, de derde en de vierde alinea; in de tweede alinea, wordt ‘in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten op het niveau van de staatshoofden en regeringsleiders benoemd’ vervangen door ‘met gekwalificeerde meerderheid door de Europese Raad benoemd’.
229)
Een artikel 245 quater wordt ingevoegd, met de tekst van artikel 113;
Rekenkamer
230)
In artikel 246 wordt aan het eind toegevoegd ‘van de Unie’ en de onderstaande alinea wordt ingevoegd als tweede alinea:
‛ In de Rekenkamer heeft één onderdaan van iedere lidstaat zitting. De leden van de Rekenkamer oefenen hun ambt volkomen onafhankelijk uit, in het algemeen belang van de Unie. ’
231)
Artikel 247 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
lid 1 en de eerste alinea van lid 4 vervallen. De leden 2 tot en met 9 worden de leden 1 tot en met 8;
- b.
in lid 2, hernummerd tot 1, wordt ‘land’ vervangen door ‘staat’;
- c.
in lid 4, hernummerd tot 3, wordt ‘zij’ in de eerste zin vervangen door ‘de leden van de Rekenkamer’.
- d.
De zin luidende ‘Met dezelfde meerderheid stelt hij ook de vergoedingen vast die als bezoldiging kunnen worden aangemerkt.’ wordt vervangen door ‘Hij stelt ook de vergoedingen vast die als bezoldiging kunnen worden aangemerkt.’.
232)
In artikel 248 wordt in het eerste lid ‘orgaan’ en in lid 3 ‘instantie’ vervangen door ‘orgaan of ingestelde instantie’ in het meervoud of het enkelvoud naargelang het geval.
De rechtshandelingen van de Unie
233)
Het opschrift van hoofdstuk 2 wordt vervangen door ‘Rechtshandelingen van de Unie, vaststellingsprocedures en overige bepalingen’.
234)
Boven artikel 249 wordt een eerste afdeling ingevoegd:
Eerste Afdeling Rechtshandelingen van de Unie ’
235)
Artikel 249 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
De eerste alinea wordt vervangen door:
‛ Teneinde de bevoegdheden van de Unie te kunnen uitoefenen, stellen de instellingen verordeningen, richtlijnen, besluiten, aanbevelingen en adviezen vast. ’
- b.
De vierde alinea wordt vervangen door:
‛ Een besluit is verbindend in al haar onderdelen. Indien de adressaten worden vermeld, is zij alleen voor hen verbindend. ’
236)
De nieuwe artikelen 249 A tot en met 249 D worden ingevoegd:
Artikel 249 A
1
De gewone wetgevingsprocedure behelst de vaststelling van een verordening, een richtlijn of een besluit, door het Europees Parlement en de Raad tezamen, op voorstel van de Commissie. Deze procedure wordt beschreven in artikel 251.
2
In de bij de Verdragen bepaalde specifieke gevallen bestaat een bijzondere wetgevingsprocedure in de vaststelling van een verordening, een richtlijn of een besluit door het Europees Parlement met deelname van de Raad, of door de Raad met deelname van het Europees Parlement.
3
De volgens een wetgevingsprocedure vastgestelde rechtshandelingen vormen wetgevingshandelingen.
4
In de bij de Verdragen bepaalde specifieke gevallen kunnen wetgevingshandelingen op initiatief van een groep lidstaten of van het Europees Parlement, op aanbeveling van de Europese Centrale Bank of op verzoek van het Hof van Justitie of van de Europese Investeringsbank worden vastgesteld.
Artikel 249 B
1
In een wetgevingshandeling kan aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van de wetgevingshandeling.
In de wetgevingshandelingen worden uitdrukkelijk de doelstellingen, de inhoud, de strekking en de duur van de bevoegdheidsdelegatie afgebakend. Essentiële onderdelen van een gebied worden uitsluitend bij een wetgevingshandeling geregeld en kunnen derhalve niet het voorwerp zijn van bevoegdheidsdelegatie.
2
In de wetgevingshandelingen worden de voorwaarden waaraan de delegatie is onderworpen, uitdrukkelijk vastgesteld. Dit kunnen de volgende voorwaarden zijn:
- a.
het Europees Parlement of de Raad kan besluiten de delegatie in te trekken;
- b.
de gedelegeerde handeling kan pas in werking treden indien het Europees Parlement of de Raad binnen de in de wetgevingshandeling gestelde termijn geen bezwaar heeft aangetekend.
Voor de toepassing van het bepaalde onder a en b besluit het Europees Parlement bij meerderheid van zijn leden en besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.
3
In de titel van de gedelegeerde handelingen wordt het bijvoeglijk naamwoord ‘gedelegeerde’ toegevoegd.
Artikel 249 C
1
De lidstaten nemen alle maatregelen van intern recht die nodig zijn ter uitvoering van de juridisch bindende handelingen van de Unie.
2
Indien het nodig is dat juridisch bindende handelingen van de Unie volgens eenvormige voorwaarden worden uitgevoerd, worden bij die handelingen aan de Commissie, of, in naar behoren gemotiveerde specifieke gevallen en in de bij de artikelen 11 en 13 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalde gevallen, aan de Raad uitvoeringsbevoegdheden toegekend.
3
Voor de toepassing van lid 2 leggen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen vooraf de algemene voorschriften en beginselen vast die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren.
4
In de titel van uitvoeringshandelingen wordt ‘uitvoerings-’ toegevoegd.
Artikel 249 D
De Raad stelt aanbevelingen vast. De Raad besluit op voorstel van de Commissie in alle gevallen waarin in de Verdragen is bepaald dat hij handelingen op voorstel van de Commissie vaststelt. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen op de gebieden waarop handelingen van de Unie met eenparigheid van stemmen moeten worden vastgesteld. De Commissie, alsmede de Europese Centrale Bank in de in de Verdragen bepaalde specifieke gevallen, stellen aanbevelingen vast. ’
Vaststellingsprocedures en overige bepalingen
237)
Vóór artikel 250 wordt een tweede afdeling toegevoegd ‘Vaststellingsprocedures en overige bepalingen’.
238)
In artikel 250 wordt lid 1 vervangen door de onderstaande tekst:
1
Wanneer de Raad uit hoofde van de Verdragen op voorstel van de Commissie besluit, kan hij dat voorstel slechts met eenparigheid van stemmen wijzigen, behalve in de gevallen als bedoeld in artikel 251, leden 10 en 13, artikel 268, artikel 270 bis, artikel 124 en artikel 273, tweede alinea. ’
239)
Artikel 251 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 1 wordt ‘naar dit artikel’ vervangen door ‘naar de gewone wetgevingsprocedure’
- b.
lid 2, tweede en derde alinea, en de leden 3 tot en met 7, worden vervangen door:
3. Eerste lezing
Het Europees Parlement stelt zijn standpunt in eerste lezing vast en deelt het mee aan de Raad.
4
Indien de Raad het standpunt van het Europees Parlement goedkeurt, wordt de betrokken handeling vastgesteld in de formulering die overeenstemt met het standpunt van het Europees Parlement.
5
Indien de Raad het standpunt van het Europees Parlement niet goedkeurt, stelt hij zijn standpunt in eerste lezing vast en deelt hij dit mee aan het Europees Parlement.
6
De Raad stelt het Europees Parlement ten volle in kennis van zijn redenen voor het vaststellen van zijn standpunt in eerste lezing. De Commissie stelt het Europees Parlement ten volle in kennis van haar standpunt.
7. Tweede lezing
Indien het Europees Parlement binnen een termijn van drie maanden na deze mededeling:
- a.
het standpunt van de Raad in eerste lezing goedkeurt of zich niet heeft uitgesproken, wordt de betrokken handeling geacht te zijn vastgesteld in de formulering die overeenstemt met het standpunt van de Raad;
- b.
het standpunt van de Raad in eerste lezing met een meerderheid van zijn leden verwerpt, wordt de voorgestelde handeling geacht niet te zijn vastgesteld;
- c.
met een meerderheid van zijn leden amendementen op het standpunt van de Raad in eerste lezing voorstelt, wordt de aldus geamendeerde tekst toegezonden aan de Raad en aan de Commissie, die advies over deze amendementen uitbrengt.
8
Indien de Raad binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van de amendementen van het Europees Parlement met gekwalificeerde meerderheid van stemmen:
- a.
al deze amendementen goedkeurt, wordt de betrokken handeling geacht te zijn vastgesteld;
- b.
niet alle amendementen goedkeurt, roept de voorzitter van de Raad, in overeenstemming met de voorzitter van het Europees Parlement, binnen zes weken het bemiddelingscomité bijeen.
9
De Raad besluit met eenparigheid van stemmen over de amendementen waarover de Commissie negatief advies heeft uitgebracht.
10. Bemiddeling
Het bemiddelingscomité bestaat uit de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en een gelijk aantal leden die het Europees Parlement vertegenwoordigen, en heeft tot taak binnen een termijn van zes weken nadat het is bijeengeroepen, met een gekwalificeerde meerderheid van de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en met een meerderheid van de leden die het Europees Parlement vertegenwoordigen, overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijke ontwerptekst op basis van de standpunten van het Europees Parlement en de Raad in tweede lezing.
11
De Commissie neemt aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité deel en stelt alles in het werk om de standpunten van het Europees Parlement en de Raad nader tot elkaar te brengen.
12
Indien het bemiddelingscomité binnen een termijn van zes weken nadat het is bijeengeroepen, geen gemeenschappelijke ontwerptekst goedkeurt, wordt de voorgestelde handeling geacht niet te zijn vastgesteld.
13. Derde lezing
Indien het bemiddelingscomité binnen die termijn een gemeenschappelijke ontwerptekst goedkeurt, beschikken het Europees Parlement en de Raad over een termijn van zes weken na deze goedkeuring om de betrokken handeling overeenkomstig die ontwerptekst vast te stellen, waarbij het Europees Parlement besluit met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen, en de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Indien zulks niet geschiedt, wordt de handeling geacht niet te zijn vastgesteld.
14
De in dit artikel vermelde termijnen van drie maanden en zes weken worden, op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad, met ten hoogste één maand, respectievelijk twee weken verlengd.
15. Bijzondere bepalingen
Wanneer in de in de Verdragen bepaalde gevallen, op initiatief van een groep lidstaten, op aanbeveling van de Europese Centrale Bank of op verzoek van het Hof van Justitie de gewone wetgevingsprocedure wordt gevolgd met betrekking tot een wetgevingshandeling, zijn lid 2, lid 6, tweede zin, en lid 9 niet van toepassing.
In die gevallen zenden het Europees Parlement en de Raad de Commissie het ontwerp van handeling alsmede hun standpunten in eerste en tweede lezing toe. Het Europees Parlement of de Raad kan de Commissie in alle fasen van de procedure om advies verzoeken; de Commissie kan ook op eigen initiatief advies uitbrengen. Indien de Commissie dat nodig acht, kan zij overeenkomstig lid 11 ook deelnemen aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité. ’
240)
Artikel 252 wordt geschrapt. Een artikel 252 bis wordt ingevoegd:
Artikel 252 bis
Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie raadplegen elkaar en bepalen in onderlinge overeenstemming de wijze waarop zij samenwerken. Daartoe kunnen zij, met inachtneming van de Verdragen, interinstitutionele akkoorden sluiten die een bindend karakter kunnen hebben. ’
241)
Artikel 253 wordt vervangen door:
Artikel 253
Wanneer de Verdragen niet bepalen welk soort van handeling moet worden vastgesteld, maken de instellingen zelf per afzonderlijk geval een keuze, met inachtneming van de toepasselijke procedures en van het evenredigheidsbeginsel.
Rechtshandelingen worden met redenen omkleed en verwijzen naar de voorstellen, initiatieven, aanbevelingen, verzoeken of adviezen waarin de Verdragen voorzien.
Indien bij het Europees Parlement en de Raad een ontwerp van wetgevingshandeling is ingediend, stellen zij geen handelingen vast waarin de op het betrokken gebied toepasselijke wetgevingsprocedure niet voorziet. ’
242)
Artikel 254 wordt vervangen door:
Artikel 254
1
Wetgevingshandelingen die volgens de gewone wetgevingsprocedure zijn vastgesteld, worden door de voorzitter van het Europees Parlement en door de voorzitter van de Raad ondertekend.
De volgens een bijzondere wetgevingsprocedure vastgestelde wetgevingshandelingen worden ondertekend door de voorzitter van de instelling waardoor zij zijn vastgesteld.
De wetgevingshandelingen worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij treden in werking op de datum die zij daartoe bepalen of, bij gebreke daarvan, op de twintigste dag volgende op die van hun bekendmaking.
2
Niet-wetgevingshandelingen, vastgesteld in de vorm van verordeningen, richtlijnen en besluiten, worden, wanneer deze geen adressaat aangeven, ondertekend door de voorzitter van de instelling waardoor zij zijn vastgesteld.
De verordeningen, de richtlijnen die tot alle lidstaten gericht zijn, evenals de besluiten, wanneer deze geen adressaat aangeven, worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij treden in werking op de datum die zij daartoe bepalen of, bij gebreke daarvan, op de twintigste dag volgende op die van hun bekendmaking.
Van de overige richtlijnen en van de besluiten die de adressaten vermelden, wordt kennis gegeven aan hen tot wie zij zijn gericht; zij worden door deze kennisgeving van kracht. ’
243)
Onderstaand nieuw artikel 254 bis wordt ingevoegd:
Artikel 254 bis
1
Bij de vervulling van hun taken steunen de instellingen, organen en instanties van de Unie op een open, doeltreffend en onafhankelijk Europees ambtenarenapparaat.
2
Met inachtneming van het statuut en de regeling vastgesteld op grond van artikel 283 stellen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure bij verordeningen de bepalingen daartoe vast. ’
244)
Artikel 255 wordt artikel 16 A. Het wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 28).
245)
In artikel 256, eerste alinea, wordt ‘De beschikkingen van de Raad of van de Commissie welke’ vervangen door ‘De besluiten van de Raad, de Commissie of de Europese Centrale Bank welke…’
Adviesorganen
246)
Er worden een nieuw hoofdstuk 3 en een artikel 256 bis ingevoegd, en de hoofdstukken 3 en 4 worden respectievelijk eerste en tweede afdeling en hoofdstuk 5 wordt hoofdstuk 4.
Hoofdstuk 3. De Adviesorganen van de Europese Unie
Artikel 256 bis
1
Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie worden bijgestaan door een Economisch en Sociaal Comité en een Comité van de Regio's, die een adviserende taak hebben.
2
Het Economisch en Sociaal Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de organisaties van werkgevers, werknemers en andere vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, met name sociaal-economische en culturele organisaties en burger- en beroepsorganisaties.
3
Het Comité van de Regio's bestaat uit vertegenwoordigers van de regionale en lokale gemeenschappen die in een regionaal of lokaal lichaam gekozen zijn of politiek verantwoording verschuldigd zijn aan een gekozen vergadering.
4
De leden van het Economisch en Sociaal Comité en van het Comité van de Regio's zijn niet gebonden door enig imperatief mandaat. Zij oefenen hun ambt volkomen onafhankelijk uit in het algemeen belang van de Unie.
5
De in de leden 2 en 3 bedoelde regels betreffende de aard van de samenstelling van die comités worden door de Raad op gezette tijden getoetst aan de economische, sociale en demografische evolutie in de Unie. De Raad stelt daartoe op voorstel van de Commissie besluiten vast. ’
Economisch en sociaal comité
247)
De artikelen 257 en 261 worden geschrapt.
248)
In artikel 258 worden de tweede en derde alinea vervangen door onderstaande alinea:
‛ De Raad stelt op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen een besluit vast waarbij de samenstelling van het Comité wordt bepaald. ’
249)
Artikel 259 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 1 wordt de eerste zin wordt vervangen door: ‘De leden van het Comité worden voor vijf jaar benoemd.’:
- b.
lid 2 wordt vervangen door:
2
De Raad besluit na raadpleging van de Commissie. Hij kan de mening vragen van de Europese organisaties die representatief zijn voor de verschillende economische en sociale sectoren, en van het maatschappelijk middenveld, welke betrokken zijn bij de activiteit van de Unie. ’
250)
In artikel 260, eerste alinea, wordt ‘twee jaar’ vervangen door ‘tweeënhalf jaar’ en in de derde alinea wordt na ‘verzoek’ toegevoegd ‘van het Europees Parlement,’.
251)
Artikel 262 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in de eerste, tweede en derde alinea wordt vóór de Raad het Europees Parlement genoemd;
- b.
in de eerste alinea wordt ‘moet… worden geraadpleegd’ vervangen door ‘wordt…. geraadpleegd’;
- c.
in de derde alinea wordt ‘en het advies van de gespecialiseerde afdeling’ geschrapt;
- d.
de vierde alinea wordt geschrapt.
Comité van de regio's
252)
Artikel 263 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
de eerste alinea wordt geschrapt;
- b.
de derde alinea, thans de tweede alinea, wordt vervangen door de onderstaande tekst:
‛ De Raad stelt op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen een besluit vast waarbij de samenstelling van het Comité wordt bepaald. ’
- c.
in de eerste zin van de vierde alinea, thans de derde alinea, wordt ‘op voordracht van de onderscheiden lidstaten’ geschrapt en wordt ‘vier’ vervangen door ‘vijf’; in de vierde zin worden de woorden ‘de eerste alinea’ vervangen door ‘artikel 256 bis, lid 3,’;
- d.
de laatste alinea wordt geschrapt.
253)
In artikel 264, eerste alinea, wordt ‘twee jaar’ vervangen door ‘tweeënhalf jaar’ en in de derde alinea wordt ‘van het Europees Parlement,’ toegevoegd na ‘verzoek’.
254)
Artikel 265 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in de eerste, tweede, derde en laatste alinea wordt vóór de vermelding van de Raad een vermelding van het Europees Parlement ingevoegd.
- b.
in de eerste alinea wordt het woord ‘beide’ geschrapt;
- c.
de vierde alinea wordt geschrapt;
Europese investeringsbank
255)
In artikel 266, derde alinea, wordt ‘op verzoek van de Commissie’ vervangen door ‘op voorstel van de Commissie’, wordt na ‘statuten’ toegevoegd ‘volgens een bijzondere wetgevingsprocedure’ en worden de woorden ‘de artikelen 4, 11 en 12 en artikel 18, lid 5, van’ geschrapt.
256)
In artikel 267, onder b, wordt ‘voortvloeiende uit’ vervangen door ‘teweeggebracht door’ en wordt ‘geleidelijke instelling’ vervangen door ‘instelling of de werking’.
Financiële bepalingen
257)
Artikel 268 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in de eerste alinea wordt ‘, met inbegrip van die welke betrekking hebben op het Europees Sociaal Fonds,’ geschrapt en de drie alinea's worden lid 1;
- b.
de tweede alinea wordt vervangen door:
De jaarlijkse begroting van de Unie wordt door het Europees Parlement en de Raad vastgesteld volgens artikel 272. ’
- c.
de volgende nieuwe leden 2 tot en met 6 worden ingevoegd:
2
De op de begroting opgevoerde uitgaven worden toegestaan voor de duur van het begrotingsjaar, in overeenstemming met de in artikel 279 bedoelde verordening.
3
Op de begroting opgevoerde uitgaven kunnen niet worden uitgevoerd dan nadat een juridisch bindende handeling van de Unie is vastgesteld die een rechtsgrond geeft aan haar optreden en aan de uitvoering van de overeenkomstige uitgave, in overeenstemming met het in artikel 279 bedoelde reglement, behoudens de daarin bepaalde uitzonderingen.
4
Teneinde de begrotingsdiscipline zeker te stellen, stelt de Unie geen handelingen vast die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor de begroting, zonder de verzekering te geven dat de uitgaven die uit die handelingen voortvloeien, gefinancierd kunnen worden binnen de grenzen van de eigen middelen van de Unie en met inachtneming van het in artikel 270 bis bedoelde meerjarig financieel kader.
5
De begroting wordt uitgevoerd volgens het beginsel van goed financieel beheer. De lidstaten en de Unie dragen er samen zorg voor dat de op de begroting opgevoerde kredieten volgens dit beginsel worden gebruikt.
6
De Unie en de lidstaten bestrijden overeenkomstig artikel 280 fraude en alle andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. ’
De eigen middelen van de Unie
258)
Vóór artikel 269 wordt een hoofdstuk 1, ‘De eigen middelen van de Unie’, ingevoegd.
259)
Artikel 269 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
een nieuwe eerste alinea wordt ingevoegd:
‛ De Unie voorziet zich van de middelen die nodig zijn om haar doelstellingen te verwezenlijken en aan haar beleid uitvoering te geven. ’
- b.
de laatste alinea wordt vervangen door onderstaande twee alinea's:
De Raad stelt, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure en na raadpleging van het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen een besluit vast houdende de bepalingen die van toepassing zijn op het stelsel van eigen middelen van de Unie. In dit kader kunnen nieuwe categorieën van eigen middelen worden vastgesteld, dan wel bestaande categorieën worden ingetrokken. Dit besluit treedt pas in werking na door de lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen te zijn goedgekeurd.
De Raad stelt volgens een bijzondere wetgevingsprocedure bij verordeningen de uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Unie vast voor zover het krachtens de derde alinea vastgestelde besluit daarin voorziet. De Raad besluit na goedkeuring door het Europees Parlement. ’
260)
Artikel 270 wordt ingetrokken.
Meerjarig financieel kader
261)
Een nieuw hoofdstuk 2 en een nieuw artikel 270 bis worden ingevoegd:
Hoofdstuk 2. Meerjarig financieel kader
Artikel 270 bis
1
Het meerjarig financieel kader beoogt een ordelijke ontwikkeling van de uitgaven van de Unie te waarborgen binnen de grenzen van haar eigen middelen.
Het meerjarig financieel kader wordt vastgesteld voor een periode van ten minste vijf jaar.
In de jaarlijkse begroting van de Unie wordt het meerjarig financieel kader in acht genomen.
2
De Raad stelt volgens een bijzondere wetgevingsprocedure een verordening tot bepaling van het meerjarig financieel kader vast. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement, dat zich uitspreekt bij meerderheid van zijn leden.
De Europese Raad kan met eenparigheid van stemmen een besluit vaststellen op grond waarvan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen kan besluiten bij de vaststelling van de in de eerste alinea bedoelde verordening.
3
In het financieel kader worden de jaarlijkse maximumbedragen aan kredieten voor vastleggingen per uitgavencategorie vastgesteld, alsmede het jaarlijkse maximumbedrag van de kredieten voor betalingen. De uitgavencategorieën, die beperkt in aantal zijn, corresponderen met de grote beleidsdomeinen van de Unie.
Het financieel kader omvat alle andere bepalingen die dienstig zijn voor het goede verloop van de jaarlijkse begrotingsprocedure.
4
Indien de verordening van de Raad tot bepaling van een nieuw financieel kader nog niet is vastgesteld wanneer het voorgaand financieel kader verstrijkt, blijven de maximumbedragen en de overige bepalingen betreffende het laatste jaar van het voorgaand financieel kader van toepassing totdat deze handeling vastgesteld.
5
Tijdens de gehele procedure die leidt tot vaststelling van het financieel kader, nemen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie alle maatregelen die nodig zijn om de vaststelling te vergemakkelijken. ’
De jaarlijkse begroting van de Unie
262)
Na artikel 270 bis wordt een hoofdstuk 3, ‘De jaarlijkse begroting van de Unie’, ingevoegd.
263)
Er wordt een artikel 270 ter ingevoegd, met de tekst van artikel 272, lid 1.
264)
Artikel 271 wordt het nieuwe artikel 273 bis en wordt gewijzigd zoals aangegeven onder punt 267).
265)
Artikel 272, lid 1, wordt artikel 270 ter en artikel 272, leden 2 tot en met 10 worden vervangen door:
Artikel 272
De jaarlijkse begroting van de Unie wordt door het Europees Parlement en de Raad volgens een bijzondere wetgevingsprocedure vastgesteld overeenkomstig de volgende bepalingen:
- 1.
Iedere instelling, met uitzondering van de Europese Centrale Bank, maakt voor 1 juli een raming op van haar uitgaven voor het volgende begrotingsjaar. De Commissie voegt die ramingen samen in een ontwerpbegroting, die afwijkende ramingen mag inhouden.
Dit ontwerp omvat een raming van de uitgaven en een raming van de ontvangsten.
- 2.
De Commissie dient uiterlijk op 1 september van het jaar dat voorafgaat aan het betrokken begrotingsjaar bij het Europees Parlement en bij de Raad een voorstel in dat de ontwerpbegroting bevat.
De Commissie kan de ontwerpbegroting in de loop van de procedure wijzigen totdat het in punt 5 bedoelde bemiddelingscomité bijeen wordt geroepen.
- 3.
De Raad stelt zijn standpunt over de ontwerpbegroting vast en deelt dit standpunt uiterlijk op 1 oktober van het jaar dat voorafgaat aan het betrokken begrotingsjaar aan het Europees Parlement mee. De Raad stelt het Europees Parlement ten volle in kennis van de redenen die hem hebben geleid tot het vaststellen van zijn standpunt.
- 4.
Indien het Europees Parlement binnen een termijn van tweeënveertig dagen na deze mededeling:
- a.
het standpunt van de Raad goedkeurt, is de begroting vastgesteld;
- b.
geen besluit heeft genomen, wordt de begroting geacht te zijn vastgesteld;
- c.
met een meerderheid van zijn leden amendementen aanneemt, wordt het aldus geamendeerde ontwerp toegezonden aan de Raad en aan de Commissie. De voorzitter van het Europees Parlement roept in overleg met de voorzitter van de Raad onverwijld het bemiddelingscomité bijeen. Het bemiddelingscomité komt evenwel niet bijeen indien de Raad het Europees Parlement binnen een termijn van tien dagen na de toezending van het ontwerp meedeelt dat hij alle amendementen van het Parlement aanvaardt.
- 5.
Het bemiddelingscomité bestaat uit de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en een gelijk aantal leden die het Europees Parlement vertegenwoordigen en heeft tot taak om, op basis van de standpunten van het Europees Parlement en van de Raad, binnen een termijn van eenentwintig dagen nadat het is bijeengeroepen, met een gekwalificeerde meerderheid van de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en met een meerderheid van de leden die het Europees Parlement vertegenwoordigen, overeenstemming te bereiken over een gemeenschappelijk ontwerp.
De Commissie neemt deel aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité en neemt alle initiatieven die nodig zijn om de standpunten van het Europees Parlement en de Raad nader tot elkaar te brengen.
- 6.
Indien het bemiddelingscomité binnen de in punt 5 bedoelde termijn van eenentwintig dagen overeenstemming bereikt over een gemeenschappelijk ontwerp, beschikken het Europees Parlement en de Raad over een termijn van veertien dagen, te rekenen vanaf de datum van deze overeenstemming, om het gemeenschappelijk ontwerp goed te keuren.
- 7.
Indien, binnen de in lid 6 genoemde termijn van veertien dagen:
- a.
zowel het Europees Parlement als de Raad het gemeenschappelijk ontwerp goedkeurt of geen besluit neemt, of één van deze instellingen het gemeenschappelijk ontwerp goedkeurt terwijl de andere geen besluit neemt, wordt de begroting geacht definitief te zijn vastgesteld overeenkomstig het gemeenschappelijk ontwerp, of
- b.
zowel het Europees Parlement met een meerderheid van zijn leden, als de Raad het gemeenschappelijk ontwerp afwijst, of indien één van deze instellingen het gemeenschappelijk ontwerp afwijst en de andere geen besluit neemt, wordt door de Commissie een nieuwe ontwerp-begroting ingediend, of
- c.
het Europees Parlement met een meerderheid van zijn leden het gemeenschappelijk ontwerp afwijst terwijl de Raad het goedkeurt, wordt door de Commissie een nieuwe ontwerpbegroting ingediend, of
- d.
het Europees Parlement het gemeenschappelijk ontwerp goedkeurt, terwijl de Raad het afwijst, kan het Europees Parlement binnen veertien dagen na de afwijzing door de Raad met een meerderheid van zijn leden en van drie vijfde van het aantal uitgebrachte stemmen besluiten alle of een aantal van de in punt 4, onder c, bedoelde amendementen te bevestigen. Indien een amendement van het Europees Parlement niet wordt bevestigd, wordt het in het bemiddelingscomité overeengekomen standpunt ten aanzien van de begrotingsonderdelen waarop het amendement betrekking heeft, ingenomen. De begroting wordt geacht definitief te zijn vastgesteld op deze basis.
- 8.
Indien het bemiddelingscomité niet binnen de in lid 5 genoemde termijn van eenentwintig dagen overeenstemming bereikt over een gemeenschappelijk ontwerp, wordt door de Commissie een nieuwe ontwerpbegroting ingediend.
- 9.
Wanneer de in dit artikel omschreven procedure is afgesloten, constateert de voorzitter van het Europees Parlement dat de begroting definitief is vastgesteld.
- 10.
Iedere instelling oefent de haar bij dit artikel toegekende bevoegdheden uit met inachtneming van de Verdragen en van de krachtens deze Verdragen vastgestelde handelingen, in het bijzonder die welke betrekking hebben op de eigen middelen van de Unie en op het evenwicht tussen ontvangsten en uitgaven. ’
266)
Artikel 273 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in de eerste alinea wordt ‘is aangenomen’ vervangen door ‘definitief is vastgesteld’, ‘of per andere afdeling’ wordt geschrapt en ‘zonder dat zij een twaalfde der bij de begroting van het vorige begrotingsjaar geopende kredieten mogen overschrijden en zonder dat deze maatregel tot gevolg mag hebben, dat de Commissie meer dan een twaalfde van de kredieten van de in voorbereiding zijnde ontwerp-begroting ter beschikking krijgt.’ wordt vervangen door ‘met een maximum van een twaalfde van de in hetzelfde hoofdstuk van de begroting van het vorige begrotingsjaar geopende kredieten, en zonder meer dan een twaalfde te mogen bedragen van de in hetzelfde hoofdstuk van de ontwerpbegroting opgenomen kredieten.’
- b.
in de tweede alinea wordt na ‘De Raad kan’ toegevoegd ‘op voorstel van de Commissie’ en aan de alinea wordt toegevoegd: ‘…overeenkomstig het ter uitvoering van artikel 279 vastgestelde reglement. De Raad zendt dit besluit onverwijld aan het Europees Parlement.’
- c.
de derde alinea wordt geschrapt;
- d.
De laatste alinea wordt vervangen door:
Het in de tweede alinea bedoelde besluit voorziet in de beschikbaarstelling van de nodige middelen voor de toepassing van dit artikel, met inachtneming van de in artikel 269 bedoelde handelingen.
Het besluit wordt van kracht op de dertigste dag volgende op de vaststelling ervan indien het Europees Parlement binnen die termijn niet bij meerderheid van zijn leden besluit die uitgaven te verminderen. ’
267)
Er wordt een artikel 273 bis ingevoegd, met de tekst van artikel 271; het wordt als volgt gewijzigd:
- a.
de eerste alinea wordt geschrapt;
- b.
in de derde alinea, thans de tweede alinea, wordt ‘voor zover nodig’ geschrapt.
- c.
in de laatste alinea wordt ‘van de Raad, van de Commissie en van het Hof van Justitie’ vervangen door ‘van de Europese Raad en van de Raad, van de Commissie, evenals van het Hof van Justitie van de Europese Unie’.
Uitvoering van de begroting en kwijtingverlening
268)
Een hoofdstuk 4, ‘Uitvoering van de begroting en kwijtingverlening’, wordt ingevoegd vóór artikel 274, dat als volgt wordt gewijzigd:
- a.
in de eerste alinea wordt ‘De Commissie voert de begroting’ vervangen door ‘De Commissie voert de begroting in samenwerking met de lidstaten’;
- b.
de tweede alinea wordt vervangen door:
‛ Bij het reglement worden de met de uitvoering van de begroting verbandhoudende controle- en auditverplichtingen van de lidstaten en de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheden vastgesteld. Het reglement voorziet ook in de wijze waarop en de mate waarin iedere instelling haar eigen uitgaven doet. ’
269)
In artikel 275, wordt ‘aan de Raad en aan het Europees Parlement’ vervangen door ‘aan het Europees Parlement en aan de Raad’. De onderstaande tweede alinea wordt toegevoegd:
‛ De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad ook een evaluatieverslag over de financiën van de Unie in, waarin de bereikte resultaten met name worden getoetst aan de door het Europees Parlement en de Raad krachtens artikel 276 verstrekte aanwijzingen. ’
270)
In artikel 276, lid 1, wordt ‘de rekeningen en de financiële balans genoemd in artikel 275,’ vervangen door ‘de rekeningen, de financiële balans en het evaluatieverslag genoemd in artikel 275,’
Gemeenschappelijke financiële bepalingen
271)
Vóór artikel 277 wordt een hoofdstuk 5, ‘Gemeenschappelijke bepalingen’, ingevoegd.
272)
Artikel 277 wordt vervangen door:
Artikel 277
Het meerjarig financieel kader en de jaarlijkse begroting luiden in euro. ’
273)
Artikel 279 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
lid 1 wordt vervangen door:
1
Het Europees Parlement en de Raad stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging van de Rekenkamer bij verordeningen:
- a.
de financiële regels vast, met name betreffende de wijze waarop de begroting wordt opgesteld en uitgevoerd, alsmede de wijze waarop rekening en verantwoording wordt gedaan en de rekeningen worden nagezien;
- b.
de regels vast betreffende de controle van de verantwoordelijkheid van de financiële actoren, met name van ordonnateurs en rekenplichtigen. ’
- b.
in lid 2 worden ‘met eenparigheid van stemmen’ en ‘advies’ geschrapt.
274)
De nieuwe artikelen 279 bis en 279 ter worden ingevoegd:
Artikel 279 bis
Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie zien erop toe dat de Unie beschikt over de financiële middelen waarmee de Unie haar juridische verplichtingen jegens derden kan voldoen.
Artikel 279 ter
In het kader van de in deze titel bedoelde begrotingsprocedures roept de Commissie regelmatig de voorzitters van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie bijeen. De voorzitters nemen alle maatregelen die nodig zijn om het overleg te bevorderen en de standpunten van hun respectieve instellingen dichter bij elkaar te brengen, om de uitvoering van deze titel te vergemakkelijken. ’
Fraudebestrijding
275)
Vóór artikel 280 wordt een hoofdstuk 6, ‘Fraudebestrijding’, ingevoegd.
276)
Artikel 280 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
in lid 1 wordt na ‘de lidstaten’ ingevoegd: ‘, alsmede in de instellingen, organen en instanties van de Unie,’
- b.
in lid 4 wordt na ‘in de lidstaten’ ingevoegd ‘alsmede in de instellingen, de organen en de instanties van de Unie’ en de laatste zin wordt geschrapt.
Nauwere samenwerking
277)
Na artikel 280 wordt een titel III, ‘Nauwere samenwerking’, ingevoegd.
278)
De volgende artikelen 280 A tot en met 280 I worden ingevoegd die, samen met artikel 10 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de artikelen 27 A tot en met 27 E, 40 tot en met 40 B van het huidige Verdrag betreffende de Europese Unie en de artikelen 11 tot en met 11 A van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vervangen:
Artikel 280 A
Bij nauwere samenwerking worden de Verdragen en het recht van de Unie geëerbiedigd.
Nauwere samenwerking mag geen afbreuk doen aan de interne markt, noch aan de economische, sociale en territoriale samenhang. Zij mag geen belemmering of discriminatie in de handel tussen de lidstaten vormen, en zij mag de mededinging tussen de lidstaten niet verstoren.
Artikel 280 B
Bij nauwere samenwerking worden de bevoegdheden, rechten en verplichtingen van de niet-deelnemende lidstaten geëerbiedigd. De niet-deelnemende lidstaten belemmeren niet de uitvoering ervan door de deelnemende lidstaten.
Artikel 280 C
1
Nauwere samenwerking staat open voor alle lidstaten op het moment waarop zij wordt aangegaan, mits de deelnemingsvoorwaarden worden nageleefd die eventueel zijn vastgesteld bij het besluit waarbij toestemming wordt verleend. Deelneming op een later tijdstip blijft steeds mogelijk, mits, naast de genoemde voorwaarden, de in dit kader reeds vastgestelde handelingen worden nageleefd.
De Commissie en de aan een nauwere samenwerking deelnemende lidstaten, zien erop toe dat de deelneming van zoveel mogelijk lidstaten wordt bevorderd.
2
De Commissie en in voorkomend geval de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid stellen het Europees Parlement en de Raad regelmatig op de hoogte van het verloop van de nauwere samenwerking.
Artikel 280 D
1
De lidstaten die onderling een nauwere samenwerking wensen aan te gaan op een van de gebieden die onder de Verdragen vallen, met uitzondering van de gebieden van exclusieve bevoegdheid en het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, richten een verzoek tot de Commissie, met opgave van het toepassingsgebied en de met de voorgenomen nauwere samenwerking nagestreefde doelstellingen. De Commissie kan bij de Raad een voorstel in die zin indienen. Indien de Commissie geen voorstel indient, deelt zij de redenen daarvan mee aan de betrokken lidstaten.
De toestemming om een in de eerste alinea 1 bedoelde nauwere samenwerking aan te gaan, wordt verleend door de Raad, op voorstel van de Commissie en na goedkeuring door het Europees Parlement.
2
De lidstaten die onderling een nauwere samenwerking wensen aan te gaan in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, richten een verzoek tot de Raad. Het verzoek wordt doorgezonden aan de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, die advies uitbrengt over de samenhang van de voorgenomen nauwere samenwerking met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie, alsmede aan de Commissie, die advies uitbrengt over met name de samenhang van de voorgenomen nauwere samenwerking met het beleid van de Unie op andere gebieden. Het verzoek wordt ter informatie ook toegezonden aan het Europees Parlement.
De toestemming om een nauwere samenwerking aan te gaan, wordt verleend bij een besluit van de Raad, die met eenparigheid van stemmen besluit.
Artikel 280 E
Alle leden van de Raad kunnen deelnemen aan de beraadslagingen van de Raad, maar alleen de leden van de Raad die de aan een nauwere samenwerking deelnemende lidstaten vertegenwoordigen, nemen deel aan de stemming.
Eenparigheid van stemmen wordt alleen door de stemmen van de vertegenwoordigers van de deelnemende staten gevormd.
De gekwalificeerde meerderheid wordt bepaald overeenkomstig artikel 205, lid 3.
Artikel 280 F
1
Een lidstaat die wil deelnemen aan een bestaande nauwere samenwerking op een van de in artikel 280 D, lid 1 bedoelde gebieden, stelt de Raad en de Commissie van zijn voornemen in kennis.
Binnen vier maanden na ontvangst van de kennisgeving bevestigt de Commissie de deelneming van de betrokken lidstaat. Zij constateert, in voorkomend geval, dat aan de voorwaarden voor deelneming is voldaan en stelt de nodige overgangsmaatregelen vast voor de toepassing van de reeds in het kader van de nauwere samenwerking vastgestelde handelingen.
Is de Commissie evenwel van mening dat aan de voorwaarden voor deelneming niet is voldaan, dan geeft zij aanwijzingen omtrent de te nemen maatregelen opdat aan deze voorwaarden wel wordt voldaan, en stelt zij een termijn vast waarbinnen zij het verzoek opnieuw in overweging zal nemen. Bij het verstrijken van die termijn neemt zij het verzoek opnieuw in overweging overeenkomstig de in de tweede alinea omschreven procedure. Indien de Commissie van mening is dat aan de voorwaarden voor deelneming nog steeds niet is voldaan, kan de betrokken lidstaat de kwestie voorleggen aan de Raad, die zich uitspreekt over het verzoek. De Raad besluit overeenkomstig artikel 280 E. Hij kan ook, op voorstel van de Commissie, de in de tweede alinea bedoelde overgangsmaatregelen vaststellen.
2
Een lidstaat die wil deelnemen aan een bestaande nauwere samenwerking in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, stelt de Raad, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie van zijn voornemen in kennis.
De Raad bevestigt de deelneming van de betrokken lidstaat, na de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid te hebben geraadpleegd en na in voorkomend geval te hebben geconstateerd dat aan de voorwaarden voor deelneming is voldaan. De Raad kan op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid ook de nodige overgangsbepalingen vaststellen voor de toepassing van de handelingen die al zijn vastgesteld in het kader van de nauwere samenwerking. Is de Raad evenwel van mening dat aan de voorwaarden voor deelneming niet is voldaan, dan geeft hij aanwijzingen omtrent de te nemen maatregelen opdat aan deze voorwaarden wel wordt voldaan, en stelt hij een termijn vast waarbinnen hij het verzoek tot deelneming opnieuw in overweging zal nemen.
Voor de toepassing van dit lid besluit de Raad met eenparigheid van stemmen en overeenkomstig artikel 280 E.
Artikel 280 G
De uitgaven die voortvloeien uit de uitvoering van een nauwere samenwerking, met uitzondering van de administratieve kosten voor de instellingen, komen ten laste van de deelnemende lidstaten, tenzij de Raad, na raadpleging van het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen van al zijn leden anders besluit.
Artikel 280 H
1
Indien een bepaling van de Verdragen die in het kader van een nauwere samenwerking kan worden toegepast, bepaalt dat de Raad met eenparigheid van stemmen besluit, kan de Raad met eenparigheid van stemmen overeenkomstig het bepaalde in artikel 280 E, een besluit vaststellen waarin wordt bepaald dat hij met gekwalificeerde meerderheid van stemmen zal besluiten.
2
Indien een bepaling van de Verdragen die in het kader van een nauwere samenwerking kan worden toegepast, bepaalt dat de Raad handelingen volgens een bijzondere wetgevingsprocedure vaststelt, kan de Raad met eenparigheid van stemmen overeenkomstig het bepaalde in artikel 280 E, een besluit vaststellen waarin wordt bepaald dat hij volgens de gewone wetgevingsprocedure zal besluiten. De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement.
3
De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op besluiten die gevolgen hebben op militair of defensiegebied.
Artikel 280 I
De Raad en de Commissie zorgen voor de samenhang van ieder optreden in het kader van een nauwere samenwerking, zowel onderling als met het beleid van de Unie, en werken daartoe samen. ’
Algemene en slotbepalingen
279)
Het zesde deel wordt ‘Zevende Deel’.
280)
De artikelen 281, 293, 305 en 314 worden geschrapt. Artikel 286 wordt vervangen door artikel 16 B.
281)
Aan artikel 282 wordt de volgende zin toegevoegd: ‘De Unie wordt evenwel door elk van de instellingen vertegenwoordigd, uit hoofde van hun administratieve autonomie, voor de aangelegenheden die verband houden met hun respectieve werking.’
282)
In artikel 283 wordt ‘De Raad stelt gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging.’ vervangen door ‘Het Europees Parlement en de Raad stellen, volgens de gewone wetgevingsprocedure en na raadpleging …, bij verordeningen …’ en aan het eind wordt ‘personeelsleden van deze Gemeenschappen’ vervangen door ‘personeelsleden van de Unie’.
283)
In artikel 288 wordt de derde alinea vervangen door:
‛ In afwijking van de tweede alinea moet de Europese Centrale Bank overeenkomstig de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, de schade vergoeden die door haar zelf of door haar personeelsleden in de uitoefening van hun functies is veroorzaakt. ’
284)
In artikel 290 wordt na ‘stemmen’ ingevoegd ‘bij verordeningen’.
285)
In artikel 291 wordt ‘, en het Europees Monetair Instituut’ geschrapt.
286)
Artikel 294 wordt artikel 48 bis.
287)
Artikel 299 wordt als volgt gewijzigd:
- a.
lid 1 wordt geschrapt. De eerste alinea van lid 2 en de leden 3 tot en met 6 worden artikel 311 bis; zij worden gewijzigd zoals aangegeven onder punt 293).
Lid 2 blijft ongenummerd;
- b.
in de eerste alinea wordt ‘evenwel’ geschrapt en wordt ‘de Franse overzeese departementen’ vervangen door ‘Guadeloupe, Frans Guyana, Martinique, Réunion, Saint Barthélemy en Saint Martin’; aan de alinea wordt toegevoegd: ‘Wanneer de betrokken specifieke maatregelen volgens een bijzondere wetgevingsprocedure door de Raad worden vastgesteld, besluit hij eveneens op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement.’;
- c.
in de tweede alinea wordt ‘Bij de aanneming van de in de tweede alinea bedoelde maatregelen houdt de Raad rekening met zaken als’ vervangen door ‘De in de eerste alinea bedoelde maatregelen hebben met name betrekking op’.
- d.
in de derde alinea wordt de verwijzing naar de tweede alinea vervangen door een verwijzing naar de eerste alinea.
288)
De artikelen 300 en 301 worden vervangen door respectievelijk de artikelen 188 N en 188 K en de artikelen 302 tot en met 304 worden vervangen door artikel 188 P.
289)
Artikel 308 wordt vervangen door:
Artikel 308
1
Indien een optreden van de Unie in het kader van de beleidsgebieden van de Verdragen nodig blijkt om een van de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken zonder dat deze Verdragen in de daartoe vereiste bevoegdheden voorzien, stelt de Raad, op voorstel van de Commissie en na goedkeuring door het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen passende bepalingen vast. Wanneer de bepalingen door de Raad volgens een bijzondere wetgevingsprocedure worden vastgesteld, besluit hij eveneens met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na goedkeuring van het Europees Parlement.
2
In het kader van de in artikel 3 ter, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde procedure voor toetsing aan het subsidiariteitsbeginsel vestigt de Commissie de aandacht van de nationale parlementen op de voorstellen die op het onderhavige artikel worden gebaseerd.
3
De op het onderhavige artikel gebaseerde maatregelen mogen in gevallen waarin de Verdragen zulks uitsluiten geen harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inhouden.
4
Dit artikel kan niet als basis dienen voor het verwezenlijken van doelstellingen die tot het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid behoren en elke overeenkomstig het huidige artikel vastgestelde handeling eerbiedigt de in artikel 25 ter, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie gestelde beperkingen. ’
290)
Onderstaand nieuw artikel 308 bis wordt ingelast:
Artikel 308 bis
Artikel 48, lid 7, van het Verdrag betreffende de Europese Unie is niet van toepassing op onderstaande artikelen:
- —
artikel 269, derde en vierde alinea,
- —
artikel 270 bis, lid 2, eerste alinea
- —
artikel 308, en
- —
artikel 309. ’
291)
Artikel 309 wordt vervangen door:
Artikel 309
Voor de toepassing van artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie in verband met de schorsing van bepaalde rechten die voortvloeien uit het lidmaatschap van de Unie, neemt het lid van de Europese Raad of van de Raad dat de betrokken lidstaat vertegenwoordigt, niet deel aan de stemming, en de betrokken lidstaat wordt niet in aanmerking genomen bij de berekening van het in de leden 1 en 2 van dat artikel voorgeschreven derde of vier vijfde deel van de lidstaten. Onthouding van stemming door aanwezige of vertegenwoordigde leden vormt geen beletsel voor het vaststellen van de in lid 2 van dat artikel bedoelde besluiten.
Voor de vaststelling van de in artikel 7, leden 3 en 4 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde besluiten, wordt de gekwalificeerde meerderheid bepaald overeenkomstig artikel 205, lid 3, onder b, van dit Verdrag.
Indien de Raad, ten vervolge op een overeenkomstig artikel 7, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgesteld besluit tot schorsing van de stemrechten, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit op basis van een van de bepalingen van de Verdragen, wordt de gekwalificeerde meerderheid van stemmen gedefinieerd overeenkomstig artikel 205, lid 3, onder b, van dit Verdrag, en indien de Raad besluit op voorstel van de Commissie of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, wordt de gekwalificeerde meerderheid gedefinieerd overeenkomstig artikel 205, lid 3, onder a.
Voor de toepassing van artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie besluit het Europees Parlement met een meerderheid van twee derde der uitgebrachte stemmen welke tevens de meerderheid van zijn leden vertegenwoordigt. ’
292)
Artikel 310 wordt artikel 188 M.
293)
Artikel 311 wordt geschrapt. Een artikel 311 bis wordt ingevoegd, met de tekst van lid 2, eerste alinea, en de leden 3 tot en met 6 van artikel 299; deze tekst wordt als volgt gewijzigd:
- a.
lid 2, eerste alinea, en de leden 3 tot en met 6 worden 1 tot en met 5 en het artikel begint met onderstaande nieuwe inleidende zin:
Naast de bepalingen van artikel 49C van het Verdrag betreffende de Europese Unie over het territoriale toepassingsgebied van de Verdragen, gelden onderstaande bepalingen: ’
- b.
in de eerste alinea van lid 2, hernummerd tot 1, wordt ‘op de Franse overzeese departementen’ vervangen door ‘op Guadeloupe, Frans Guyana, Martinique, Réunion, Saint Barthélemy en Saint Martin’ en aan de alinea wordt toegevoegd ‘, overeenkomstig artikel 299’;
- c.
in lid 3, hernummerd tot 2, vervalt ‘aan dit Verdrag’, evenals ‘van dit Verdrag’;
- d.
in lid 6, hernummerd tot 5, wordt de inleidende zin ‘In afwijking van de voorgaande leden:’ vervangen door ‘In afwijking van artikel 49C van het Verdrag betreffende de Europese Unie en de leden 1 tot en met 4 van dit artikel:’
- e.
aan het einde van het artikel wordt onderstaand nieuw lid toegevoegd:
6
De Europese Raad kan op initiatief van de betrokken lidstaat een besluit vaststellen tot wijziging van de status ten aanzien van de Unie van een Deens, Frans of Nederlands land of gebied als bedoeld in de leden 1 en 2. De Europese Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van de Commissie. ’
294)
De titel ‘Slotbepalingen’ voor artikel 313 wordt geschrapt.
295)
Een artikel 313 bis wordt ingevoegd:
Artikel 313 bis
De bepalingen van artikel 53 van het Verdrag betreffende de Europese Unie gelden voor dit Verdrag. ’